Historisch Archief 1877-1940
De Groene Amsterdammer van 17 September 1932
Uit de Natuur
De paddestoelen
door Dr. Jac. P. Thijsse
Ruize- Rijmen
Jan Wierook en zijn maals
't Was weer een week van huldigen,
't Is duchtig toegegaan;
Ik liet mij verontschuldigen
Ik heb niet meegedaan.
r
J.
r,
V, '
M*
jaargangen van de Berkenzwam
We zijn er ieder jaar benieuwd naar, hoe het
nu weer eens zal gaan met onze paddestoelen.
Blijkbaar hebben ze een groote gevoe'igheid voor
voshtigheid en ook wel voor temperatuur en
het is wel zeker dat esn flinke overdaad van vroege
zomerregen een kraohtigen groei van de zwammen
veroorzaakt, zelfs al is de temperatuur nog niet eens
zoo bijzonder hoog. Houdt de voohtigheid aan, dan
krijgen we in September en October alle honderden
soorten van paddestoelen te aanschouwen, wier
groeilichaam in den grond verborgen lag en wij
gaan te gast aan al dat moois, totdat de eerste
flinke vorst en een paar dagen van scherpen oosten
wind er een eind aan maakt.
Doch zulke echte rijke paddestoeljaren zijn
schaarsch, ik kan er mij slechts weinig herinneren.
Vooral in den laatsten tijd schijnt het dikwijls te
gebeuren, dat de paddestoelminnaar den heelen
nazomer door geduld moet oefenen en, nu ja, einde
lijk in October en November nog een soort van
troostprijs krijgt in den vorm van een laten op
bloei van russuia's, boleten. melkzwammen,
inktzwammen, zwavelkopjes en andere goede bekenden.
Zoo goede bekenden zelfs, dat men ze individueele
vrienden zou kunnen noemen, zoo getrouw ver
schijnen ze jaar in jaar uit op dezelfde plaats, al
is het dan ook niet geregeld op denzelfden tijd. De
Koninkl. Bioemkweekerij Wilhelmina,"
'Charles van Oinneken & Zoon, Zundert, N.B..
Hat van ouds gunstig bekende adres voor
Dennen, ter bebosscbing(uitsluitend inheemsch zaad)
Exotische Dennen- en Sparrensoorten,
Bosch- en Haagplantsoen,
B o o m e n en Heesters.
Catalogi op aanvraag gratis en franco.
Tel. interc. No. 1. Telegram-Adres: Wilhelmina, Zundert
grootste zekerheid, hetzelfde individu voor zich
te hebben, verkrijgt men wanneer men te doen
heeft met een heksenkiing, den noimalen groei
vorm van de paddestoelen in den vrijen grond.
Jaar in jaar uit heb ik dergelijke heksenkringen
geobserveerd en gezien, hoe het individu voort
durend groeide, d.w.z. de heksenkring kwam
e'k volgend jaar in steeds wijder omvang en met
grooter aantal hoeden weer te voorschijn.
En dan, op eens, bleef hij weg. In enkele gevallen
was dat te wijten aan graafwerk van denmensch,
maar meestal bleef de oorzaak onbekend. Dat
een ring, die in den boschmolm thuis behoort
doodloopt, wanneer hij een dorre zandstrook
treft, is te begrijpen. Maar even goed, gaan ze
ook eindelijk te niet, wanneer schijnbaar wijd in
het rond nog de oorspronkelijke levensvoorwaar
den vervuld worden. Wij moeten dan tot de con
clusie komen, dat die zwammen dus niet onster
felijk zijn, een beperkten levensduur bezitten.
Op het oogenblik kan ik mij geen heksenkring
herinneren, ouder dan tien jaren.
Ouderdomsverschijnselen heb ik nooit kunnen waarnemen.
Intusschen mogen wij niet vergeten, dat zeer oude
heksenki ingen aan onze waarneming ontgaan,
doordat ze zich in afzonderlijke, wijd
verspreidstaande groepen kunnen oplossen.
* *
*
Paddestoelen wier zwamvlok in boomstammen
tiert, maken natuurlijk geen heksenkringen. Hun
sporendragers komen nu hier dan daar te voor
schijn, soms jaar in jaar uit op dezelfde plaats,
dikwijls jaren lang blijvend. Het leven van de
zwamvlok zelf wordt natuurlijk bepaald door
den toestand van den boomstam zelf. Wanneer die
door de zwam is uitgeteerd" dan komt er ook
een eind aan het leven van den paddestoel. Ik
bezit een eikenstronk, die eerst drie jaren achtereen
een mooie biefstukzwam opleverde, daarna twee
jaar niets, toen weer twee jaar achtereen biefstuk
en daarna nooit weer.. De oesterzwam in Thijsse's
Hof is vier jaar achtereen te voorschijn gekomen,
daarna was de boomstam vermolmd en de bank
viel om. De berkenzwammen blijven nog larig in
leven, nadat de berk is gestorven, zoo lang zelfs,
dat men wel gemeend heeft, dat de berkenzwam
men alleen op doode stammen zouden voorkomen.
Wij weten thans echter, dat ze ook op het levend
hout voorkomen, al is daarmee nog lang niet
gezegd, dat zij het sterven van de berken zouden
veroorzaken.
In dezen tijd van ontginning en bebosschirig
heeft men ook gelegenheid om na te gaan, hoe
paddestoelen zich komen vestigen op terreinen,
die pas onlangs voor hen geschikt zijn geworden.
In de laatste dertig jaren zijn duizenden hektareri
duingrond beplant met zwarte dennen. In dien
betrekkelijk korten tijd hebben sommige bosschen
al een flink aantal soorten van paddestoelen ge
kregen vooral boleten en ridderzwammen. Nu ligt
het voor de hand., dat er heel wat mee gekomen
zijn met het plantmateriaal. Wij weten toch, dat
de wortels van de dennen zeer vast saamgegroeid
zijn met zwamvlokken, de beroemde mykorrhiza.
Zuiverder wordt de proef, wanneer we te doen
hebben met uitgezaaid bosch en dan liefst op een
plek waar jaren lang geen bosch gestaan heeft,
b.v. een pas verlaten, uitgemergeld aardappelveld.
De korte tijd, waarin dan op zoo'n plantage zich
een paddenstoelflora begint te vertoonen stemt
iedereen tot verbazing, die wel eens geprobeerd
heeft den een of anderen geliefden pa,ddestoel iri
zijn eigen tuin over te brengen. Onze methoden zijn
stellig te grof.
'k Heb de verdienste van zoo'n held
Nog nooit precies beseft,
Wanneer de voorrang, welgeteld,
Een duim of wat betreft.
Als twee man rijden op hun fiets,
Zal een wel d'eerste zijn;
Die krijgt de glorie ? d'ander niets ?
De glorie van den schijn.
En bovendien, de trapper heeft,
Door 't winnen van den prijs,
Voldoening en plezier beleefd,
Met lof en eerbewijs.
Maar waarom wordt dan telkens weer
Dat zelfde spel vertoond?
Een koning wordt toch ook niet meer
Dan ne keer gekroond ?
Als ik mijn meening zeggen mag,
Bij mijn Wienneerlandsbloed !
't Is onze Vaderlandsche Vlag,
Die 't weer ontgelden moet.
Wij, wij, wij, wij, wij, wij zijn groot,
Geëerd en hooggeacht,
Door 't kunstuk dat die de landgenoot
Daarginder heeft volbracht.
De man, die zelf niet veel beduidt,
Mag toch, zooals men weet,
Flink trotsch zijn, met de borst vooruit,
Op wat een ander deed.
En 't huldigen des jongen gods
Ontbeerde eiken grond,
Indien de nationale trots
Niet blakende bestond.
Wat doen dus dan, o kostlijk ma1,
Jan Wierook en zijn maats?
Zij huldigen met hun getral
Zichzelf in d' eerste plaats.
CHARIVARIUS
Oesterzwam