Historisch Archief 1877-1940
De Groene Amsterdammer van 8. October 1932
No. 28&S
Japan en het rapport'Lytton
door Dr. M. van Blankenstein
Scherp conflict met
Japan onvermijdelijk
Het rapport van de commissie-Lytton, die door
den Baad van den Volkenbond is uitgezonden om
een onderzoek in te stellen naar den samenhang
van de gebeurtenissen in Mantsjoerije, is Zondag te
Genève openbaar gemaakt. Met uiterste geheim
zinnigheid is de commissie te werk gegaan. Zij
voelde zich in Oost Aziëoveral door glurende oogen
omgeven. Haar leden betrachtten de grootste voor
zichtigheid tot in hun particuliere correspondentie
toe, die zij wisten dat altijd gevaar liep onderweg
geopend te worden als zij per post werd verzonden.
Dit alles echter heeft niet kunnen verhinderen, dat
reeds lang bekend was wat ongeveer de strekking
van het rapport zou zijn. Vooral in Japan scheen
men bijzonder goed ingelicht. Men wond er daar
niet eens doekjes meer om dat men niets goeds
ervan verwachtte. Nu hoefde dat op zich zelf nog
niet op intieme inlichtingen te berusten, ook al
zullen die niet ontbroken hebben. Want de
Japansche generaals hadden zich in den loop van den
tijd weinig moeite gegeven om feiten en voor
wendsels eenigen schijn van overeenstemming te
verleenen.
Op 18 September 1931 's avonds vrij laat ontploft
een bom op den spoorweg bij Moekden. Daar
toen de Japansche troepen gereed bleken te staan
om de vijf hoofdplaatsen in Zuid Mantsjoerije te
bezetten, een actie die overal voor n uur 's nachts
voltooid was, was er niet veel scherpzinnigheid
voor noodig om te gissen wie die bom daar had
neergelegd. Een bommetje, dat l1/^ meter van n
kant van de rails verbuigt en dat bij zijn ontploffing
de Japansche artilleristen gereed vindt staan bij
hun gerichte stukken om onmiddellijk de beschie
ting van-Moekden te beginnen, getuigt van een
ongegeneerdheid in regie waarvan men zich bij ons
moeilijk een voorstelling kan maken. Als na derge
lijke gebeurtenissen een commissie ter plaatse komt
van onafhankelijke waarnemers die o.a. over een
zoo scherpzinnig en onvervaard deskundige van de
Chineesche taal en van Chineesche eigenaardig
heden beschikt als onze landgenoot Dr. de Kat
Angelino nu eenmaal is, dan is het gemakkelijk te
bevroeden wat het resultaat van haar onderzoek
moet zijn.
De commissie heeft zich niet geschroomd de
dingen bij hun haam te noemen. De Japanners
bleken uitstekend te zijn ingelicht over haar in
drukken. Zij heeft ten eerste geconstateerd dat
Japan zijn actie niet ondernomen kan hebben
terwille van wettige zelfverdediging". Tot die zelf
verdediging was er, naar de meening der com
missie, geenerlei aanleiding. Ook de onderdrukking
van het banditisme, dat ontegenzeggelijk in
Mantsjoerije bestond, kon een actie niet recht
vaardigen. Men zou trouwens moeten opmerken
dat het optreden der Japanners een schromelijke
mislukking zou zijn, als het werkelijk met dit doel
ondernomen was. Want het kwaad, dat het dan had
?willen bestrijden is thans honderd maal erger dan
het was voor de Japanners begonnen in bijna heel
Mantsjoerije de macht in handen te nemen.
Ook nog op een ander belangrijk punt stelt de
commissie de Japanners geheel in het ongelijk. Zij
zegt ronduit dat de zelfstandige regeering" van
Tsjang Tsjoen volstrekt niet is ontstaan omdat de
bevolking van Mantsjoerije behoefte daaraan
voelde. Die bevolking, welke vrijwel geheel uit
Chineezen bestaat, is nog steeds tegen het nieuwe,
door de Japanners aangestelde bewind gekant. Die
regeering kan zich slechts dank zij de hulp der
Japanners, die haar noodig hebben voor hun
doeleinden, handhaven.
Daar de Japanners vooruit wisten en moesten
weten dat deze dingen in het rapport zouden
staan omdat zij voor geen bezoeker te verbergen
waren en zij bovendien reeds lang de zekerheid
hadden dat van deze commissie geen partijdig,
Japansche belangen dienend, oordeel te verwachten
was, hebben zij het masker geheel laten vallen door
de zelfstandigheid van Mantsjoekwo officieel te
erkennen, heel kort voor dat het rapport ver
schijnen zou. Hadden zij iets van den schijn willen
redden dan zouden zij dat niet hebben gedaan.
Immers, zij zelf waren het geweest, die voort
durend te Genève hadden betoogd, dat niemand
iets in deze aangelegenheid ondernemen mocht
voor het rapport der commissie bekend was. Met
dit argument hadden zij o.a. belet, dat op de
buitengewone assemblee over het
JapanschChineesche conflict van de Mantsjoerijsche aange
legenheden kon worden gerept.
Zij waren dus reeds weken al van meening, dat
er voor hen geen reden meer bestond om den schijn
op te houden. Juridisch was het spel verloren; men
kon het alleen nog winnen door met ruige door
tastendheid te werk te gaan en er een kwestie van
macht van te maken.
De commissie-Lytton bestond uit practische
menschen, die begrepen, dat het hun taak niet kon
zijn alleen maar verlegenheid scheppende con
clusies te trekken, doch dat ook positieve voor
stellen tot oplossing der moeilijkheden van hen
werden verwacht. Zij hebben inderdaad belang
wekkende plannen geopperd, die echter het gebrek
hebben achter de gebeurtenissen aan te komen.
Dat de Japanners over alle overwegingen van
fatsoen zijn heengestapt met hun erkenning van
Mantsjoekwo had voor een niet gering gedeelte ten
doel. het opbouwende gedeelte van het rapport tot
een verouderd stuk te maken.
Na de onrechtmatigheden die in het laatste jaar
waren geschied te hebben gesignaleerd, consta
teerde de commissie terecht, dat de gevolgen daar
van niet meer geheel ongedaan konden worden
gemaakt. Zij erkende uitdrukkelijk, dat het niet
meer mogelijk was den vroegeren toestand te
herstellen. Deze halve concessie aan de Japanners
moet haar niet moeilijk zijn gevallen. Want hoezeer
men overtuigd moge zijn van het goede recht van
de Chineezen op Mantsjoerije, men zal moeten
erkennen dat zij dit recht niet op de aantrekkelijk
ste, wijze uitoefenden. Wel heerschte er in Mantsjoe
rije al sedert jaren niet meer anarchie, zooals in
groote stukken van het overige China, maar het
gezag dat er heerschte was ook niet van het meest
verlichte of vruchtbaarste soort. Vele jaren lang
had het gebied gestaan onder de heerschappij van
den gewezen rooverhoofdman Tsjang Tso-lin. tot
kort voor zijn dood de trouwe vriend der Japanners,
die, volgens beschuldigingen welke met niet geringe
mate van waarschijnlijkheid in het Japansche
parlement zelf geuit zijn, zijn dood voornamelijk te
danken had aan het einde van die aanhankelijkheid.
Waar de Japanners in Zuid-Mantsjoerije recht
matig het gezag uitoefenden, hebben zij inderdaad
het land zegeningen ten deel laten worden, waarvan
het onder Tsjang Tso-lin verstoken bleef. De zoon
en opvolger van Tsjang, ofschoon beter opgevoed
en moderner van geaardheid dan zijn vader, is zeer
zeker ook nog geen zegen voor zijn gewesten
geweest. Het is begrijpelijk dat de commissie er
geen bezwaar tegen had ertoe mede te werken dat
het land onder vruchtbaarder bestuur kwam te
staan.
Vruchtbaarheid is echter niet te wachten
van een bewind dat reeds corrupt was in zijn
ontstaan, doordat het was samengesteld uit mannen
die zich door de Japanners tegen hun eigen vader
land, China, lieten gebruiken. De commissie stelt
dus voor: groote mate van autonomie van Mantsjoe
rije, met behoud echter van de Chineesche
souvereiniteit. Die souvereiniteit zou haar uitdrukking
vinden in de behartiging door China van de
buitenCHAMPAGME KRUG&CO
REIMS
IN KWALITEIT AAN DE SPITS!
AGENTEN
& ZOON GRC
landsche zaken van het autonome gebied en in een
gemeenschappelijkheid van douanedienst en van
zekere lasten. Tot het militaire wilde de commissie
heel wijselijk de gemeenschappelijkheid niet uit
strekken. Wil men ooit gewaarborgde orde zien in
Mantsjoerije, dan moet men beletten dat de
traditioneele Ohineesche generaals er hun spelletje
van met elkaar vechtende geweldenaars komen
spelen. Mantsjoerije moest een eigen gendarmerie.
hebben die tegelijk voor de veiligheid van het land
en van zijn grenzen zou moeten zorgen. Stellig
heeft de commissie aan een gendarmerie onder
vreemde instructeurs gedacht zooals verschillende
onafhankelijke oostersche landen thans nog be
zitten. Zoodra die gendarmerie voor haai' taak
berekend zou zijn, zou Japan zijn troepen moeten
terugtrekken.
Was de commissie dus niet van zins een herstel
van den ouden toestand aan te bevelen, evenmin
was zij van meening dat de door de Japanners
veroorzaakte toestand mocht blijven voortbestaan.
Japan echter heeft zich door zijn erkenning van
Mantsjoekwo opzettelijk iederen terugtocht afge
sneden. Had het dat niet gedaan dan hoefde het
rapport van de commissie ook voor Tokio niet zoo
ten eenenmale onaannemelijk te zijn. Thans echter
is er niets aan te doen: wil de rest van de betrok
kenen waartoe niet alleen de Volkenbond maar
ook Amerika behoort aan het rapport vasthouden,
dan is een scherp conflict met Japan onvermijdelijk.
De commissie had het hare gedaan om Japan een
schikking niet alleen zoo aannemelijk maar zelfs
zoo aanlokkelijk mogelijk te maken. Zij eischte van
de Chineesche regeering een verdrag, waarin de
belangen van Japan op Chineesch gebied zoo solide
mogelijk zouden worden vastgelegd, en de onzeker
heid van het recht van den vreemdeling in China..
die het rapport grif erkent en die op de Japanners
welke het talrijkst zijn het hevigst drukt, zou
worden opgeheven. Verder zou een
ChineescbJapansch handelsverdrag tot stand moeten komen.
Deze twee verdragen met elkaar zouden dan een
eind moeten maken aan het voor het Japansrhe
oeconomische leven moordend stelsel van boycots,
waaraan dit bij iedere gelegenheid in China is
blootgesteld. Verder verlangde de commissie een
verdrag van non-as'gressie tusschen de twee landen,
waarbij ook positieve samenwerking en
wederzijdsch hulpbetoon zouden worden geregeld.
Dit klinkt alles heel mooi en zou een jaar. of
misschien zelfs een half jaar, geleden voor Japan
uitermate aanlokkelijk zijn geweest. Xu heeft het
Chineesche probleem echter voor Japan vormen
aangenomen, waarmede de welgemeende voor
stellen der commissie geen rekening meer houden..
Als de Chineezen het rapport nauwkeurig lezen
zal het hun op menige plek al heel weinig bevallen.
Er spreekt een zekere neiging tot voogdij over
China uit. Maar wiens handen zouden niet jeuken
om iets te doen aan de jammerlijke anarchie die in
het rampzalige land heerscht. zoodra hij zich moet
bezig houden met de aangelegenheden ervan? De
commissie heeft nauwkeurig moeten toekijken: dan
moet haar oog op angstwekkend veel ongerechtig
heden gevallen zijn. Deze echter rechtvaardigen
niet het optreden van Japan, dat tot nog toe zelfs
zijn eigen belangen niet met zijn interventie heeft.
kunnen dienen maar integendeel erdoor verward is
geraakt in een gevaarlijk, vooral financieel moor
dend avontuur; een avontuur dat, wat China
betreft, ontzettend veel nieuw ongeluk over liet
land heeft gebracht.
KUNSTZAAL
VAN LIER
DOORLOOPEND
TENTOON G ESTELD
ROKIN
IQfl-^"AMSTERDAM
BEZICHTIGING VRIJ
KUNSTWERKEN VAN
JONGE HOLLANDSCHE
EN BUITENL. MEESTERS