De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 15 oktober pagina 12

15 oktober 1932 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

12 De Groene Amsterdammer van 15 October 1932 No. 2889 Schilderkunst door A. Plasschaert Yoegoslavisehe kunst. Stedelijk Museum, Amsterdam Tentoonstellingen als deze hebben ontegenzeg gelijk hun nut. Dat nut is veel grooter dan wat wij .halen uit het bestudeeren van handboeken; daar is het gevaar van de bedriegelijke reproductie of afbeelding. Hier hebben wij de werken zelf; hier ontmoeten wij ze persoonlijk. Het spreekt van zelf, dat ook zulke tentoonstellingen geen absoluut in zicht geven; de keuze (door wien geschiedde die?) hangt af van hem, die kiest, en wat gevaarlijker is: van hen, die kiezen. Een aantal menschen, dat kiest, geeft zoo goed als steeds in ons land en in een ander land aanleiding tot vervlakking, en soms tot hinderlijke eenzijdigheden, 't weglaten van ver dienstelijke tegenstanders. Het spreekt ook van zelf, dat niet iedere tentoonstelling ons winst brengt in aesthetischen zin en ons groote en ongekende waarden doet zien. Die moeten er toch zijn, om gezien te kunnen worden, en zij moeten nog geko zen ook zijn (Hollandsche tentoonstellingen van Hollandsen werk voor het buitenland hebben ons in dezen zeer skeptisch gemaakt). Wat wij hier zien van de Yoegoslaven heeft onze kennis vermeerderd. maar ons geen verrassing gebracht. Onmiddellijk valt voor ons deze tentoonstelling in twee stukken uiteen: in dat der beeldhouwkunst en in dat der schilderkunst. De beeldhouwkunst was in ons land gekend: Mestrovic en Rosandic hebben wij reeds in ,,den Amsterdammer" gekarakteriseerd. Zij hebben beiden hardnekkig bewonderaars gehad, waarvan er sommigen misschien nu rustiger ge worden zijn. Het is niet te onkennen, dat beide persoonlijkheden zijn en in hun vak bedreven en vaardig. Dat beteekeiit ongetwijfeld iets in dezen tijd, die ten opzichte van het ambacht zóó luchtvaardig kan zijn, maar het beteekent nog niet, dat ze voor ons van groot belang zijn, al hebben zij elementen dus, waarvan wij in ons land ver vreemd blijken. Zij hebben allebai expressie, maar ook wel overdrijving in de expressie, en dat wij dat als zoodanig gevoelen is toch een tekortkoming want aan onze willigheid worde niet getwijfeld ! Mestrovic heeft werk, dat aan Michel Angelo doet denken zonder den grooten trots van den Italiaan en zonder de innerlijke moeiten van den Italiaan; hij heeft overdrijvingen (in de lengte) die ons hin deren, en dus niet gesteund zijn door het gevoel op voldoende wijze, of op niet mogelijke wijs verande ringen vertoonen, die buiten de persoonlijke moge lijke veranderingen vallen (zie 192, 195, 199, 200, 206). In een Jezus, de kooplieden uit den tempel jagend" is te waardeeren de groepeering en de levendigheid van de gezichten. Rosandic (zie 218, 226, 228, 231 en 233) deed ons van tijd tot tijd de verfijnden of minder robuste kracht zijner uitdrukkingen waardeeren zie de Bacchante b.v.; als derden beeldhouwer noemen wij nog Dolinar (177, 178, 179) van wien de romp ons als levensvol aandeed, de portretstudie als wat Romeinsch en de studie als fijn.... De schilderkunst is. zeker, geen verrassing. Ge vindt er van alles, verzacht nieuw-realisme (68, 87, 97) een invloed van hagall (128) impressionisten en ook hier en daar wat phantaisie. (In 't algemeen schijnt het ras uitgedrukt te worden door een donkere kleur"). Ge vindt «r romantici, en hen bij wien de kleur hoofdzaak is. Wanneer wij de lijst der schilders volgen, noe men wij u Jakopic (21) om de romantische k-leurwarreling, Nastasijevic om zijn landschap (ver zachte zaaklijkheid"), Parac om zijn normaal kleurgevoel, Petrovic (kleur) Pomorisac (verzachte zaaklijkheid) zoo ook Sakulic. Iets innigs is in Stiplovsek (103) Chagall's invloed is er in Vidmar, in het graphisch werk van Jakac is een bepaalde elegantie. Bauer bij Buffa, Amsterdam De tentoonstelling van Bauer bij Buffa is het eerste huldebetoon na des schilders dood. Zij is vóór de groots tentoonstelling, die Wisselingh (de dépothoudster van den schilder) in Februari wil houden in Amsterdam, in het Museum, en die dus naar het lijkt veel tijd en arbeid moet kosten; zij is vermoedelijk de eerste vóór een reeks van verzamelingen, op3nbaar ten toon gesteld. De ten toonstelling bij Buffa is ongetwijfeld een geschaEen der vitrines op de b oekent ent aanstelling keerde en bevat werk uit allerlei tijd, van vroeg af (van af de Haagsche Akademie?) tot laat toe. toen het werk van Bauer lichter werd en luchtiger. Zij geeft dus een aangenaam overzicht en draagt het hare bij, ook de opeenvolging der werken ons duidelijk te maken. Zij geeft b.v. werk uit het begin van den oorlog (in een Daumiersche kleursamenstelling), dat gemakkelijk verkeerd kan gedateerd worden. Het is te hopen, dat nu Mevr. Bauer en Bauer's zusters nog leven, dat in een zeer grooten volledigen katalogus het werk eens zuiver chronologisch geschikt worde, want dat kan nu veel gemakkelijker dan later, en dat zou zeker, wanneer het nu niet geschiedde, tot allerlei vergissingen aanleiding kunnen geven, want ongetwijfeld zal bij Bauer de dateering van de aflevering van een werk aan een firma, niet altijd de ware datum zijn ! Ik herhaal, dus, het past nu de hulp in te roepen van de genoemden en met alle voorzichtigheid te keer te gaan. Nu ik toch in dezen aan het wenschen ben, ik hoop ook dat er zooveel mogelijk brieven van hem gepu bliceerd zullen worden ! Hollandsche schilders schrijven gemeenlijk niet veel, Bauer schreef gaarne brieven (ook aan de Arnsterdamsche Joffers). Deze brieven kunnen niet blijven liggen, zooals b.v. veel te lang al brieven ongepubliceerd iggyn van Jac. van Looy (eigendom van Mevrouw Tholen) Wij hebben te tveinig schilders-brieven, laten wij toch snel met het uitgeven zijn.... Nog iets zal te doen zijn bij Bauer. Het zal nuttig en noodig zijn de werken te scheiden in hen, die naar de natuur gemaakt zijn en in de andere, die óf van uit zulke naar de natuur gemaakte dingen ontstonden, óf opeens, als compositie" werden gegeven. Van al deze soorten vindt ge voorbeelden bij Buffa; ook daarom is de tentoon stelling te bezoeken. Er zijn ook werken hier naar de natuur geschilderd (zie <>', de Pyreneeën, het eenige schilderij volgens Mevr. Bauer op de huwe lijksreis gemaakt (zegsman Hiedenburg), maar waarin vermoedelijk later een paar toegevoegde figuurtjes menschelijk leven en levendigheid toe voegden aan de steerien gestalten.... Dit alles moet bedacht worden bij deze verza meling; het maakt toch een deel uit harer belang rijkheid. ti. Grosz bij F/slier Surrey, l>eii liaan Het grootste deel dezer tentoonstelling is uit 1930 en 31; het kan dus gelden als een voorbeeld van wat Grosz, de satiricus, maakt in dezen tijd. En onmiddellijk ziet ge hier typisch een Duitschen aard van spotprenten. De duitsche prent van dezen aard (is dat uit vrees voor sentimenta liteit?) is meedoogenloozer dan eenige andere prent. Zij haat zonder vroolijkheid; zij verafschuwt de lieden, die zij wil laten zien, met een wreed, cy nisch gebaar; zij ziet het eigen volk als toomeloosleelijk. Zij is zonder n zweem van goedhartig heid, reeds lange jaren! Zij is zoo antiburgerlijk mogelijk; 'zij kent in deze dagen geen medelijden, geen teederheid. Zij is, zooals gaarne het nieuwere Duitschland zich uitdrukt, en waardoor, vermoed ik, dat nieuwere Duitschland een deel van het eigen wezen ontkent. Fel is Grosz. Een altijd le vendige haat, die hem (dat voelt ge) als oprecht heid, als noodzakelijke oprechtheid geldt, wordt hier vertolkt, zoowel in de twee figuren van een paar als in een teekening als het ..koud Buffet", in het toilet" enz. Ook de kleur is zóó-gvricht. Pascin's kleurbekoringen zijn Grosz vreemd; bij Grosz is de kleur dikwijls tot het onzuiverste toe, agressief. Een enkele maal is er een aandoening, zij ze ook ternauwernood, door den schilder aau zich zelven toegestaan, te vinden als in de ,,3de klasse begrafenis" (wat zou Steinlen's teederhei'.l hier openbaar geworden zijn !) en in de teekoning van de vrouw (Xo. 24). lft>t overige haat, /.onder dartelheid, zonder vrije speelschhcid ! Boekententoonstelling Tentoonstelling van de -r>0 beste boeken in Nederland vervaardigd en uitgegeven in de jaren 1930 en '31. Stedelijk museum, Amsterdam. De commissie van beoordeeling stelt verheugd vast: te kunnen constateeren uit het zoo rijkelijk getal der inzendingen, dat de uiterlijke verzorging van het boek, over bijna de geheele linie aanzien lijken vooruitgang toonde. Wij kunnen deze vreugde deelen, in zooverre hieruit blijkt, dat het luttele jaren geleden dan toch wel hél erg geweest moet zijn. Want onder de 50" geselecteerde uit de laatste twee jaren, vinden wij een betrekkelijk te groot aantal, dat lang niet door alle beugels van een goede pagina-indeeling mede in verband met de letter, plaatsing der illustraties, papier-keuze enz." dóór kan. Maar deze 50 beste" zijn de 50 beste" niet.... Eenige uitgevers, de kleinzieligen, zonden niét in, terwijl de commissie van beoordeeling royaal erkent, dat van n uitgever niet meer dan een bepaald aantal werken werden uitgekozen. om zoodoende de anderen in de gelegenheid te stellen mede te kunnen dingen. Zoo releveeren de zwakke broeders het werk der sterkeren en geven een gewenschte toets. Inspireert de meest levendige zijde van onze let terkunde, die der dichters, onze drukkers en uit gevers? 't Zou jammer zijn als het louter toeval was. maar een feit is het, dat de dichtbundels in 't algemeen de typografisch aantrekkelijkste boe ken zijn. Wij willen hier in het bijzonder wijzen op de vitrine met Bouten's Smeekelingen, de Graaff's Alleenspraak, Hendrik de Vries' Spaansche Volksliederen, Donker's De Draad van Ariadne en diens Faust Vertaling, die, zij het niet feilloos. toont hoe voortreffelijk in Nederland door meer uitvoerders boeken thans gemaakt worden. In meer verzenbundels vallen overigens geen mindere kwaliteiten te waardeeren, waarbij wij in het bijzonder nog de titelpagina van Bart van der Leeuw's Opvluchten en de tekstbladzijden van De vertellingen van de pelgrims naar Kantelberg. willen noemen. De eenigste Maastrichtsche druk ker (No. 42 hoort o.i. op deze tentoonstelling niet thuis) en de eens Maastrichtsche drukker zorgen beiden voor de eenigste teksten in vreemde talen, en de uitheemsche illustratoren Buckland Wright, Stuyvaert, Hermann Paul, waarnaast zij werken van onzen uitnemenden graveur Levigne en den debutant Rats mede toonen. Dit jaar werden voor het eerst boeken toege laten, die geïllustreerd waren door een buiten landsch kunstenaar. Een volkomen juiste opvat ting (mogen tekst en letter en papier óók niet van elders komen?) die het overzicht over het nederlandsche boek aanzienlijk verruimt. Het blijft een ook hier vast te stellen gemis, dat de vele goede en zelfs zeer bijzondere illustratieve talenten van eigen bodem, zoo uitzonderlijk tot uiting komen. Het eenigste boek in oblong formaat toont het knappe en pittige werk van Charles Eijck bij van Duinkerken'» Wereldorgel. Daarnaast is nog te noemen Spier's journalistieke en geestige vaardig heid in Art is zwart op wit, om daarna tot de taaie middelmatigheid en het wel zeer slechte (als No. 30) te vervallen. Het goed, beter en best verzorgde boek in proza is in vele schakeeringen aanwezig. OH. NIJPELS INDOOR-TRAINING ;* Eenige Damesleden gevraagd voor ci>n besloten gyuniistiek-elubje. g-ij %W jg Lessen oude ? leiding eeiier leerares M.O. Brieven 45000, Bureau de'CJroene. K;

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl