De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 24 september pagina 2

24 september 1932 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

De Groene Amsterdammer van 24 September 1932 No. 288S 'Wat maakt Japan gevaarlijk? door Dr. M. van Blankenstein Nijpende en onoplosbare moeilijkheden De aangebroken herfst zal voor Genève rijk aan groote en moeilijke problemen zijn. De ont wapeningsconferentie móet worden voortgezet, maar het vraagstuk der ontwapening is, na hetgeen er in de laatste weken tusschen Berlijn, Parijs en Londen voorgevallen is, nog critieker en lastiger oplosbaar geworden dan het te voren reeds was. De wereld wacht met ongeduld op de groote oeconomische conferentie, die een aanval moet vormen op de staketsels welke opgericht zijn om de welvaart van de landen binnen de grenzen te houden, en die nu een van de hoofdbeletselen zijn voor den terugkeer van de welvaart. Alsof de wereld nog niet genoeg had aan twee hypermoeilijke vraagstukken van levensbelangzal Genève zich weldra weer moeten gaan bezig houden met het conflict tusschen China en Japan, en in het bijzonder met de Mantsjoerijsche kwestie. Moge dat conflict dezen keer verder tot laatst genoemde kwestie beperkt blijven. Er is echter groot gevaar dat wij ook nog in Midden-China dingen zich zien ontplooien zooals daar in het begin van dit jaar gebeurd zijn. Voorloopig hebben wij aan het Mantsjoerijsche conflict reeds genoeg; ! Japan gaat kalm zijn gang, en wij weten niet hoever het dien zal voortzetten. Om bestaande rechten bekommert het zich nog steeds geen zier. Het is zelfs in staat geweest de Temps, die voor het overige in heel deze kwestie Japan vele vrienden diensten bewezen heeft, aan het schrikken te brengen. Daarvoor waren twee redenen. De eerste was het plotseling erkennen van de regeering van Mantsjoekwo door Tokio. Dit erkennen ging ge paard met het aangaan van een bondgenootschap, dat met een volledige voogdij gelijk staat. Frankrijk heeft ternauwernood meer rechten in Marokko dan Japan zich verschaft heeft door dit defensief verbond. De militaire bewaking en bezetting van den nieuwen staat" is geheel in handen van de Japanners gekomen; evenzoo de leiding van en het toezicht over de politie. Japan heeft zich een beslissenden invloed verzekerd op alle openbare diensten, doordat de Mantsjoerijsche regeering gehouden is Japansche raadgevers aan te nemen die zij zelf niet eens het recht heeft te ontslaan, maar die in ieder opzicht van Tokio afhankelijk zijn. Japansche onderdanen zullen het recht hebben zich overal te vestigen en hun bedrijf uit te oefenen. In theorie bestaat dit recht ook voor onderdanen van andere staten; in theorie wordt de open deur gehandhaafd. Maar dit geldt alleen voor staten die Mantsjoekwo zullen erkennen, en Japan weet reeds dat de voornaamste staten die in aanmerking komen, .Amerika en Engeland, en waarschijnlijk ook de andere leden van den Volkenbond, Mansjoekwo niet zuilen erkennen. Op die manier wordt die heele open deur illusoir gemaakt. Dat is het. eerste punt waarvan de Temps en blijkbaar in nog hoogere mate de heeren van de Quai d'Orsay geschrokken zijn. En zij hebben gelijk wanneer zij Japan daarvan een verwijt maken. Want het is juist Japan geweest dat er dit voorjaar in de buitengewone Assemblee van den Volkenbond bij de anderen erop heeft aangedron gen de behandeling van de Mantsjoerijsche aange legenheid in ieder geval, als zij er dan over wilden spreken., op te schorten tot zij het rapport van de commissie-Lytton kenden. Dit leek redelijk, al was de bedoeling om uitstel te zoeken ook heel erg duidelijk. Men heeft er ook gevolg aangegeven; op verzoek van Japan heeft men geduld geoefend. En nu gaat hetzelfde Japan dat dit als een eisch der rechtvaardigheid van de anderen verlangde, ertoe over de regeering van Mantsjoerije te erken nen, Mantsjoerije aan het gezag van China te onttrekken, zich zelf daar het oppergezag te verzekeren en dit alles om den Volkenbond voor voldongen feiten te plaatsen vóór het rapport van Lytton hem kon bereiken. Dit lijkt zoo uitermate weinig nog op loyaal spel, dat Parijs heeft gemeend ook van zijn kant Tokio een ernstige vermaning te moeten laten hooren. Dit is het eerste punt. Het tweede is de opmarsch der Japanners in Binnen Mongolië, en op Jehol, wat onmiskenbaar bedoeld is niet alleen om hun gezag ver buiten Mantsjoerije te vestigen, maar ook om voortdurenden druk en misschien nog wel wat meer, uit te oefenen op het eigenlijke China. Ook dat heeft de Eranschen heel bedenkelijk gestemd. Amerika is erger dan ooit ontstemd; Engeland moet, op grond van incidenten waarvan tal van zijn onderdanen het slachtoffer zijn geworden, constateeren dat Japan voorloopig in Mantsjoerije meer anarchie gebracht dan onderdrukt heeft. Japan heeft door zijn optreden zich al te duidelijk buiten de grenzen vaa het recht geplaatst. Dit alles krijgt Genève nu te behandelen. Het kan er geducht gaan spannen, al zullen alle partijen ernstige conflicten zooveel mogelijk uit den weg gaan. Ook Japan. Japan is er ingeslaagd door verzekering en of be loften, van.welker aard wij nog niets weten, de Kussen tot stille toeschouwers te maken, hoe drei gend voor hen en hoe fnuikend voor hun rechten in Noord Mantsjoerije al deze dingen hun ook mogen voorkomen. Nadat Japan zich alle voordeelen van de situatie verzekerd heeft, wil het misschien ook de andere mogendheden concessies doen om hen tot zwijgen te brengen, waarbij deze blij zullen zijn met ieder werkelijk of schijn-succes waarop zij kunnen wijzen. Japan zou liefst niet zijn positie in den Volkenbond voor dit alles op het spel zetten. Het zal ook niet verlangen dat de anderen Mantsjoe kwo erkennen, zoo verluidde reeds geruimen tijd, het zal reeds tevreden zijn als het zelf met y.ijn erkenning met rust wordt gelaten. Dit laatste is vooral waarschijnlijk geworden sedert men weet dat Japan, zooals hierboven reeds uineengezet is, het plan heeft voordeelen te slaan uit zijn erkonningsmonopolie. Men kan echter moeilijk overzien, welke ver wikkelingen nog kunnen ontstaan bij de behan deling van dit uitermate gevoelige onderwerp te Genève. Daarvoor is het nog' niet eens noodig dat ook weer strijd in Midden China tusschen de beide Oost Aziatische vijanden ontbrandt, waartoe het nu weer sterk oplevende Cliineesche boycot van Japansche waren, heel gemakkelijk aanleiding zou kunnen geven. Wij zullen ons echter in al deze kwade mogelijkheden niet verdiepen. Wij zullen daartoe waarschijnlijk nog gelegenheid te over krijgen, meer dan ons lief is. Japan levert in deze zaak, in al de ruwheid en geweldenarij van zijn optreden, een tragisch schouwspel op. Wij zien een volk in radeloosheid om zich heen slaan en grijpen. Het land is over bevolkt, kan zijn bewoners, hoe bescheiden zij ook mogen zijn, niet meer voeden. Ken industrie en emigratie zijn daarvoor noodig. Industrie eischt echter ruime financiën, en die ontbreken. Het land, slecht beheerd, met veel corruptie in het openbare leven, raakt in toenemende moeilijkheden. De; nijverheid verschaft aan millioènen te eten, maai" bewerkt ook tegelijkertijd, dat hun eischen aan het. leven geleidelijk aan hooger worden. Dit maakt» het probleem van hen te onderhouden steeds moei lijker. Japan snakt naar expansie, maar is daarmede niet gelukkig. Tien jaar geleden reeds heeft het Ac voordeelen, die op de in de oorlogsperiode aan China opgedrongen 21 demands berustten, en tevens zijn domineerende positie in Sjantoeng moeten los laten onder den druk van een Chineesch handelsboycot. China zwaait wederom dit gevaarlijke wapen, waar geen militaire ovei macht tegen bestand is. Men kan een machteloos volk alles, afnemen, maai- men kan het niet dwingen te koopen, als men tenminste geen oorlog wenscht met hun andere leveranciers. Tegenover ieder voordeel in Mantsjoerije staan fnuikende nadeelen in Midden- en ZuidjChina. Men dient daarom noir at' te wachten wat er van het Mantsjoerijsch avontuur terecht komt. Het doel van dit avontuur zooals van alleterritoiiale expansie die Japan zoekt, moet in de eerste plaats zijn het verschaffen van kolonisatie gebied voor overtollige meiischen thuis. Xu is het een ongeluk voor Japan dat zijn menschen hun land niet willen verlaten. Zelfs in het zoo nabijge legen Mantsjoerije zijn tot nog toe alle pogingen van dien aard vrijwel mislukt. Japan moet voor dat gebied landverhuizers uit China aanlokken. het Chineesch element er steeds versterken, omdat Japanners niet willen komen of, als zij er zijn er zeer zelden willen blijven. Japan moet boeren kwijt en heeft voor Mantsjoerije boeren noodigmaar voor deze twee behoeften, die elkaar moesten opvangen, kan nu eenmaal op den Japanschen boer niet gerekend worden. Kunstmatige koloni satie van aarzelenden in nieuw gebied kost boven dien schatten, die Japan niet bezit. In volkomen begrijpelijke vertwijfeling zoekt Japan uitwegen, grijpt in wespennesten, waarvan het veel verdriet en weinig voordeel heeft, ontmoet allerwege even begrijpelijke vijandschap. Bewust /.ijn van eigen kracht gepaard aan wanhoop over nijpende en onoplosbare moeilijkheden, ergernis over veel verkeerds in het eigen politieke leven datten deele op typisch oostersche navolging van westersche voorbeelden berust, verdieping in echte en ook in opgepoetste glorie uit het verleden, dit alles bij elkaar moeten wij in rekening brengen om billijk te blijven bij de beoordeel ing van <!<? daden van Japan., die wij uit een oogpunt van recht onmogelijk kunnen goedpraten. Wat /ou China gaan doen als daar westersche hygiëne en westersche binnenlandsche organisatie de bevolking, die nu wellicht al een eeuw stilstaat in haar numerieken groei, gelegenheid gaven om zich te vermeerderen, zooals <le Japansche bevolking nu al tientallen van jaren aan het toenemen is!' Men kan. huiveren bij de gedachte. En daarbij zit het Japansche volk op eilanden van beperkte grootte, met menschen die van hun eilanden niet afwillen, die bij emigratie uitermate gevoelig y.ijri voor klimaat, en die tot de vetpotten van Amerika en Australië, twee natuurlijke emigratiegebieden. niet worden toegelaten ondanks de zeer bescheiden mate waarin zij toelating begeeren. Men bedenke dus, niet overmoed alleen drijft Japan, maar vooral ook gevoelens die door bit teren nood en bange zorgen zijn aangekweekt. HOOFDMAGAZIJN DEN HAAG 26 S EPT. 15 OCT. MEUBELEN PERZISCHE TAPIJTEN EN KLEEDJES HALVE PRIJZEN OPRUIMING XHDC ZONEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl