De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 8 oktober pagina 15

8 oktober 1932 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

De Groene Amsterdammer van 8 October 1932 15 De rubberpositie i.rU K i> door C. A. Klaasse Wat zal de toekomst brengen? Wat men ook van de oorzaken van de crisis en de middelen tot herstel denken moge, vrij algemeen is men het erover eens dat een noodzakelijke voor waarde voor de opleving is: de verbetering van den prijs der voornaamste grondstoffen. Industrieele grondstoffen behooren steeds in een tijdvak van depressie tot de zwaarst getroffen producten, maar dit keer kan men zeggen dat wij een uitgesproken grondstoffe icrisis doormaken in dier voege dat vrijwel alle grondstoffen ook de niet-industrieele, dus de consumptieve als tarwe, suiker, koffie, vleesch een enorme prijsdaling hebben onder gaan. En in zooverre is er ook nog een verschil met de normale" depressie, dat dit keer veeleer de overproductie der grondstoffen primair was. gevolgd door vermindering van den afzet in de industrie, dan andersom: stagnatie in de opgaande lijn der industrieele ontwikkeling en als gevolg daarvan een terugslag bij de grondstoffen, in de eerste plaats bij de typische grondstoffen voor de productiemiddelen-nijverheid: ijzer, staal, kolen, kopar, cement enz. En terwijl men. vroeger een opleving op de markten der grondstoffen veeleer verwachtte als uitvloeisel van een industrieele conjunctuuromslag in de neergaande lijn was immers de volgorde ook zoo geweest zou men dit keer wellicht ook moeten wachten op een primaire stimulans van de oerproducten uitgaand, en overslaand op de industrie. Weliswaar mag men hier een zekere wisselwerking veronderstellen, maar op grond van de typische situatie zooals die hiervoor zeer beknopt en zeer onvolledig werd geschetst moet men toch met bijzondere belangstelling naar de statistische positie der voornaamste grond stoffen kijken, wanneer men zich wil realiseeren of er reeds een reëele grond is voor de prijsverbe tering die zich op verschillende productenmarkten in de jongste maanden manifesteerde, en voor de meer optimistische verwachtingen ten aanzien van het conjunctuurverloop waarvan stijging der aandeelenkoersen een uiting is. Wij zullen daartoe achtereenvolgens enkele der voornaamste producten onder de loupe nemen, en vangen dit keer aan met rubber. * * * Terwijl de New-Yorksche loco-noteering voor dit product begin Juni nog $ 3.50 bedroeg, steeg de prijs eind Juli al tot $ 3.93. in Augustus verscherpte zich de haussebeweging aanmerkelijk, en op 6 Sep tember werd de recordnoteering van S 5.12 be haald, waarna weer een reactie intrad tot S 4.?. Dat beteekent dus dat in enkele maanden tijd de rubberprijs met niet minder dan 30% steeg: en ondanks de sedert het hoogste punt ingetreden inzinking is nu de noteering nog 17 % boven die van begin Juni. Op welken grond? De voornaamste aanleiding is ongetwijfeld geweest de hoeraptsnrniing, die half Juli intrad om allerlei redenen die de strekking hadden het vertrouwen", deze zoo moeilijk te definieeren maar des te beter waar te nemen psychologische factor, welke het marktverloop vaak zulk een plotseling gewijzigd aspect kan geven, te stimuleeren. Dit kan men daarom met zulk een gerust geweten zeggen omdat het toch wel verduiveld toevallig zou zijn dat op bijna alle markten tegelijk een merkbare verbetering van de statistische positie zou worden bespeurd. En de prijsstijging kwam bijna overal gelijk, en door hetzelfde ins-Blaue-hinein-vertrouwen. Maar dat neemt niet weg dat er toch waarneembare feiten kunnen zijn, die de opleving motiveeren. Op den duur zullen die er zelfs moeten zijn, wil de prijsver betering niet weer geheel teloor gaan. tenzij men 7.ou aannemen dat alleen een ..correctie van een te laag niveau" heeft plaats gevonden. Dit laatste is al zeer onwaarschijnlijk, want waarom was het niveau te laag. dat prijspeil paste bij die statistische positie en waarom zou het er nu ineens niet meer bij passen': Alweer diezelfde psychologische factor '? Die is inderdaad heel machtig en heel onnaspeurlijk. maar houden wij ons voorloopig toch eens bij de dorre cijfers. Er was inderdaad in Juli aanleiding tot een sprankje hoop; toen de consumptiecijfers voor de States werden gepubliceerd, bleek dat deze over Juni niet minder dan 39.000 ton beliepen, of wel 14000 ton meer dan het gemiddelde dat over dit jaar wordt verwacht. Gelijktijdig werden optimis tische cijfers uit de automobielnijverheid bekend zoodat men de stijging daarmee in verband bracht. Waar juist het verbruik in Amerika dit jaar zoo enorm was tegengevallen zou dit een zeer gunstig teeken zijn. Bij de publicatie der consumptiecijfers over de volgende maanden bleek echter de hoop ijdel te zijn geweest; men boekte zelfs een nieuw laagterecord, want het verbruik in Juni was abnor maal opgevoerd door de nieuwe Sales Tax waardoor de bandenaflevering sterk werd bespoedigd. De stijging was dus maar tijdelijk geweest, en bestemd om in volgende maanden te worden gecompenseerd door een daling. Nog steeds zijn productie en consumptie volgens de daarvan bekende cijfers niet in evenwicht. In de eerste acht maanden van dit jaar was de wereld productie rond 483.000 ton, de wereldconsumptie rond 451.000 ton. Wat dat laatste cijfer betreft is een splitsing over de V.S. en de overige verbruikslanden wel interessant. Terwijl de States in dat tijdvak 38000 ton minder verbruikten dan in de overeenkomstige periode van het vorige jaar, was de consumptie in de andere landen ruim 10.000 ton meer dan verleden jaar. Per saldo was het wereldverbruik bijna 28.000 ton lager dan in de eerste acht maanden van 1931. de productie 47.000 ton lager. Inderdaad is dus de marge tusschen beide geringer geworden doordat de productie sneller afnam dan het verbruik, maar in de bedoelde achtmaandsche periode bleet toch nog 32.(00 ton of wel 6 i % van de voortbrenging onverbruikt. Intusschen valt het niet te ontkennen dat verleden jaar de verhoudingen belangrijk ongunstiger waren, toen 52000 ton. of wel 10 % der productie onverbruikt bleef. Nu moet volledigheidshalve in dit verband vermeld worden dat wanneer m.en deze cijfers toetst aan die van den wereldvoorraad niet alles volkomen verklaarbaar is. Symington <fc Wilson geven voor eind Februari j.l. een voorraad aan van . 017.000 ton en voor eind Augustus 570.000 ton. Inderdaad is een belangrijk deel van die daling te verklaren uit een tweetal statistiek-fouten, welke sedert Februari ontdekt zijn: de voorraad ..afloat to U.S." bleek ongeveer 24.000 ton te hoog te zijn aangeslagen, de voorraden te Singapore 18.000 ton te hoog. Tezamen dus vergissingen" ten beloope van 42.000 ton. Dat geeft op 5000 ton na de verklaring voor de vermindering van eind Februari tot eind Augustus. Maar.... volgens de cijfers van productie en verbruik zou de voorraad in dat tijdvak moeten zijn toegenomen met rond 20.000 ton. Misschien ontdekt men ook nog eens een paac> gelukkige fouten in de productie- of verbruiks cijfers? Als men werkelijk eens geheel kon afgaan op de voorraadcijfers.... dan zouden voortbren ging en verbruik in evenwicht zijn ! Intusschen is de voorraad in elk geval nog steeds 570.000 ton bij een geschatte jaarconsumptie van rond 600.000 ton. Een belangrijk deel daarvan ligt in Amerika, dat in het laatste jaar zijn reserve sterk heeft aangevuld ten koste van de overige voorraadcentra : Engeland en Malakka. De voor raden in en onderweg naar Amerika vertegenwoor digen een verbruik aldaar van 14^ maand, de Engelsche voorraad representeert slechts 5 J maand Europeesche consumptie. Die concentratie is niet geheel van belang ontbloot, omdat meer dan 75% van de Amerikaansche stock in handen is van fabrikanten, en niet van handelaars. Zoodat men dat quantum niet mag beschouwen als boven-demarkt-hangend". De oorzaak van dit verschijnsel is dat enkele groote fabrikanten zich bij de lage prijzen voor goruimen tijd hebben ingedekt, zoodat zij bij een stijging van den prijs eenigen tijd uit de markt kunnen blijven. Op den duur zullen ongetwijfeld de voorraden omlaag moeten wil de situatie van de markt weer geheel normaal en gezond worden, maar het is zeer goed mogelijk dabij een stijging van den prijs voorloopig de fabrit kanten nog zich zullen blijven dekken. Dat is ook bij de prijsstijging in Augustus j.l. gebeurd, toen de stock in en onderweg naar Amerika nog met 1 7000 ton steeg. Erg mooi ziet het er dus niet uit: een productie, die, als de cijfers juist zijn, de consumptie nog altijd met ongeveer 6% overtreft, en een wereld voorraad, die een jaar verbruik dekt. Als gunstige noten kan men aanmerken dat de kans bestaat dat de voorraadstatistiek de verhoudingen juister weergeeft, en dat de marge tusschen productie en verbruik dus geringer is, en dat zoodra er een toestand van evenwicht tusschen die beide is inge treden de absolute omvang van den voorraad niet zoo gewichtig meer is, omdat het inconsumeeren" daarvan allicht over een ruime periode zal worden verdeeld, omdat een stijgende markt de neiging heeft de niet zichtbare voorraden te vermeerderen. En wat kan men nu in de toekomst verwachten van verbruik en voortbrenging. De ervaring leert voorzichtig te zijn met voorspellingen: een jaar geleden kon men in insiderskringen de stelling hooren verdedigen dat de inlander rubber zou blijven maken, ook al daalde de prijs bijna tot nul, maar dat natuurlijk voor de plantagebedrij ven met hun vaste lasten enz. eerder een grens voor stopzetting bereikt zou zijn. Resultaat: in de eerste acht maanden van dit jaar was de productie van be volkingsrubber in Indië37,4% lager dan verleden jaar. die van plantagerubber slechts 7 % lager. Met alle reserve dus : de prijsstijging van de afgeloopen maanden heeft de tendens de aanpassing van productie aan verbruik te remmen; verschillende ondernemingen die op punt van sluiten stonden kunnen nu weer juist de eindjes aan elkaar knoopen, enkele onder hen hebben maar vast den oogst 1 933 voorverkocht, niet omdat de prijs zoo loonend was, maar omdat hij in elk geval voortleven gedurende dat jaar garandeerde. En de bevolkingsrubber zal misschien ook weer een prikkel van de prijsver betering ondervinden, zooals voorheen de prijs daling de productie drukte. Er zijn trouwens nog latente aanbodsfactoren, die straks ontluiken: Indo-China creëetde eenige jaren geleden een omvangrijken aanplant, die binnen afzienbaren tijd taprijp wordt, Ford's productie aan de Amazone is op komst. En wat het verbruik betreft, wie zal het zeggen? In een groot aantal landen zijn plannen in voorbereiding om de half-failliete spoorwegen boven water te houden, door het automobielverkeer de tekorten te laten bijspijkeren en dat komt liet bandenverbruik niet ten goede. Hoewel .... de Micheline. Men grijpt grootendeels in de lucht. Maar blijft men met beide beenen op den vloer, dan is het beeld toch niet overmatig geruststellend, en als de prijsstijging niet achteraf gerechtvaardigd wordt door nieuwe feiten, dan zou men de oude prij/en nog terug kunnen zien. ft' r-t NV. Residentie Hypotheekbank 's-GRAVENHAGE Anna Paulownastraat 97 TRUSTEE'S EN ACCOUNTANTSCONTROLE. Hypotheekbrieven in circulatie f 16.970.000.??. 5 pCt. Hypotheekbrieven tegen 100 pCt. Directie: K. E. ABBING. D. VAN OORDT. NI DE HURLEMSCHE HYPOTHEEKBANK Leden der directie: ^«L±J»^ Mr. A. S. MIEDEMA, P. H. CRAANDIJK en A. E. THIERRY DE BYE DOLLEMAN Hypotheken f 41.152.862. Pandbrieven f 40.583.700. Reserves . . f 979.170. t ^ i

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl