Historisch Archief 1877-1940
J,
sSF
fc
.
ft}/'
K
t'
*"
w: j.'
e
('hovalier iii Amsterdam
Niet zonder een glimlach kan men terugdenken
aan de Lieveling der Goden", door Jannings
indertijd belichaamd in een zweetenden,
zwaarlijvigen heldentenor met een delicaten voorkeur
voor de Troubadour", Weiszwürschtschen en
.veel glazen Helle?". Menigeen zal zich verwon
derd hebben over de ietwat onbegrijpelijke affectie
dier Goden om dankbaar vast te stellen, dat over
smaken niet te twisten valt. Meer dan ooit komt
men tot die conclusie nu een andere Lieveling
der Goden" ons in levenden lijve bezoekt.... een
echte ditmaal!
Maurice Chevalier is inderdaad het wonderbaar
lijke gelukskind, dat met recht op dien titel
aanspraak mag maken. Ziehier dan een hemelsche
voorkeur, waarmede men als simpel mensch
volkomen accoord gaat waarvan men althans
de begrijpelijkheid erkent. Het spreekt vanzelf,
dat dit alles niets te maken heeft met kunste
naarsschap of genie. Een Beethoven of een
Shakespeare hebben nu eenmaal niets van een lieveling
en zelfs een Chaplin of een Pabst vallen niet in de
termen. Wij hebben allen een kwantum genegen
heid in ons, dat zich schijnt te willen vastzetten,
naar eigen believen tegen alle deftige maat
staven van waarde en verdienste in. Het luistert
slechts naar n onweerstaanbare lokstem (?appeal"
heet dat tegenwoordig): naar charme !
Iedereen maakt den tijd door, waarin hem deze
omstandigheid onbeschrijfelijk bitter stemt....
sommigen komen die periode zelfs hun leven lang
niet te boven. De vraag, waarom in godesnaam de
een de universeele genegenheid opwekt en zonder
aanwijsbare of behoorlijk verantwoorde motieven
door een wereld wordt vertroeteld, terwijl anderen
ongeacht hun onmiskenbare verdiensten door die
zelfde wereld worden gehaat en miskend of
wat erger is: met beleefde negatie voorbijgegaan..
deze vraag zal wel zoo lang op antwoord
wachtsn als er goden zijn en menschen, die ze
fabriceeren. Eerst langzamerhand leert men zich bij
dezen staat van zaken neer te leggen en het redelijke
van deze onredelijkheid inzien dank zij het af
doende : Waarom ? Daarom!
Zoo zouden zich welsprekende philippica's
laten schrijven over het feit, dat een heele maat
schappij onderstbovenligt, menigten te hoop loopen,
krantenmenschen hysterisch in de weer zijn, enkel
en alleen omdat een succesvol liedjeszanger ons
met zijn tegenwoordigheid vereert. Niet doen !"
waarschuwt de wijsgeer in ons neem de dingen
liever'zooals ze zijn". Het publiek redeneert niet
het komt tot Chevalier om een au fond zeer ern
stige en (alle matelooze reclame en opzweeperij
ten spijt) zeer onweerlegbare reden: omdat het
van hem houdt....
De Goden hebben dezen cabaretier lief en de
menschen zijn het er mee eens. Want inderdaad
is het ondefinieerbare begrip: charme, volkomen
op hem van toepassing. Naast den bier- en
hoogeC-favori van Jannings is alles hier lichtheid,
vlotLievelingen der Goden
Bioscopy door L. J. Jordaan
heid, blijheid, bekoring. Dit is de man, die komt
lacht en overwint.... en er zijn oogenblikken,
waarin men geneigd is om dit als de hoogste wijs
heid te aanvaarden. Er is niets zwaarwichtigs,
niets diepzinnigs, niets schoons zelfs in zijn Paris
je t'aime" of zijn ,,Clémentine" er is slechts
frischheid, argeloosheid, onverwoestbare jeugd
en de menschen geven zich, op het voorbeeld
hunner Goden, tegenover zulke dingen gaarne
gewonnen. Zoo komt deze volwassen straatjongen
deze ,,Gavroche-in-smoking" op de planken,
zingt er zijn soms sentimenteele, soms twijfelachtige
chansons met een faubourg-accent, dat hij nimmer
zal afleeren en de six-francs-promenoir van het
,,Casino de Paris" juicht zijn kornuit, den
,,gars" uit Ménilmontant fanetiek toe. Maar
ook de Comtesse de Noailles roept geestdriftig
uit, als zij hem voor de eerste maal ziet: Ca c'est
Hyppolite !" en de legende gaat, dat haar onster
felijk Poème de l'amour" door dezen ex-beuglant
werd geïnspireerd. Enfin hij verovert Parijs
en hij doet het onweerstaanbaar en met zwier.
Dan komt de film, die hem van de Rue de Clichy
naar Hollywood voert en naar de toppen van den
roem. Ook bij dit gevaarlijk experiment waken
de Goden over hun lieveling hij duikt onder
in het zoo totaal andere leven der studio's en komt
springlevend en ongeschonden weer boven. De
ijzeren discipline de constructieve tucht van
den filmarbeid bekomen dezen onrustigen,
beweeglijken kwant wonderwel. De gewelddadige me
tamorfose van zelfstandig kunstenaar tot onder
geschikt deel van een met mathematische nauw
keurigheid werkend geheel, die zoo menig
tooneelmensch den nek gebroken heeft, ondergaat hij
met dezelfde souplesse. Ja zelfs zijn popula
riteit bij het intellectueele contingent zijner be
wonderaars blijft ongeschokt, de schandelijke de
sertie naar Paramount ten spijt. Lieden, die geestig
plegen te worden bij het hooren van het woord
,,film" alleen, hebben voor dezen apostaat ver
ontschuldigingen en vergiffenis klaar. Tenslotte
blijft hij toch maar de cabaretier en is het levende,
wisselvallige contact tusschen kunstenaar en
publiek oneindig superieur aan de gefixeerde han
deling op het projectiedoek, nietwaar? Waar
mede dan de teere eer en het even teere vooroordeel
gered zijn.... in schijn a'thans.
Want wie de ..Mémoires de Chevalier" van
AndréRivolet gelexen heeft, dien zal deze gemak
kelijke overgang van de planken naar de studio
in een ander licht verschijnen. Wat op het tooneel
aandoet als spontaniteit en souvereine gri ligheid,
is volgens dezen onverdachten getuige de vrucht
van pijnlijk nauwkeurig overleg en eindelooze
zorg. Ieder grimas, ieder gebaar, iedere stembuiging,
het fameuse faussetover-slaan incluis, worden in
détails voorbereid.... precies als bij de film.
Niets blijft aan het toeval overgelaten en aldus
was wat ook de levende-contacters zeggen
mogen dit talent volkomen gereed om het voet
licht voor den schijnwerper te verwisselen.
Aldus kregen wij op het doek een vrijwel on
geschonden Ohevalier te zien, die in het mozaïek
der film wonderwel past. Zijn verschijning in de
studio was voor de film, hoewel hij nooit iets
bederft, van geen noemenswaardige beteekenis.
Zij was het echter des te meer voor Ohevalier zelf,
dien /.ij een wereldpopulaviteit verschafte. Terwijl
de werkelijke filmkunstenaar zijn moeizamen
pioniersarbeid met bittere ongoocheling en tegen
werking beloond ziet, vindt dit stralende
gelukskind ook dezen weg voor zich geëffend. Wanneer
wij bij dit alles bedenken, dat Chevalier naast
zijn natuurlijke charme den typisch-Franschen
practischen zin en de evenzeer nationale spaar
zaamheid bezit, dan gunnen wij den glimlachenden
veroveraar zijn fortuin gaarne en met denzelfden
glimlach. Al was het alleen maar, omdat de goden
dezen mensch lief hadden, zonder hem (bij uit
zondering !) met blindheid te slaan. ...
Rouben Mamoulian -,1/ove me to
nlght", Tnschinskl,
Het was een huiveringwekkend vooruitzicht:
die titel. . . . Love me to night", Maurice Cheva
lier, Jeannette Macdonald. . . . Kussen, paleizen,
liedjes. . . . Eén maal is het aardig de tweede
keer zoo-zoo, la-la de derde keer. . . . men mag
er niet aan denken !
Maar daar is een zekere heer Mamoulian, vrijwel
genegeerd door de menschen van het
tooneelboven-alles en het levende-contact?desalniettemin
een kerel, die het instrument film" beheerscht
als weingeii. Die het streelt, mishandelt, tot een
deel van zich zelf maakt gelij k een rechtgeaard virtu
oos past. Die het talent en de overtuiging bezit
om in al zijn werk op den voorgrond te stellen:
Dat kan de film.... en dat kan zij allén ! Hij
attaqueert alles: de variété-film. het onderwereld
drama, het Grand-Guignolthema zonder zich
veel te bekommeren om de mérites van zijn onder
werp, maar altijd en overal bezeten door een onver
holen liefde voor het instrument". Een ras-filmer
zooals men een ras-muzikant kan zijn !
Deze man heeft zich nu geworpen op de ope
rette, het béte noire van onzen tijd. En het ver
velende ge-kus en gekwinkeleer de hopelooze
tragedie dei- blinkende luitenants en krolsche
vorstinnen wordt onder zijn handen een bizar spel
Chevalier in gesprek met zijn regisseur
'