De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 24 september pagina 12

24 september 1932 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

J, sSF fc . ft}/' K t' *" w: j.' e ('hovalier iii Amsterdam Niet zonder een glimlach kan men terugdenken aan de Lieveling der Goden", door Jannings indertijd belichaamd in een zweetenden, zwaarlijvigen heldentenor met een delicaten voorkeur voor de Troubadour", Weiszwürschtschen en .veel glazen Helle?". Menigeen zal zich verwon derd hebben over de ietwat onbegrijpelijke affectie dier Goden om dankbaar vast te stellen, dat over smaken niet te twisten valt. Meer dan ooit komt men tot die conclusie nu een andere Lieveling der Goden" ons in levenden lijve bezoekt.... een echte ditmaal! Maurice Chevalier is inderdaad het wonderbaar lijke gelukskind, dat met recht op dien titel aanspraak mag maken. Ziehier dan een hemelsche voorkeur, waarmede men als simpel mensch volkomen accoord gaat waarvan men althans de begrijpelijkheid erkent. Het spreekt vanzelf, dat dit alles niets te maken heeft met kunste naarsschap of genie. Een Beethoven of een Shakespeare hebben nu eenmaal niets van een lieveling en zelfs een Chaplin of een Pabst vallen niet in de termen. Wij hebben allen een kwantum genegen heid in ons, dat zich schijnt te willen vastzetten, naar eigen believen tegen alle deftige maat staven van waarde en verdienste in. Het luistert slechts naar n onweerstaanbare lokstem (?appeal" heet dat tegenwoordig): naar charme ! Iedereen maakt den tijd door, waarin hem deze omstandigheid onbeschrijfelijk bitter stemt.... sommigen komen die periode zelfs hun leven lang niet te boven. De vraag, waarom in godesnaam de een de universeele genegenheid opwekt en zonder aanwijsbare of behoorlijk verantwoorde motieven door een wereld wordt vertroeteld, terwijl anderen ongeacht hun onmiskenbare verdiensten door die zelfde wereld worden gehaat en miskend of wat erger is: met beleefde negatie voorbijgegaan.. deze vraag zal wel zoo lang op antwoord wachtsn als er goden zijn en menschen, die ze fabriceeren. Eerst langzamerhand leert men zich bij dezen staat van zaken neer te leggen en het redelijke van deze onredelijkheid inzien dank zij het af doende : Waarom ? Daarom! Zoo zouden zich welsprekende philippica's laten schrijven over het feit, dat een heele maat schappij onderstbovenligt, menigten te hoop loopen, krantenmenschen hysterisch in de weer zijn, enkel en alleen omdat een succesvol liedjeszanger ons met zijn tegenwoordigheid vereert. Niet doen !" waarschuwt de wijsgeer in ons neem de dingen liever'zooals ze zijn". Het publiek redeneert niet het komt tot Chevalier om een au fond zeer ern stige en (alle matelooze reclame en opzweeperij ten spijt) zeer onweerlegbare reden: omdat het van hem houdt.... De Goden hebben dezen cabaretier lief en de menschen zijn het er mee eens. Want inderdaad is het ondefinieerbare begrip: charme, volkomen op hem van toepassing. Naast den bier- en hoogeC-favori van Jannings is alles hier lichtheid, vlotLievelingen der Goden Bioscopy door L. J. Jordaan heid, blijheid, bekoring. Dit is de man, die komt lacht en overwint.... en er zijn oogenblikken, waarin men geneigd is om dit als de hoogste wijs heid te aanvaarden. Er is niets zwaarwichtigs, niets diepzinnigs, niets schoons zelfs in zijn Paris je t'aime" of zijn ,,Clémentine" er is slechts frischheid, argeloosheid, onverwoestbare jeugd en de menschen geven zich, op het voorbeeld hunner Goden, tegenover zulke dingen gaarne gewonnen. Zoo komt deze volwassen straatjongen deze ,,Gavroche-in-smoking" op de planken, zingt er zijn soms sentimenteele, soms twijfelachtige chansons met een faubourg-accent, dat hij nimmer zal afleeren en de six-francs-promenoir van het ,,Casino de Paris" juicht zijn kornuit, den ,,gars" uit Ménilmontant fanetiek toe. Maar ook de Comtesse de Noailles roept geestdriftig uit, als zij hem voor de eerste maal ziet: Ca c'est Hyppolite !" en de legende gaat, dat haar onster felijk Poème de l'amour" door dezen ex-beuglant werd geïnspireerd. Enfin hij verovert Parijs en hij doet het onweerstaanbaar en met zwier. Dan komt de film, die hem van de Rue de Clichy naar Hollywood voert en naar de toppen van den roem. Ook bij dit gevaarlijk experiment waken de Goden over hun lieveling hij duikt onder in het zoo totaal andere leven der studio's en komt springlevend en ongeschonden weer boven. De ijzeren discipline de constructieve tucht van den filmarbeid bekomen dezen onrustigen, beweeglijken kwant wonderwel. De gewelddadige me tamorfose van zelfstandig kunstenaar tot onder geschikt deel van een met mathematische nauw keurigheid werkend geheel, die zoo menig tooneelmensch den nek gebroken heeft, ondergaat hij met dezelfde souplesse. Ja zelfs zijn popula riteit bij het intellectueele contingent zijner be wonderaars blijft ongeschokt, de schandelijke de sertie naar Paramount ten spijt. Lieden, die geestig plegen te worden bij het hooren van het woord ,,film" alleen, hebben voor dezen apostaat ver ontschuldigingen en vergiffenis klaar. Tenslotte blijft hij toch maar de cabaretier en is het levende, wisselvallige contact tusschen kunstenaar en publiek oneindig superieur aan de gefixeerde han deling op het projectiedoek, nietwaar? Waar mede dan de teere eer en het even teere vooroordeel gered zijn.... in schijn a'thans. Want wie de ..Mémoires de Chevalier" van AndréRivolet gelexen heeft, dien zal deze gemak kelijke overgang van de planken naar de studio in een ander licht verschijnen. Wat op het tooneel aandoet als spontaniteit en souvereine gri ligheid, is volgens dezen onverdachten getuige de vrucht van pijnlijk nauwkeurig overleg en eindelooze zorg. Ieder grimas, ieder gebaar, iedere stembuiging, het fameuse faussetover-slaan incluis, worden in détails voorbereid.... precies als bij de film. Niets blijft aan het toeval overgelaten en aldus was wat ook de levende-contacters zeggen mogen dit talent volkomen gereed om het voet licht voor den schijnwerper te verwisselen. Aldus kregen wij op het doek een vrijwel on geschonden Ohevalier te zien, die in het mozaïek der film wonderwel past. Zijn verschijning in de studio was voor de film, hoewel hij nooit iets bederft, van geen noemenswaardige beteekenis. Zij was het echter des te meer voor Ohevalier zelf, dien /.ij een wereldpopulaviteit verschafte. Terwijl de werkelijke filmkunstenaar zijn moeizamen pioniersarbeid met bittere ongoocheling en tegen werking beloond ziet, vindt dit stralende gelukskind ook dezen weg voor zich geëffend. Wanneer wij bij dit alles bedenken, dat Chevalier naast zijn natuurlijke charme den typisch-Franschen practischen zin en de evenzeer nationale spaar zaamheid bezit, dan gunnen wij den glimlachenden veroveraar zijn fortuin gaarne en met denzelfden glimlach. Al was het alleen maar, omdat de goden dezen mensch lief hadden, zonder hem (bij uit zondering !) met blindheid te slaan. ... Rouben Mamoulian -,1/ove me to nlght", Tnschinskl, Het was een huiveringwekkend vooruitzicht: die titel. . . . Love me to night", Maurice Cheva lier, Jeannette Macdonald. . . . Kussen, paleizen, liedjes. . . . Eén maal is het aardig de tweede keer zoo-zoo, la-la de derde keer. . . . men mag er niet aan denken ! Maar daar is een zekere heer Mamoulian, vrijwel genegeerd door de menschen van het tooneelboven-alles en het levende-contact?desalniettemin een kerel, die het instrument film" beheerscht als weingeii. Die het streelt, mishandelt, tot een deel van zich zelf maakt gelij k een rechtgeaard virtu oos past. Die het talent en de overtuiging bezit om in al zijn werk op den voorgrond te stellen: Dat kan de film.... en dat kan zij allén ! Hij attaqueert alles: de variété-film. het onderwereld drama, het Grand-Guignolthema zonder zich veel te bekommeren om de mérites van zijn onder werp, maar altijd en overal bezeten door een onver holen liefde voor het instrument". Een ras-filmer zooals men een ras-muzikant kan zijn ! Deze man heeft zich nu geworpen op de ope rette, het béte noire van onzen tijd. En het ver velende ge-kus en gekwinkeleer de hopelooze tragedie dei- blinkende luitenants en krolsche vorstinnen wordt onder zijn handen een bizar spel Chevalier in gesprek met zijn regisseur '

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl