De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 17 september pagina 10

17 september 1932 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

v ?> W, ? ' *tj l * ?v f SCHILDERKU Jan Sluyters - Kees van Jan Sluyters, bij van Her te Amsterdam Deze kunsthandel verdedigt door her-haalde tentoonstellingen een aan tal nieuwere Amsterdamsche schilders, zooals Sluyters, Schuhmacher, Hynckes, Charley Toorop. Wanneer ge weet hoeveel moeite het kost toch willige kijkers te wennen aan het nieuwe dan moet zulke handelwijs onvoorwaardelijk worden goed-ge keurd. Niet iedereen begrijpt dadelijk wat in van. Herwijnen te loven is, in Hynckes beter kon worden, in Schuhmacher wacht op inniger bloei; herhaling alleen kan daartoe helpen, daartoe voeren. Jan Sluyters hij behoort tot hen, die reeds in Amster dam tot een bepaalden roem geraak ten ; hij kan gelden als de schilder van Amsterdam op dit oogenblik. Ben tentoonstelling van hem moet dus alleen bewijzen, dat de schilder voort gaat; zij kan nieuwe schakeeringen doen zien van dat, wat ons als geheel bekend is; zij kan de uitgebreidheid van dit talent ons duidelijk en dui delijker maken. Dat doet deze tentoon stelling ongetwijfeld. Wij vinden er ten eerste den portrettist in twee portretten van verschillenden aard, in dat van Mevr. Sluyters en in dat van Dr. Wibaut. Het portret van Mevr. Sluyters (hoeveel keeren heeft de schilder haar niet al geschilderd'') is een portret, ook door het materiaal waarop, van het inniger soort van Sluyters. De kleur is stil en in haar zachtzinnigheid zeker niet arm. Alles is zedig tot rust gebracht, en het eenige, wat ik er tegen heb, is dat een lijn bij het gezicht, iets te sterk is tegenover den schroom van het geheel. Fel, om de expressie, om de bewogenheid, zelf bewogen en driftig eer, is het portret van Dr. Wibaut (vlak van voren gezien, den hoecl in de hand; met als achtergrond den rand van een stad?) Het is een por tret, dat in Amsterdam behoort te blijven, omdat het twee dingen in zich vereenigt: het is de beeltenis van een Amsterdamsch regeerder en het is een goed werk van een schilder, die n periode van de schilderkunst in Amsterdam ongetwijfeld verte genwoordigt ; twee vertegenwoordi gende personen dus vereend in n werk. Natuurlijk vindt ge naast den portrettist den schilder der naakten. Bij Breitner typisch begonnen, is het naakt, het naaktschilderen bij Sluyters menig keer doel en doelwit geweest. Er zijn naakten bij van Lier alleen om het naakt en die, waar het naakt een deel is van een reeks voorwerpen; met de voorwerpen tesaam de voorstelling vormt. Het groote naakt op de rose-, en-blauwe doek, een vrouw met zwart haar, is n in de reeksen naakten, waar deze schilder, uit op leven en op kleur, zich gaarne heeft laten gaan. Het is een naakt, waar de kleur ijler en meer vlagerig is dan gewoonlijk; ook hier heb ik een bezwaar, dat ik in gerin ger grootte had bij Mevr. Sluyter's portret: de pmtrekken, die het lichaam begrenzen, zijn mij wat te sterk; ik had gaarne meer als kleur dan als lijn, die lichaambegrenzing gezien. Het werkje met 't rose paarse en met het groene vrouwelichaam behoort tot de curiositeiten, die ge van zelve moet aantreffen bij een virtuoos als Sluyters is; andere (gedeeltelijk) naak ten doen ons den schilder zien, zooals wij hem goed kennen; het zijn voor ons eer herhalingen, dan geheele of gedeeltelijke vernieuwingen. Toch zijn er twee, die ik afzonderlijk noemen wil-. Dat is ten eerste het kleine naakt op den divan liggend, met allerlei voorwerpen, als stilleven begrepen, rond zich. Ongetwijfeld vinden wij in het geheel door al deze voorwerpen gevormd, een bekoring, die ons (waar door toch?) doet denken aan het werk van Gauguin. Het tweede naakt, dat ik niet te vergeten heb, is het staande meisje, dat in een kleur, die meer n kleur is, beschaafd en als parelmoerend is. Dat is echter nog niet alles. De stillevenschilder is bij van Lier aanwezig en de schilder van het bloemenstilleven. Zonder tot de belangrijkheid van de vroegere Zonne bloemen te komen, décoratiever ge geven dan het stilleven hier, is het fleurig bloemstukje, dat ge bij van Lier ziet, door frischheid en beweeglijkheid ongetwijfeld een aangenaam dingske, evenals de clematissen dat zijn; van de stillevens noem ik dat met de witte schaal, de bananen, enz, waar twee voorwerpen, een kan enz., ons aan van Herwijnen's werk doen denken. Zeldzamer is het enkele landschap bij Sluyters, zeker in de laatste tijden. Een voorbeeld van lenig schilderen (dat sommigen verkeerdelijk, naar ik hoor, aan Permeke deed denken) is een landweg; meer bizar is een boschgezicht met den lichten stam. Ten slotte is er nog het kleine nacht gezicht met de maan en de sterren, dat Sluyters universaliteit als schilder bewijst. Deze tentoonstelling bij van Lier is dus ten eerste te zien als een ? hernieuwd bewijs van de vitaliteit van Jan Sluyters, en dat treft bij iemand, die tot de bedaagderen van de,, Jongeren'' ongetwijfeld gaat behooOp deze vitaliteit dient gewezen te worden. Er is en blijft beweging in Jan Sluyters; bij hem ondervind ik den schrik niet, die een aantal anderen waar ik een stremming moest vast stellen, mij hebben aangedaan. Naast deze werken ter tentoonstelling bezit van Lier nog een aantal andere Sluyters. die ge moet zien. Ken der belangrijkste daarvan is het groote, eer donkere stilleven met het uitzicht op de Loosdrechtsche plassen, bezeild door schepen, daarachter. Het ge heele werk is dooradenul van die ruimte van water en licht. PLASSCIFAKRT De op deze pagina geplaatste re producties zijn alle naar weiken van Jan Sluvters. ?*. ; tl

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl