Historisch Archief 1877-1940
v ?>
W, ?
'
*tj
l
*
?v
f
SCHILDERKU
Jan Sluyters - Kees van
Jan Sluyters, bij van Her
te Amsterdam
Deze kunsthandel verdedigt door
her-haalde tentoonstellingen een aan
tal nieuwere Amsterdamsche schilders,
zooals Sluyters, Schuhmacher,
Hynckes, Charley Toorop. Wanneer ge
weet hoeveel moeite het kost toch
willige kijkers te wennen aan het
nieuwe dan moet zulke handelwijs
onvoorwaardelijk worden goed-ge
keurd. Niet iedereen begrijpt dadelijk
wat in van. Herwijnen te loven is,
in Hynckes beter kon worden, in
Schuhmacher wacht op inniger bloei;
herhaling alleen kan daartoe helpen,
daartoe voeren. Jan Sluyters hij
behoort tot hen, die reeds in Amster
dam tot een bepaalden roem geraak
ten ; hij kan gelden als de schilder van
Amsterdam op dit oogenblik. Ben
tentoonstelling van hem moet dus
alleen bewijzen, dat de schilder voort
gaat; zij kan nieuwe schakeeringen
doen zien van dat, wat ons als geheel
bekend is; zij kan de uitgebreidheid
van dit talent ons duidelijk en dui
delijker maken. Dat doet deze tentoon
stelling ongetwijfeld. Wij vinden er
ten eerste den portrettist in twee
portretten van verschillenden aard, in
dat van Mevr. Sluyters en in dat van
Dr. Wibaut. Het portret van Mevr.
Sluyters (hoeveel keeren heeft de
schilder haar niet al geschilderd'')
is een portret, ook door het materiaal
waarop, van het inniger soort van
Sluyters. De kleur is stil en in haar
zachtzinnigheid zeker niet arm. Alles
is zedig tot rust gebracht, en het
eenige, wat ik er tegen heb, is dat
een lijn bij het gezicht, iets te sterk
is tegenover den schroom van het
geheel. Fel, om de expressie, om de
bewogenheid, zelf bewogen en driftig
eer, is het portret van Dr. Wibaut
(vlak van voren gezien, den hoecl in
de hand; met als achtergrond den
rand van een stad?) Het is een por
tret, dat in Amsterdam behoort te
blijven, omdat het twee dingen in
zich vereenigt: het is de beeltenis
van een Amsterdamsch regeerder en
het is een goed werk van een schilder,
die n periode van de schilderkunst
in Amsterdam ongetwijfeld verte
genwoordigt ; twee vertegenwoordi
gende personen dus vereend in n
werk. Natuurlijk vindt ge naast den
portrettist den schilder der naakten.
Bij Breitner typisch begonnen, is
het naakt, het naaktschilderen bij
Sluyters menig keer doel en doelwit
geweest. Er zijn naakten bij van
Lier alleen om het naakt en die, waar
het naakt een deel is van een reeks
voorwerpen; met de voorwerpen
tesaam de voorstelling vormt. Het
groote naakt op de rose-, en-blauwe
doek, een vrouw met zwart haar, is
n in de reeksen naakten, waar
deze schilder, uit op leven en op kleur,
zich gaarne heeft laten gaan. Het is
een naakt, waar de kleur ijler en meer
vlagerig is dan gewoonlijk; ook hier
heb ik een bezwaar, dat ik in gerin
ger grootte had bij Mevr. Sluyter's
portret: de pmtrekken, die het lichaam
begrenzen, zijn mij wat te sterk;
ik had gaarne meer als kleur dan als
lijn, die lichaambegrenzing gezien.
Het werkje met 't rose paarse en met
het groene vrouwelichaam behoort
tot de curiositeiten, die ge van zelve
moet aantreffen bij een virtuoos als
Sluyters is; andere (gedeeltelijk) naak
ten doen ons den schilder zien, zooals
wij hem goed kennen; het zijn voor
ons eer herhalingen, dan geheele of
gedeeltelijke vernieuwingen. Toch zijn
er twee, die ik afzonderlijk noemen
wil-. Dat is ten eerste het kleine naakt
op den divan liggend, met allerlei
voorwerpen, als stilleven begrepen,
rond zich. Ongetwijfeld vinden wij in
het geheel door al deze voorwerpen
gevormd, een bekoring, die ons (waar
door toch?) doet denken aan het
werk van Gauguin. Het tweede naakt,
dat ik niet te vergeten heb, is het
staande meisje, dat in een kleur, die
meer n kleur is, beschaafd en als
parelmoerend is. Dat is echter nog
niet alles. De stillevenschilder is bij
van Lier aanwezig en de schilder van
het bloemenstilleven. Zonder tot de
belangrijkheid van de vroegere Zonne
bloemen te komen, décoratiever ge
geven dan het stilleven hier, is het
fleurig bloemstukje, dat ge bij van Lier
ziet, door frischheid en beweeglijkheid
ongetwijfeld een aangenaam dingske,
evenals de clematissen dat zijn; van de
stillevens noem ik dat met de witte
schaal, de bananen, enz, waar twee
voorwerpen, een kan enz., ons aan
van Herwijnen's werk doen denken.
Zeldzamer is het enkele landschap bij
Sluyters, zeker in de laatste tijden.
Een voorbeeld van lenig schilderen
(dat sommigen verkeerdelijk, naar ik
hoor, aan Permeke deed denken)
is een landweg; meer bizar is een
boschgezicht met den lichten stam.
Ten slotte is er nog het kleine nacht
gezicht met de maan en de sterren,
dat Sluyters universaliteit als schilder
bewijst. Deze tentoonstelling bij van
Lier is dus ten eerste te zien als een
? hernieuwd bewijs van de vitaliteit
van Jan Sluyters, en dat treft bij
iemand, die tot de bedaagderen van
de,, Jongeren'' ongetwijfeld gaat
behooOp deze vitaliteit dient gewezen
te worden. Er is en blijft beweging
in Jan Sluyters; bij hem ondervind ik
den schrik niet, die een aantal anderen
waar ik een stremming moest vast
stellen, mij hebben aangedaan. Naast
deze werken ter tentoonstelling bezit
van Lier nog een aantal andere
Sluyters. die ge moet zien. Ken der
belangrijkste daarvan is het groote,
eer donkere stilleven met het uitzicht
op de Loosdrechtsche plassen, bezeild
door schepen, daarachter. Het ge
heele werk is dooradenul van die
ruimte van water en licht.
PLASSCIFAKRT
De op deze pagina geplaatste re
producties zijn alle naar weiken van
Jan Sluvters.
?*.
;
tl