De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 8 oktober pagina 1

8 oktober 1932 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER 'Weekblad voor Nederland Onder hoofdredactie van A. C. Josephus Jitta Redacteuren: L. J. Jordaan, F. G. Scheltema en M. Kann. Secretaris der redactie: C. F. v. Dam Keizersgracht 355, Amsterdam C. * Telefoon 37964 - Postgiro 72880 - Gem. Giro G. 1000 Opgericht in 1877 No. 2888 Zaterdag 8 October 1932 Het nikkel vraagstuk door Prof. Dr. H. Frijda Vervanging van onzen zilveren munt Eenige jaren geleden werd door den Utrechtschen hoogleeraar Prof. Dr. C. A. Verrijn Stuart «en denkbeeld aan de hand gedaan, dat een belang rijke besparing beoogde te brengen op de uitgaven die noodig zijn voor de voorziening der gemeen schap met ruilmiddelen. Het voorstel was ons zilvergeld te doen vervangen door munten, die uit nikkel geslagen zouden zijn. Daar het zilver (bij den toenmaligen zilverprijs van 24 pence per ounce) een waarde van fl. 215 millioen vertegen woordigde, voor den aanmaak van het nieuwe nikkelgeld daarentegen slechts een bedrag van fl. 6.5 millioen noodig zou zijn, ware door de operatie ?een voordeelig saldo van niet minder dan fl. 208.5 millioen verkregen. Het denkbeeld, dat aanstonds tot een levendige gedachtenwisseling, in woord en geschrift, aan leiding gaf, bleek in elk geval een ernstige over weging ten volle waard. Op het Departement van financiën werd het echter van den beginne aan niet groote koelheid ontvangen. Nochtans verIclaarde de Minister van Financiën, nadat in beide Kamers de wensch daartoe was kenbaar gemaakt, ?zich bereid de zaak in handen te stellen van een Staatscommissie, die de mogelijkheid en de wenschelijkheid van de vervanging van ons zilvergeld door nikkelen munt nader zou onderzoeken. In April 1929 vond de instelling dezer Commissie plaats. Drie jaar lang werd omtrent haar werk zaamheid niets vernomen. In 'De Economist van Augustus j.1. deelt prof. Verrijn Stuart thans mede, ?dat de meerderheid der Commissie op 15 Juli van dit jaar aan de Ministers van Financiën en Kolo niën een schrijven heeft gezonden, waarvan de inhoud neerkomt op het advies: de zaak van het zilver maar ad acta te leggen. Voorgesteld wordt immers om de Commissie thans op te heffen dan wel haar zonder meer diligent te verklaren. * * * Het is waar dat de omstandigheden, sedert de Commissie haar opdracht aanvaardde, in meer dan een opzicht wijziging hebben ondergaan. De ailverprijs is inmiddels belangrijk gedaald en het geldelijke voordeel, dat door de vervanging van ons zilvergeld door nikkel te verkrijgen zou zijn, daardoor aanmerkelijk geslonken. Toch is, vooral .bij de huidige gesteldheid van den fiscus, ook ?een besparing van fl. 70 millioen, die de in voering van nikkel in de plaats van zilver vol gens de berekening van prof. Verrijn Stuart ook bij den tegenwoordigen zilverprijs nog brengen aou, zeker reeds voldoende om aan het denkbeeld in elk geval ernstige aandacht te wijden. Het schijnt dat de meerderheid der Commissie vooral het oogenblik voor een vervanging van ons zilvergeld door nikkel niet gunstig acht. Inderdaad, sedert de geschiedenis met het Pond Sterling is er rondom het geld een sfeer van onzekerheid ont staan. Voor koene experimenten is de tijd daarom zeker niet geschikt. Zal men echter daartoe ook de invoering van nikkelen in de plaats van zilveren munt moeten rekenen, die in ons geld systeem geen enkele wezenlijke verandering brengt, immers de grondslagen daarvan volkomen ongerept laat ? Maar bovendien ? moet, omdat de uitvoering er van wellicht beter worde opgeschort, daarom na drie jaren werkzaamheid nota bene ook de overweging van het iiikkelplan worden uitgesteld? * * * Het heeft allen schijn dat het advies van de meerderheid der Staatscommissie vooral beheerscht is door een onbestemden tegenzin tegen het denk beeld, dat haar is voorgelegd. Het valt echter te betwijfelen of er voor dien tegenzin deugdelijke gronden bestaan. In zooverre het beoogt de be hoeften der gemeenschap aan ruilmiddel op meer economische wijze tot stand te brengen, ligt de vervanging van zilvergeld door nikkelen munt in elk geval geheel in de lijn van de ontwikkeling der monetaire structuur. Immers die ontwikkeling wijst overal duidelijk in de richting van een groo tere economie op het gebied der geldvoorziening. Reeds heeft in het stelsel van den z.g. goudkernstandaard, dat na den oorlog overal op de puinhoopeti van het oude geldsysteem gevestigd is, de gedachte verwezenlijking gevonden, die voor meer dan honderd jaar door David Kicardo in diens ,,Proposals for an economical and secure currency" zijn neergelegd. Overal wordt thans het goud vast gehouden in de kelders der centrale bank om daar uitsluitend voor de handhaving der internationale geldpariteit te dienen; de belangrijke plaats, die in verschillende landen het goudgeld eenmaal onder de ruilmiddelen innam, heeft het afgestaan aan het papier, dat, belangrijk zuiniger dan het goudgeld, den dienst als ruilmiddel minstens zoo goed vermag te vervullen. Het goudgeld is uit den omloop verdwenen, vervangen door een ruilmiddel van goedkoopere grondstof. Het zilvergeld is echter in den omloop gebleven. Waarom zou ook niet hier bezuiniging worden overwogen? Voor de deugdelijkheid van een ruilmiddel is het niet noodig dat het uit een waar devolle stof, uit goud of zilver, bestaat, doch komt het slechts op de technische geschiktheid der grondstof aan. Waarom zou men dan, in strijd met den eisch van economisch overleg, niet aan een goedkoopere grondstof de voorkeur geven, die dezelfde of wellicht nog grootere technische geschiktheid voor den ruildienst heeft? Inhoud: 2. Prof. Dr. H.Frijda, Het nikkel-vraagstuk. Dr. M. van Blankenstein, Japan en het Lyttonrapport 3. L. J. Jordaan, Japan en de Volkenbond. 4. Melis Stoke, Op zoek naar den held, teekeningen door Harmsen van der Beek. 5 Dr. C. P. Gunning, Herfstvacantie. B. van Vlijmen, Het voorbeeld van Gandhi. 6. Nieuwe radio-toestellen. 7. Dr. P. van Olst, Mensch en beer. 9, Florence Qilliam, De bonte winkel, met teeke ningen door M. Jantzen Lebret. 10?11. Albert Heiman, Het verborgen gezicht. 12 A E v. d. Tol, Tentoonstellingen. 13. Mr. H. Scholte, Dramatische kroniek. 15. C. A. Klaasse, Rubber-positie. 16. C. K., Beursspiegel Constant van Wessem, Muziek 17. Lou Lichtveld, Kinderballet. 18. Alirla Zevenboom, Croquante croquetjes?Joh. C. P Alberts, De Jas. Boekennieuws. 19. Charivarius, Lucianus. Uit het kladschrift van Jantje 20. Letterraadsel Charivaria. Viooltj Voortreffelijk» chocolade in den vorm van viooltjes. Een specialiteit. RINGER5 Let op den naam f Op grond van economische overwegingen is de vervanging van onzen zilveren munt door nikkel geld aanbevolen. Economische overwegingen dwin gen echter niet tot het alternatief: of zilver f nikkel. Ook papiergeld komt in aanmerking om, ter wille van de besparing, in de plaats van zilver geld te worden gesteld. Een gedeeltelijke vervanging van ons zilvergeld door papier ware zelfs in hooge mate gewenscht. Want daardoor zou tevens zijn tegemoet gekomen aan zekere technische bezwaren, die thans in ons systeem van ruilmiddelen bestaan. Onze grove zilveren munt is betrekkelijk zwaar. Vooral ten onzent weegt dit ongemak, omdat bij ons voor het doen van betalingen zilvergeld in betrekkelijk grooten omvang is vereischt; om een bedrag tusschen vier en zeven gulden te beta len moeten bij ons immers als regel ten minste drie zware metaalstukken worden gebruikt. Het soortelijk gewicht van nikkel is geringer dan dat van zilver. Toch wordt het bezwaar, dat hierboven beschreven is, door de invoering van nikkel in plaats van zilvergeld niet afdoende on dervangen. Dat geschiedt echter wel indien ten onzent, evenals bijna overal elders, papiergeld van betrekkelijk kleine coupure in omloop zou worden gebracht. De Staatscommissie voor het Muntwezen heeft in haar verslag van 1926 den zilverbon van ?2.50 aanbevolen. Nog meer aanbeveling zou wellicht de invoering van een bankbiljet van vijf gulden verdienen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl