De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 1 oktober pagina 15

1 oktober 1932 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

WO. 2887 De Groene Amsterdammer van i October 1932 15 v jfT f lK"? Besparing op den Staats schuldendiens t? door C. A. Klaasse Conversie Bij de jacht naar bezuinigingsobjecten stuitten zoowel de commissie-Welter als de regeering, die haar voetsporen drukte, op n post ^ . «ils C"_.eranderlijk moest worden aangemerkt, en waaraan men althans volgens nog vrij algemeen geldende rechtsbegrippen niet kon tornen t.w. den dienst der nationale schuld. En daar het, zooals uit onder staande cijfers volgt, hier om zeer belangrijke bedragen gaat, behoeft het wel geen betoog, dat er van verschillende zijden denkbeelden geopperd worden om te trachten desondanks ook op dit hoofdstuk te bezuinigen". Die verleiding wordt des te grooter nu men rondom ons aan alle kanten waarneemt, dat de dienst der Staatsschuld geens zins absoluut onveranderlijk is. Men zag de Engelsche regeering de 5% Warloan in n slag converteeren in een 3 J % leening en het ging daarbij om het respectabele bedrag van rond 17 milliard gulden terwijl sedert die grootsche conversieoperatie ook het restant van de schuld grootendeels in 3J% werd omgezet. Frankrijk converteerde een zeer omvangrijk bedrag op 4J%. En Duitschland heeft geruimen tijd geleden al bij eenvoudige noodverordening de als te hoog gedecreteerde rente op schulden, niet alleen de staatsschuld, geredu ceerd. Ter beoordeeling van de beteekenis van den dienst onzer nationale schuldenlast volge hieronder een opstelling van de uitstaande geconsolideerde schuld, met vermelding van de jaarlijksche rente last op basis van het thans uitstaande bedrag: Kentetype 5 4,4 en 4J 4 34 3 21 Bedrag 466 millioen 675 411 39 417 524 Jaarlijksche Rentelast 23,3 millioen 30,2 10,4 1,4 125 13,1 Een besparing op deze uitgaven kan nu op volkomen normale wijze verkregen worden, indien de algemeene rentevoet op de kapitaalmarkt daalt. Immers voor het overgroote deel der uitstaande schuld heeft de sshatkist het recht tot vervroegde aflossing over te gaan, een recht waarvan gebruik gemaakt kan worden zoodra men op voordeeliger voorwaarden kapitaal kan opnemen. En men kan dus zeker niet stellen, dat de post op de begrooting, die de dienst op de staatsschuld bevat, absoluut onveranderlijk is. ... maar toch staat de bezuiniger hier voor heel bijzondere moeilijkheden, omdat namelijk de veranderlijkheid niet afhangt van de wensch der regeering om te besparen, maar van het verloop van de kapitaalrente, een factor dus waarop zij geen invloed kan uitoefenen. Te dien aanzien zijn de verhoudingen allerminst hopeloos. In de laatste maanden heeft, door het plotssling terugkeerend vertrouwen, de obligatiemarkt een geheel gewijzigd aspect gekregen. Terwijl tot ver in Juli nog slechts 5 J en 5% leeningen, en dan nog alleen met zeer korten looptijd, te plaatsen waren, is sedertdien een stroom van gemeenteleeningen met groot enthousiasme door het be leggend publiek ontvangen, tegen stijgende koersen, en dalend rente type. Ondanks de sterke aanwas van het-geëmitteerde bedrag (in Juli 3| millioen, in Augustus 12 millioen, in September tot nu toe 20 millioen) werden vrijwel alle leeningen sterk POL ROGER&C^ LE CHAMPAGNE EN VOGUE JAGER GERLINGS HAARLEM overteekend, en terwijl in Augustus nog verschil lende 5j% leeningen aan de markt kwamen, had half Senterc bcr v bijzonder goed geclasseerde uitgiften reeds het 4i% rentet>pfe"-iija intrede gedaan. De 4% Staatsleening 1931 staat alweer 993/4%. Zoodat het geenszins uitgesloten is dat wanneer deze verbetering op de eniissiemarkt aanhoudt een conversieoperatie tot een 4%-type mogelijk wordt. Voor de onder het publiek uit staande leeningen (de van de Kijksfondsen opge nomen leeningen kan men grootendeels niet conver teeren) zou zulk een conversie een rentebesparing geven van 7 J millioen. aangenomen dat de emissie .a pari zou kunnen plaatsvinden. Intusschen be denke men.dat op het oogenblik zulk een transactie allicht nog niet uitgevoerd zou kunnen worden, al staat dan ook de 4 % vorengenoemde leening bijna op pari. Wanneer betrekkelijk geringe bedragen van een leening ter beurze tegen zekeren prijs verhandeld worden dan beteekent dat immers niet dat voor dien prijs een milliard kan worden onder gebracht, zelfs wanneer dat milliard tegelijkertijd weer aan de kapitaalmarkt wordt ter beschikking gesteld als aflossing op de te converteeren leeningen. In dit verband zij bovendien gereleveerd dat.terwijl van medio 1930 tot medio 1931, dus een vol jaar lang, de 4 % Staatsleeningen op of boven pari stonden, en in dien tijd verscheiden provincies en gemeenten voor 4% leenden, de schatkist haar 4i% schuld niet converteerde. Ook de conversie der 5% leening 1918 heeft veel langer op zich laten wachten dan volgens de positie der obligatiemarkt noodig was. Nu moet toegegeven worden, dat men daarvoor aanleiding vond in de verwachting dat de rente verder zou dalen, zoodat het tenslotte voor deeliger werd geacht om de conversie eenigeii tijd uit te stellen instede van kort na elkaar twee keer te converteeren met alle kosten daaraan verbonden. Nu de schatkist elke mogelijke besparing dringend eischt zou men te dien aanzien natuurlijk meer spoed kunnen betrachten. Dan is er nog een punt dat hierbij de aandacht verdient. De Engelsche conversie-operatie werd in Engelsche financieele kringen beschouwd als een groote bluf. De situatie van de kapitaalmarkt daar te lande vlak vóór de conversie was allerminst van dien aard, dat een 3J% rentevoet daarvan de weerspiegeling was. Maai' toch werd de conversieleening een groot succes. Daarbij moet men wél bedenken, dat de mentaliteit van den Engelschman hier een factor van groote beteekenis is. De ge middelde belegger daar te lande dacht er een voudig niet aan een meer rendabele belegging voor zijn kapitaal te zoeken. Als de financiën het niet toelieten dat de regeering meer dan 3|% betaalde. dan mocht de houder van Warloan zich daaraan niet onttrekken. Voor onze Hollandsche begrippen is zulk een mentaliteit nauwelijks te begrijpen.maai de Engelsche regeering kan erop bouwen. En dan is daar nog een punt. dat men niet mag onder schatten: op de markt der inlieemsche vasterentegevende waarden is in Krigeland de Staat verreweg de voornaamste geldnemer. Bij ons is dat heel anders, de gemeenten hebben nu ongeveer evenveel kapitaal van het publiek als de Staat, en de hypo theekbanken hebben ook een bedrag aan pandbrieven uitstaan dat de helft van de Staatsschuld nabij komt. Dierelatieve beteekenis van dei Staat als kapitaalvrager is natuurlijk voor zijn machts positie ten aanzien van de rentebepaling" een /.eer voorname factor. Wanneer de regeering de staats schuld aflosbaar stelt en de beleggers zien geen kans om een ander débouchévoor hun kapitaal te vinden, dan worden zij bij wijze van spreken tegen elke n prijs (rente) in de armen van dien Staat weer teruggedreven. Temeer wanneer buitenlandscho belegging of niet attractief is wegens het risico, of meer of minder openlijk door den Staat wordt ge weerd. H«t is geenszins onmogelijk ,dat zelfs hier te lande, waar de verhoudingen ter markt zooals gezegd anders liggen, toch een brutale geste van de regeering: wij lossen over drie maanden alle 5% en 4i% leeningen af, en geven een 4% of zelfs 3J% conversieleening uit, succes zou hebben. Want wanneer eenige honderden millioenen een emplooi in andere richting in gemeentepapiereii of pandbrieven zouden zoeken, zou in een minimum van tijd ook daarvoor de rente op 4 % of lager zijn gedaald. Maar. . . . dat zouden de beleggers pas merken nadat zij hun pogingen hadden aangewend, en zoolang zij nog meenden dat het wel zou lukken meer rente te maken, had de Staat de aflossing te verrichten, hetgeen niet zonder risico is, al zou onder de huidige omstandigheden de geldmarkt zeker tijdelijk uitkomst kunnen brengen. In etappes zou zulk een operatie natuurlijk minder risico niet zich brengen, en het lijkt dan ook niet onmogelijk dat men naar deze oplossing zal grijpen. Hiermee is men natuurlijk niet aan het eind van de mogelijkheden. Wdl wanneer men wil blijven binnen de grenzen van het ..normale", maar niet wanneer men krasser ingrijpen wenscht. De ge dwongen conversie is ook altijd nog een noodsprong waartoe men zijn toevlucht kan nemen. Gedwongen leeningen hebben wij meer gekend, de 5% leening 1919 staat nu nog gedeeltelijk uit ! Maar. . . . een gedwongen leening die dient om den Staat aan nieuwkapitaal te helpen en een gedwongen conversieleening moeten op het staatscrediet ongetwijfeld een geheel verschillend effect hebben. Omdat immers een gedw-ongeii conversie bedenkelijk veel lijkt op contractbreuk; formeel komt het niet zoover dat men een streep haalt door de 5% en daarvoor in de plaats 3 J of 4 "l, zet. maar de facto komt het toch daarop neer wanneer men de houders der obligatiën of anderen dwingt het geld voor de aflossing tegen die lage rente te verstrekken. Zulk een handelwijze houdt trouwens een schromelijke onbi Ijkheid in, in diervoege-.dat wel de rente van de houders van hoogrentemle leeningen wordt gereduceerd, niet die van de 2A en 3Ö0 leeningen. terwijl toch op het evenredig lagere koerspeil het rendement dier leeningen ongeveer gelijk is aan dat der leeningen met hooger type. En tenslotte: men treft hier alleen de houders van Staatsobligatiën, hetgeen weer onbillijk is ten aanzien van de houders van andere obligatiën. Dan zou een couponbelasting, die alle leeningen treft, nog beter zijn. In elk geval moet het beleggend publiek door zulk een conversiemanipulatie den indruk krijgen dat liet met staatsleeningen er minder goed aan toe. immers kwetsbaarder is dan met andere beleggingen, hetgeen op den langen duur de rente last voor den Staat dus eerder zou verhoogen dan verlagen. Indien men al iets wou doen in de richting van ingrijpen in de rechten der ..staatsschuldeischers" dan zou het nog het meest voor de hand liggen de aflossing stop te zetten of te verminderen (het gaat daarbij om rond 08 millioen per jaar). Voor zoover betreft die leeningen waarop de rente niet lager is dan de geldende kapitaalrente, hebben de hou ders daarvan geen nadeel, en de gewone dienst der begrooting wordt ontlast voor het volle bedrag der opgeschorte aflossing. Voor zoo ver de af geloste kapi talen geen herbelegging vinden en daarop is in tijden van depressie veel kans is zulk een han delwijze maatschappelijk gezien, zelfs zeer ver standig. Maar .... ook hieraan kleeft het be/.waar van de contractbreuk met alle daaraan vastzit tende gevolgen van gevaarzetting voor het staats crediet. Voorloopig zullen wij het maar moeten houden op de vrijwillige conversie eri daarbij desnoods een beetje brutaal zijn op grond van de overweging, dat <)e Staat op de obligatiemarkt een voldoende be langrijke positie inneemt dat hij de situatie aldaar min of meer kan forceeren. Al zal het moeilijk zijn daarbij zonder onvoorzichtig te wolden de uiterste grens te bepalen waartoe men kan gaan ! HOOFIEN'S ROOMBOTER WORDT SPECIAAL BEREID

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl