De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 22 oktober pagina 1

22 oktober 1932 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER Weekblad voor Nederland Onder hoofdredactie van A. C. Josephus Jitta Redacteuren: L; J. Jordaan, F. G. Scheltema en M. Kann. Secretaris der redactie: C. F. v. Dam Keizersgracht 355, Amsterdam C. - Telefoon 37964 - Postgiro 72880 - Gem. Giro G. 1000 Opgericht in 1877 No. 2890 Zaterdag 22 October 1932 De ontwapenings conferentie door Dr. M. van Blankenstein Hoed, hulpeloosheid, narcose Onverantwoordelijke diplomatie Pep aspera ad astra? Het is een heel urgente vraag geworden: "Waar brengt de ontwapeningsconferentie ons heen? Wij weten aj: De ontwapeningsconferentie is geen idylle. Hevige optimisten hebben dat een oogenblik kunnen gelooven, in haar eerste dagen, toen men nog aan de dappere redevoeringen toe was. Niet lang heeft die illusie geduurd. De teleur stellingen waren niet eens verrassend. Men wist immers dat het heele complex van netelige vraag stukken, dat in zijn rondedans rondom het pro bleem der veiligheid" een soort vicieusen kring vormt, weldra de conferentie zou moeten beheerschen. De dapperheid en vastberadenheid, die het begin hadden gekenmerkt, waren al spoedig verdwenen. Het werd voorzichtig om de hoofd kwesties heendraaien. De deskundigen werden weer aan het werk gezet, zij die met hun voor bereidende beraadslagingen het begin der confe rentie vijf jaar hadden opgehouden. Alsof het reeds niet uit den treure was geschied en alsof op die manier ooit van iets meer dan besparingen op de bewapening sprake zou kunnen zijn, ging men de kwesties technisch, d.w.z. uit een oogpunt .van militaire efficiency bekijken. Daar kon niets goeds uit te voorschijn komen, en in werkelijkheid is er veel kwaads uit ontstaan daar de resultaten van dit technisch werk inderdaad hemeltergend zijn. geweest. Waarschijnlijk is de herinnering aan de ongezond belachelijke definities van som mige offensieve wapens", vooral van de luchtmacht, nu weer verdronken in de zee van onverkwikkelijkheden, waarop de conferentie de wereld k ter nog onthaald heeft. Maar men moest iets doen om bezig te blijven tot de politici hun voorloopig nog onoplosbare geschillen zouden hebben bijge legd. Een internationale conferentie op zoek naar bezigheid die niets positiefs mag opleveren, zal altijd voor de openbare meening een der prikke lendste vertooningen blijven. Toen het hulpeloos geklungel op zijn hoogst was . kwam Amerika met zijn bekende voorstellen. Zij waren wellicht onpractisch en zij hielden zeker weinig rekening met den schroom waaraan ver schillende mogendheden leden. Ware het gezag van Amerika nog zoo groot geweest als het eens op zijn toppunt was, dan hadden zij de zaak toch nog een geduchten stoot kunnen geven. Nu kwam die stoot terecht in zandzakken van diplomatieke afwijzing. Hoover wist niet eens of hij zich diep gegriefd dan wel tevreden moest toonen, zoo verbijsterend was de ontvangst die zijn denkbeel den ten deel viel. Over zijn inwendige gevoelens hoeft geen twijfel te bestaan. Maar uiterlijk gaf hij er na eenig beraad de voorkeur aan bonne mine a mauvais jeu" te maken. Hij dankte met een vriendelijke buiging voor de tamelijk belang rijke hoeveelheid slib die hij gevangen had. Nadat deze poging om de conferentie vooruit te duwen mislukt was, zag haar toekomst er somberder dan ooit te voren uit. Duitschland bleef gelijkstelling eischen, het verlangde dat de anderen werkelijk geducht zouden ontwapenen of wel dat het zelf van de te Versailles aanvaarde ver plichtingen om binnen zeer nauwe grenzen van bewapening te blijven zou worden ontslagen. Frankrijk, verontrust door de ontwikkeling in Duitschland, hield ich grimmiger dan ooit gedekt achter zijn voorwaarde van veiligheid". In de houding van Engeland was heel duidelijk den weerschijn waar te nemen van zekere rechtsconservatieve invloeden in de regeering. De Engelsche delegatie was ten opzichte van de ont wapening ter zee langzamerhand een stugger standpunt gaan innemen, waarvan Sir JohnSimon, voortreffelijk advocaat en zeer slecht staatsman, de trouwe maar politiek kortzichtige pleitbezorger was. De gebeurtenissen in Duitschland en in Mantsjoerije waren het vooral, die de atmosfeer nog extra ongunstig maakten voor het gedijen van het ontwapeningswerk. De conferentie moest kunstmatig in het leven worden gehouden. Want terecht was niemand zoo moedig dat hij het aan durfde haar te laten sterven. Tenslotte wist men er niets anders op dan een langdurige vacantie te nemen. Wellicht bracht de tijd raad. Toen was het dat de Duitschers hun sensationeele mededeeling deden: Zij zagen er geen heil meer in verder mee te doen. Van een noemens waardige ontwapening kwam er toch niets. Zij wilden alleen weer mede beraadslagen als men hun, nadat men de moreele verplichting van zelf te ontwapenen niet had kunnen nakomen, ver zekerde, dat ook van hen nakoming van hun ver bintenis tenopzichte van hun verdedigingsmiddelen niet meer werd verlangd. Men heeft eerst de vacantie maar eens laten verstrijken. Die was er immers om besluiten van belang voorloopig te vermijden. Maar toen het einde daarvan naderde, begreep men dat uitge maakt moest worden in hoever er met de Duitschers nog te praten was. Kregen zij niet hun zin dat was duidelijk dan zouden zij eigenmachtig de bepalingen van Versailles buiten kracht verklaren. Maar dan konden ook de anderen, en vooral Frankrijk, niet eenige beperking van wapening meer aanvaarden. Immers, verschillende staten zouden dan gevaar loopen dat Duitschland hen voorbij zou wapenen". Zonder Duitschla-nd, daarover was men het eens, had vergaderen voor loopig niet veel nut. Men kon, om Frankrijk, den Duitschers niet ronduit vragen wat zij eigenlijk wilden. Want daarmede zou men te kennen geven, dat over een herziening van de bepalingen van Versailles te praten viel. Natuurlijk begreep men te Parijs zeer wel dat men op den duur daarover zou moeten onderhandelen; maar alleen gedwongen, ter ver mijding van erger, kon men zich daarmede af geven. Een initiatief daartoe te nemen achtte de Fransche regeering politiek onmogelijk. Duitschland heeft tenslotte een stap gedaan. Het liet vertrouwelijk aan Franschen, EngelInhoud: 1. Dr. M. van B/ankenstein, Déontwapeningscon ferentie, 2. Mr. A. M. Joekes, Indië's nood. 3. L. J. Jordaan, De onweerstaanbare. 4. Melis Stoke, Sweepstake, teekeningen Harmsen van Beek. 5 Prof. Dr. D. Cohen, Joden in Amerika. B. van Vlijmen, Einde van de voetgangers... .week. 6. Otto van Tussenbroek, Toegepaste kunst. Joh. C P. Alberts, Verzen. 1. Dr. P. van Olst, Tollen. Mr. F. Coenen, Margarine; Wereldvrede. 9. Constant van Wessem, Muziek. L. J. Jordaan, Bioscopy. 10?11 A- Plasschaert en A. E. v. d. Tol, Schilder kunst. 12. Albert Heiman, Boekbespreking. 13. Mr. H. Scholte, Dramatische kroniek. 15. C. A. Klaasse, Suiker. Beursspiegel. 17. Mr. E. Straat, De ontdekking van Polen, teeke ningen door J. F. Doeve 18. Alida Zevenboom, Croquante croquetjes. 19. Uit het kladschrift van Jantje. Oscar B. Tourniaire, Een verzuimde gelegenheid. 20. Letter raadsel. Charivaria. SpelproblemenViooltjes Voortreffelijk» chocolade in den vorm van viooltjes. Een specialiteit. RINGERS Lef op den naam f schen en Italianen weten dat het over de kwestie van zijn wapening onderhands praten wilde. Dit initiatief is, voorzoover wij kunnen zien, het eenige juiste wat Duitschland op dit punt sedert dien heeft verricht. Frankrijk zorgde ervoor dat deze vertrouwelijke aanvraag algemeen bekend werd tegelijk met zijn antwoord. Als de schuchtere maagd had Parijs dat nooit" gekreten. Het had daar echter, minder officieel, verzachtend op laten volgen: Of anders alleen te Genève, te midden van mijn familie van kleine luiden." Herriot's houding was niet duidelijk (wellicht zullen anderen, zonder dat wij het kunnen tegen spreken zeggen: uiterst duidelijk) toen hij den Duitschers een barsch neen" toebeet en tegelijk woorden liet hooren die erop wezen dat hij desnoods wel wilde onderhandelen; het kwam er maar op aan hoe en waar. Sir John Simon zond Berlijn weer een van zijn knappe juristennota's toe, waarin hij, volgens bekend advocatenrecept, de tegenpartij" bewees, dat zij juridisch geen recht had, maar dat er wel middelen waren om tot een vergelijk te komen. Deze zalvend welwillende nota nam de heele wereld feller tegen zich in dan een barsch afwijzende nota zou hebben gedaan. De Duitschers waren erg boos, de Franscben zeer ontevreden; de openbare meening in Engeland veroordeelde dit wijs afge wogen" staatsstuk. De Engelsche regeering ging nu door met Ce verzoeningsgezindheid waarvan de nota een zoo goedbedoelde maar zoo slecht uitgevallen uiting was. Zij noodigde de voornaamste betrokkenen tot een conferentie uit, waarop men zou kunnen bespreken hoe de standpunten van Frankrijk en zijn vrienden aan den een en, en van Duitschland aan den anderen kant met elkaar te verzoenen waren. Frankrijk weigerde ronduit. Het wilde over die dingen principieel niet spreken. (Slot op pag. 4) ut*

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl