De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 1 oktober pagina 12

1 oktober 1932 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

12 De Groene Amsterdammer van 1 October 1932 No. 2887 't-, 'i . l»'i' Dramatische kroniek door Henrik Scholte »e Blauwe Engel bij Saalfoorn De Blauwe Engel viel. Zij viel eenigszins onzacht uit den hemel der hooge verwachtingen. Om het stuk zelf hoett men geen traan te laten. Los van de behendig opgezweepte atmosfeer van de film blijft er net precies van over wat men van een uiterst middelmatig film scenario mag verwachten: een logisch (logisch dan in den zin van zeer veel voorkomend en vooral zeer begrijpe lijk), maar naakt en oud melodrama: een oud heertje en een jonge lichtekooi en wat daar zoo van komt. Daar zijn er honderden over geschreven en wel minder geclisheerde dan dit. TooneeL is niet alleen het op verzoek cadeau geven van een paar scènes, waar een actsur wat uit halen kan. Op de creditzijde staat ongetwijfeld, dat men in de vertooning zelf de film niet klakkeloos trachtte na te volgen. Er waren genoeg pogingen in Saalborn's regie, die getuigden, dat men naar een eigen vorm had gezocht en doorgaans kwam de herinnering aan de film dan ook niet tusschen beide. Maar die eigen vorm was zwak, geforceerd, zonder stijl en grootheid, den Saalborn van de vorige jaren onwaardig. Saalborn speelde een Köpenick en een Süss de Jood. In beide karakters heb ik onvoorwaardelijk geloofd, zij groeiden uit het stuk naar buiten, met den vruchtbaren kiem van waar lijk en ontroerend leven in zich. Zijn Professor Unrat daarentegen was een lappendeken, uit beiden samengesteld. Saalborn begon, wat men toch van hem niet hoefde te verwachten, be paalde gebaren uit zijn oude rollen te herhalen, als een soort aanwensel. als een truc. Men zag weer dat plotseling zich extatisch verstrakken, dat rug zaal spelen met een sleepend bijtrek kend been om macht en machtswellust te markeeren. Hij had accelerando's in zijn spreken, die op die oogenblikken allerminst gemotiveerd bleken. Hij maakte het allemaal veel te mooi en draaide dezen Unrat den nek om, nog voor hij hem een kans gaf om aan de verleiding van een bardame ten offer te vallen. Waar was de ziekelijke nieuwsgierigheid bij het vinden van het briefje in de klas. waar ter wereld bleek de noodzakelijkheid, dat juist dit binnenvettertje een speelbal moest worden van de jonge Luise uit een derderangskroeg in een havenwijk? Voor de klas en in Luise's kleedkamer was Saalborn, bij alle technische vaar digheid, een gechargeerde en houte rige Jan Klaassen-professor. Na zijn val, voor het leerarengerecht, een tragische held in een in haar isolement schitterend uitgespeelde scène, maar volkomen onbegrijpelijk na de caricatuur van voor de pauze. Saalborn kon blijkbaar de eindjes van een te bewust gespeelde rol (rol zonder intense over gave) niet meer aan elkaar knoopen. Hij kon het evenmin in zijn regie, die knap, handig, maar vaak noodeloos grof was, met \eel booze woordjes en andere surrogaten voor het veelbegeerde vleesch en bloed". Nu had hij ook waar deze rol toch voor tachtig procent van af hangt geen tegenspel in de weinig benijdenswaardige actrice, die Mariene Dietrich moest vervangen. Ook op de film heeft men zich het vuur uit de sloffen moeten loopen voor men met voorbijgaan van alle toen schitterende talenten Mariene uit haar derderangshoekje en eigenlijk nog linea recta uit de music hall moest halen. Magda Janssens is een van onze meest con sciëntieuze actrices, die zich gaarne wegspeelt in een rol, die zij créeeren moet. ook al ligt die rol haar niet. Ware dat niet het geval, dan zou men misschien bij deze verleidingsscènes gedacht hebben: och moeder., trek wat aan. Thans voelde men sympathie voor een kunstenares, die wanhopig probeerde te bereiken wat zonder bizondere hulpmiddelen niet te be reiken is en voor een deugdelijke kunstenares ook heelemaal niet zoo wenschelijk is om te bereiken. Nadat eerst alles van het cabaret-en-zoo in het water gevallen was, zag men Magda Janssens nog eenmaal in haar volle kracht, in een solo-gespeelde scène bij haar afscheid van Unrat's woning, een scène, die men uit den grond van zijn hart bewonderen kon. Maar. ... zij stond toen niet tegenover Unrat., evenmin als Unrat tegenover haar, in zijn daaropvolgende scène in de leeraarskamer. Twee monologen kunnen een banaal melodrama in een stukgedraaide vertooning niet redden. ..Jean de la luiie" liij het Schouwtooneel Merkwaardig hoevele Achards ons tooneel, dat toch naar lichte stukken hongert en die b.v. in Noel Coward's ,.Intimiteiten" meent te vinden, tot op den dag van heden ongespeeld heeft gelaten. Nu vallen zij ineens tesamen, twee in n maand. ,,Do mino" en ,,Jeaii de la Lune", een Castor en Pollux in eenderen bouw en een gelijk spel van helder en ironischdichterlijk doorzicht in het leven. h<»e zeer ook juist hun overscherpe en tot fantastische werkelijkheid geroepen hoofdpersonen elkanders tegendeel schijnen te zijn. Zijn zij echter niet beiden op hunne wijze de door een heilige idee fixe bezielde veroveraars van een moeilijke vrouw, onweer staanbaar beiden in het geloof dat bergen verzet.... niet voor altijd misschien, maar onweerstaanbaar voor het oogenblik der beslissing ? Wie weet wat volgt. Dat drama's zoo hart grondig uitgestreden worden, dat men in het vage sprookjesaanhangsel van een ..nog lang en gelukkig samon leven" onvoorwaardelijk gelooft, i's een behoefte aan een goedkoop abso lutisme bij schrijver en toeschouwer, dat ons niet meer interesseert. Wie wil van Achard verlangen, dat hij nog kaartlegster is ook? Zijn menschen hoeven niet meer te leven als hij niet meer aan de touwtjes trekt. Hij kent de magie van den schijnwerper, die hij op toevallige menschen richt: zoo zijn zij thans, ik speel met hen. ik weet niet wat zij straks zijn. Jean de la Lune" is iets minder meesterlijk geschreven dan ,,Domino". Er zijn in de latere bedrijven wat zwakke steeën waarin veel wordt geraisonneerd, al zou een goede voor stelling dat weten weg te spelen onder den ban van den fijnen, wijzen glim lach van Achard zelf. Welk een kunst, talent en welk een liefde is noodig geweest om den schijnwerper der waarschijnlijkheid ingesteld te krijgen op dezen hcro schen ingénu Jean de la Lune. die zich na een wilde scène van Marceline's vazenbrekende minnaar opoffert en een kleine, cotjuette vrouw als een. onnoozele minnaar gaat vereeren en veroveren. Jean. ..cocu magnifique" op zijn manier, met oen jeugdig-kaal hoofd en nette, bloode, wereldvreemde gestes, laat zich vernederen en be driegen, Marceline en haar familie", vertegenwoordigd door den scheeven, rooden, luiden en dwaze dingen zeg genden Clo-Clo (haar broer en eigenlijk haar ontluisterd, van alle feminine charme ontdane evenbeeld) nemen hun intrek in het simpele huis van den man, die zijn leven wijdt aan een zoo goddelijke gedachte als die van een ,,nieuwe bloem uit te vinden". Tegen dit geestenpaar van Ariel en Caliban strijdt Jean de la Lune met den glimlach op het beate gelaat van een heiligmaker, die uit principe en uit kracht der natuur niet haten kan en niet wankelen in zijn eenmaal gevestigd geloof, dat hij Marceline liefheeft en deze dus ook hem zal moeten liefhebben en hem niet be driegen kun. Meesterlijk is dat bedrog op den achtergrond, namen van minnaars die vallen en niets zijn voor Jean de la Lune, die, triomfantelijk en hulpbehoevend tegelijk, de verruk kelijke stelligheid kent dat zijn liefde ,,liefde" is en dus veilig. Eén scène van gapen en koffiedrinken vertelt de sfeer van deze mariage a trois, n telefoonnummer, de bekoorlijke drei ging van steeds weer zich meldend ,,Passy: 1419" teekent Marceline's leven, n dichterlijk slot ligt als een aureool om het vollemaanshoofd van dezen gelukkigen onnoozele: als Mar celine slaapt, zit Jean aan haar hoofd einde en leest zacht maar stellig de ,,zonden van den dag" voor. de kleine zonden van miskende zoenen en ver trapte genegenheden, die in een heroïsch martelaarsschap zwijgend in het zakboekje van dezen blijmoedigen bloemist geschreven werden. Wat moet deze man liefhebben, en wat moet Achard dezen man uit duizenden liefhebben, dat wij hem zoo verrukke lijk en kinderlijk leenri liefhebben ! Hij is voorkomend als een kapper, lief als een stralende plafondengel en al Marceline's levenskunsten loopen te gen het obstinate geloof van Jean de la Lune te pletter. Nu heeft een van Achard's critici wel eens met eenig recht geschreven. dat al zijn comedie's al spoedig veeg en vert eekend schijnen wanneer zij niet onder den juisten lamp der lichte blijdschap staan. Door het Schouw tooneel werd helaas deze teedere comedie verzwaard en meer dan eens grof gemaltraiteerd. Niet alleen, dat dit spel van jonge menschen (jong zooals alleen Achard het suggereeren kan) eenige geslachten te oud gespeeld werd. meer nog drukte een onverteer bare aardschheid op de vertooning. Ko Arnoldi raisonneerde, fijntjes, en verzorgd' soms, maar zonder een zweem van die sancta simplicitas. die hem de pijlen in de hand had kunnen geven, welke treffen zonder dat men hun weerhaak merkt. Else Mauhs, in een betere, lichtere en elegantere voor stelling misschien meer op haar plaats, speelde een zwerfsche Marceline al te zeer naar den reëelen kant. al te veel tragedienne en te weinig figurine. Waarom zou men bij Achard aan Marceline haar leven moeten ver wijten? Jan Musch tenslotte had de rol van Clo-Clo. een der bekoorlijkste grotesken die ik ken, maar die weinig gemeen had met den vergrofden, opgedirkten grapjas van thans, die veel te veel met beide voeten in de aarde wilde staan in plaats van ook maar een levensecht symbool te zijn van een menschelijko zijde van dui zenden klaploopers. De regie tenslotte liet het geheel in een schuwleelijke burgermanskamer met zware uit dossing en bakbeesten van gobelinstoelen spelen. Ja, rufx-.sl dan Achard hier perséin een Hollaridsch binnen huisje vermoord worden? CARLTONNADE Groen is een tweeslachtige kleur. Stu denten die nog ontgroend moeten worden, schrikken al van het woord alleen; menschen die nog weinig levenservaring heb ben opgedaan, zijn ongetwijfeld groentjes, en wie 'smorgens groen ziet, heeft den vorigen avond te diep in volle glazen gekeken. Maar aan den anderen kant is de wereld op haar mooist als zij groen is, en vindt men in de pagina's van de Groene vele goede dingen (o.a. Carlton-berichten) en als de winter met zijn voetbaluitslagen en brandstofvoorziening weer achter cns ligt, begroeten wij het nieuwe groen van de lente met gejuich. In deze beteekenis is het in het Carlton altijd groen, d.w.z. altijd frisch en levendig: de trieste at mosfeer van een somber jaargetij kent men er niet? * * * Dictators zijn in ons land tot nog toe niet in zwang, maar naar de dictatuur van de Mode voegen zich de Nederlandsche vrouwen, niet alleen met groote onderworpenheid, maar zelfs met een geestdrift, welke alleen wordt geëven aard met die waarmede Maurice Chevalier hier is ontvangen. . De Mode beveelt, en de vrouw gehoor zaamt. Zij beveelt veel en zij beveelt na drukkelijk, en haar laatste bevel luidt: Ik verwacht u op Zaterdag i, of Zondag 2 October in het Carlton ! Op die beide dagen worden er in het Carlton g ila-modef eesten gegeven: op i October bij het diner-dansant, op 2 October bij de afternoon-tea. Een mooie japon wordt als prijs uit geloofd, iedere bezoekster ontvangt een cadeau, artisten zorgen voor afwisseling: heel Amsterdam trekt die dagen naar het Carlton op ! * * * \Vat is uw oordeel over Zigeuners? Als ik voorheen Zigeuners zag, voort trekkend langs de heide, Dan was ik in mijn hart jaloersch op zulk een vrij bestaan, En wie heeft in zijn jongenstijd ook niet zoo tusschenbeide Eens 't plan gehad met 't zwerversvolk op avontuur te gaan ? Zigeuners hadden hevig lief, en onder alle volken Hielden zij zich afzonderlijk, want dat beviel hun goed. Op vrouwen waren zij jaloersch, zij trok ken gauw hun dolken En vochten voor hun liefde tot hun laatsten druppel bloed.... Al deze illusies vielen weg bij 't klimmen van de jaren, Een and're, die hun plaats innam, is nog door niets verstoord: Zigeuners zijn zér muzikaal, z' ontlokken h aan de snaren Van hun viool de ocrmuziek die sterker is dan 't woord ! Wie van dit laatste wil worden over tuigd, bczoeke den Carltoncorner, waar Joszi Baranyai's zigeunerorkest optreedt, een uitnemend ensemble, dat er niet wei nig toe bijdraagt den Carltoncorner het gezelligste zitje te maken van de stad. In de groote zaal van het Carlton speelt vanaf i October llarek YVeber's orkest; men kent het van de radio, men kent het van gramofoonplaten, maar men leert het pas goed kennen, als men het in het Carlton hoort en ziet. Stel u niet tevreden met een tweerangs-orkest, gij leest een uitnemend blad De Groene en gij hebt het recht uitnemende muziek, uit nemende menus, uitnemende service te eischen in een hotel. Alleen het beste is voor het publiek goed genoeg, is de leus van dezen tijd. Het is ook de leus van het Carlton. ver geet dat niet !

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl