Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER
Weekblad voor Nederland
Onder hoofdredactie van A. C. Josephus Jitta
Redacteuren: L. J. Jordaan, F. G. Scheltema en M. Kann. Secretaris der redactie: G. F. v. Dam
Keizersgracht 355, Amsterdam C. - Telefoon 37964 - Postgiro 72880 * Gem. Giro G. 1000
Opgericht in 1877
No. 2884
Zaterdag 10 September 1932
En de ontwapenings
conferentie ?
door Dr. M. van Blankenstein
Ontwakend" Duitschland Niets
tegen te doen Den man komt
zijn speelgoed toe
De ontwapeningsconferentie slaapt tijdelijk,
?maar heeft daarbij onrustige droomen. Het zijn
«de Duitschers die ervoor zorgen, dat wij haar niet
-rgeheel en al vergeten. Daarvoor was anders de
.gelegenheid meer dan schoon. Ben vorm van
ontTVapening, die op de genoemde conferentie niet in
behandeling kan komen, was thans veel
spoed?eischender geworden: de ontmanteling van de.econo
mische citadellen, die de meeste landen thans vor
men, van hun verstikkende omwalling met tarief
muren. De wereld wacht weer met hetzelfde onge
duld, waarmede zij eens de ontwapeningsconferentie
"tegemoet zag, op de oeconomische wereldconferentie.
De behoefte aan die conferentie en aan de resul
taten, die men er zooal niet van verwacht dan
toch in ieder geval van hoopt, is nog veel nijpender
?dan die aan de resultaten van de ontwapenings
conferentie ooit is geweest.
Ieder politiek vraagstuk, hoe belangrijk ook,
/treedt op den achtergrond tegenover het haken
naar een internationale samenwerking tot bestrij
ding van de oeconomische depressie. De toestand,
?die dit teweeg heeft gebracht, moge in alle opzich
ten rampzalig zijn, voor de regeeringen die de
ontwapeningsconferentie slapende houden heeft
-hij in ieder geval dit voordeel: dat men over het
vraagstuk der ontwapening minder denkt en spreekt.
De militaire deskundigen der groote mogend
heden, die tot nog toe van de ontwapeningsconfe
rentie een aanfluiting hebben gemaakt, zouden alle
reden hebben zich te verheugen over dezen loop
der dingen, die een bondgenoot is waarop zij nooit
hebben durven hopen, als de Duitschers er niet
waren. Deze vestigen nu de aandacht nog eens op
het jammerlijk gedoe, door hun eigen, vrijmoedig
militarisme. Duitschland is nu eenmaal het land
van denkers en dichters", waar men zelfs den
bittersten nood in politieke beginselen en theoriën
?en twisten verwerkt. Honger en wanhoop stijgen
-daar, als alcohol prikkelend, naar de hersens,
wekken er diepzinnig verdraaide gedachten en
stroomen dan in den vorm van overspannen leer
stellingen langs den weg van de spreekorganen
weer naar buiten.
Wie dit proces kent schudt meewarig, wie het
niet kent schudt verwonderd en verontwaardigd
liet hoofd. Fantasieën, door ellende gevoed, fan
tasieën van haat en van messiaansche verwachting
tegelijkertijd, drijven over het land, benevelen
breinen die rechtstreeks, bij afwezigheid van ellende,
niet konden worden aangetast, worden door an
deren weer als een pikante afwisseling begroet;
.hier en daar in het buitenland zelfs, waar wellicht
?de beneveling van nature reeds bestond, worden
zij nagebootst. Maar hoe het zij, er is een bizar
verband tusschen den heerschenden nood in
Duitschland en de merkwaardige neiging tot strijd
met de medeburgers en desnoods ook met anderen.
Al deze verschijnselen bij elkaar noemt men het
ontwaken van de nationale moraal. Het klinkt
paradoxaal als men alles hetgeen wij vernemen en
opmerken, moraal, nogal liefst christelijke moraal
hoort noemen. Want wrok, haat, vooroordeel,
strijd en zelfs misdaad zijn er kenmerken van.
Maar ten slotte wordt heel wat van dit poespas
geestelijk verwerkt en wekt het gevoelens van
opofferingsgezindheid, van streven naar natio
nale verheffing die, op gezonderen bodem gekweekt
en in dienst van gezonder doeleinden gesteld,
opbouwende krachten zouden kunnen zijn.
Nu is er nationalistische opleving veeleer dan
nationale opleving. De begrijpelijke gevoelens van
vijandschap na een vrede, zooals Duitschland te
Versailles is opgelegd, zijn tot diep in het abnor
male geprikkeld.
En in die stemming eischt Duitschland een leger.
De ontwapeningsconferentie zelf bood er de
gelegenheid toe. Men had Duitschland een voor
waardelijke belofte gedaan het in de ontwapening
na te volgen. Nu zou men de gedeeltelijke vervulling
van die belofte probeercn. Men weet hoe het
totnogtoe gegaan is. Met ongeduld had Duitsch
land de conferentie afgewacht, met nog grooter
ongeduld haar resultaten. Heeft het werkelijk op
positieve resultaten gehoopt? Vermoedelijk niet
het Duitschland dat thans regeert en het andere
Duitschland dat thans onstuimig de macht
opeischt. Want juist in deze dagen, op de bijeenkomst
van den Stahlhelm, hebben wij vernomen bij
betoogingen, waaraan alle hoofdpersonen der
rëgeering tot betoon van instemming deelnamen,
dat de militaire geest het ideaal van Duitschland
blijft om zich zelf, om zijn eigenschappen. Men
heeft ons verteld, dat na de heerschappij der par
tijen, na het parlementarisme thans de
soldatengeest weer tot de macht is gekomen, en dat daar
mede Duitschland tot nieuwe schoonheid is her
boren. Wij hooren het zuiverste militarisme predi
ken, als moreele kracht, dat dit nieuwe Duitsch
land vooruit zal drijven.
Kan men dan werkelijk aan drang tot ontwa
pening gelooven?
Dit nieuwe Duitschland heeft het einde van de
conferentie en de in ieder geval maar zeer betrek
kelijke resultaten niet willen afwachten. Want
en dit moet als juist worden erkend het had
reeds den indruk gekregen dat de wapenen, die
voor Duitschland sedert 1919 verboden zijn, voor
anderen niet zullen worden afgeschaft. Nu eischt
Duitschland het recht op, zich diezelfde wapenen
aan te schaffen.
De mogendheden zijn ten deele in verlegenheid
gebracht. Er zijn er die heel wat voelen voor het
betoog der Duitschers; die terecht inzien dat het
nu eenmaal niet mogelijk is een groot en eer
zuchtig land in een toestand van minderwaardigheid
te houden, vergeleken met andere mogendheden.
Niet in het niet-bezitten van zekere wannen
schuilt de minderwaardigheid, maar in het verbod
die te bezitten. De Engelschen b.v. maken er geen
Inhoud:
1. Dr. M. van Blankenstein, En de ontwapenings
conferentie ?
2. C. J. P. Zaalberg, Welter, wat de klok slaat l
3. L. J. Jordaan, Opleving?
4. Melis Stoke, De derde postbestelling,
teekeningen Harmsen van Beek.
5. Barbarossa, In opstand". B. van Vlijmen,
Duitschland doft zijn wapens op.
6. A. E. v. d. Tol, Amsterdamsche tentoonstellingen.
7. Dr, P. van Olst, De kolenstofmotor.
9. L. J. Jordaan, Bioscopy.
10?11. Kovacs Lajos. De kunst van
harmonicaspelen.
12. Constant van Wessem, Muziek. Mr. E. Elias,
Nieuwe _uitgaven.
13. Mr. H. Scholte, Dramatische kroniek.
15. C. A. Klaasse, Joris van Papen en de Crisis
draak. Beursspiegel.
16. Jef Last, Urk, teekeningen door A. C. Willink.
17. Charivarius, Ruize-rijm.
18. A. Plasschaert, Schilderkunst.
19. Uit het kladschrift van Jantje Alida
Zevenboom, Croquante croquetjes.
20. Letterraadsel Charivaria.
Omslag: Spelproblemen.
Viooltjes
Voortref f el ijke
chocolade in den
vorm van viooltjes.
Een specialiteit.
RINGERS
Let op den naam r
geheim van dat zij heel wat te zeggen vinden voor
de klachten der Duitschers. En de Italianen zijn.
het er geheel mee eens.
Frankrijk is stellig niet geneigd om vrijwillig
aan het verlangen der Duitschers te gemoet te
komen. Maar de Fransche regeering had rekening
te houden met deze realiteit: ,,De zaken staan in
Duitschland nu zoo, dat de Duitschers hun zin
zullen doorzetten, om het even of wij al dan niet
onze toestemming geven. Het is altijd nog beter
de dingen niet in den vorm van een conflict hun
beslag te laten krijgen!"
Dat was de methode geweest die men ten opzichte
van de schadeloosstelling had toegepast. Men
wist dat Duitschland toch in geen geval meer zou
betalen. Dan was het beter van den nood een deugd
te maken, en zelf zooveel mogelijk stuur te houden
op de dingen, door dezen toestand in den vorm van
een overeenkomst te laten ontstaan.
Het geval van de wapening bleef echter bijzonder
moeilijk voor de Fransche regeering. Het wan
trouwen in Frankrijk tegen Duitschland zou
nieuwe prikkels krijgen. Hoe verstandig het ook
zijn mocht het onvermijdelijke niet nog erger te
maken door vruchteloos te trachten het te stuiten,
een Fransche regeering zou een dergelijk beleid
niet licht kunnen goedpraten tegenover het
Fransche volk. Daarom was de positie van Herriot
reeds onmiddellijk erg moeilijk geworden door de
overigens niet verrassende eischen van
Berlijn. Hij scheen echter van plan de zaak met
alle kalmte, en volstrekt niet slechts negatief, aan
te pakken.
(Slot op pag. 4}