De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 12 november pagina 12

12 november 1932 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

12 De Groene Amsterdammer van 12 November 1932 No. 2893 Geboorte van een door Albert Heiman 1933 DE DIERENKALENDER Uitgave Sickenga, slechts f 1.90 Juist iets voor Uw kinderen. Bestel bijtijds bij Boekhandel of per Girobiljet : < 1.90 op Nr. 22547, Sickenga Bilthoven t t" t "5. Vernon Loggins: The Kegro anthor 1) Het is een zeldzaam avontuur, van nabij ge tuige te zijn van de geboorte van een literatuur: het is daarom jammer dat er niet meer aandacht geschonken wordt aan de jonge letterkunde der negers in Amerika. Dit is eensdeels te wijten aan ?de algemeene onderschatting van zwarten door blanken, anderdeels aan het al te groote accommo datie-vermogen, dat deze zwarten aan den dag legden bij hun schrijven. Een goed deel van hun letterkundige voortbrengselen lijkt zoo sprekend op de gangbare producten uit blanke landen, dat zij door niets uiterlijks een speciale aandacht vroegen. Dit laatste verschijnsel is voortgevloeid uit een alleszins verklaarbaar minderwaardigheidsbesef bij een groot aantal beschaafde" negers. Een wereld van overheerschers behandelt ten slotte niet ongestraft eeuwenlang een volk alsof het vee is. Wie levenslang hond genoemd wordt, blaft ten langen leste als er hond gezegd wordt". En daar het ,.beschaven" van negers in de eerste plaats beteekende: het doen aannemen van de uiterlijke gewoonten, de geestelijke en materieele verworven heden van de blanken, beteekende dit beschaven" tegelijkertijd ook: het aankweekon van minachting, voor al hot eigene. Het inprenten van de grond stelling waarop ook heel de slavernij gebaseerd was: blank is goed en superieur; zwart is minderwaardig en slecht. Het eigene kan bij de beschaafde negers van heden alleen ontstaan tegelijk met bet besef van de eigen persoonlijkheid en roeping, met een opene, zelfbewuste erkenning van de eigenaardig heden van het ras. Met het afstand doen van alle imitatie en het luisteren naar de oeroude stem men van het verleden, van verloochende en bijna vergeten voorouders. Dit beteekent natuurlijk geen terugkeer tot Afrika. De historie kent geen achterwaartsche beweging en een verleden van eeuwen kan nooit meer ongedaan gemaakt worden. Wat reeds geschied is, heeft zijn zin en zijn bruikbaarheid voor verder geschieden. Maar de Amerikaansche neger behoeft zich evenmin tevreden te stellen met trying to make the best of it". Juist zijn geschiedenis een verleden van Goudkust; Yoruba- en Bantoebeschaving die zoo oud moet zijn als die van de Egyptenaren; een verleden van ruim drie eeuwen ontworteld en ontmenscht zijn, dat tenslotte overwonnen werd door rechtvaardigheidszin en rassenweerstand, geeft hem het recht en de noodzaak een eigen weg te volgen, een eigen taak te vervullen in het nieuwe vaderland. Verschillende Amerikaansche neger-auteurs van deze eeuw geven ons de overtuiging dat aan gene zijde van the coloured line" een literatuur ge boren is, welke in uiterlijk en innerlijk karakter aanmerkelijk verschillen gaat met wat Amerika aan deze zijde van die lijn te bieden heeft. Op de internationale markt zal zij zelfs met succes kunnen concurreeren. En dit alleen reeds is een groot bewijs van de geestkracht, de intellectueele volwaardigheid van het negerras, die nog dag aan dag opnieuw bewezen moot worden aan gloriedronken, kortzichtige Ariërs. Deze nieuwe negerliteratuur is ook niet in enkele decenniën, of meteen paar enthousiaste daden na de Abolitie ontstaan. Zij is evenals de uiteindelijke vrijdom der negers uit druk en zorgen, uit veront waardiging en woede, uit weemoed en. vernedering moeite vol geboren. Er zijn tal van voorloopers geweest, heel eigenaardige soms, wier producten men moeilijk tot litteratuur" kan proclameeren, maar die niettemin een directe invloed op het ontstaan van een eigen letterkunde hebben uit geoefend. Al was het alleen reeds door een bewust maken van eigen mogelijkheden en eigen zijnsgerechtigdheid bij de rasgenooten. Wij zien dan ook het ongewone verschijnsel, dat de eerste kroniekschrijver van deze prille literatuur, de geschiedenis van haar ontstaan niet begint bij dichters of belletristen, maar bij de schrijvers in het algemeen, bij die Amerikaansche. auteurs uit vroogeron tijd, van wie het met zeker heid iiawijsbaar is dat zij negers waren, en aan gene zijde stonden vari de gekleurde lijn, die nog altijd de Vereenigde Staten in twee geenszins denkbeeldige parten verdeelt. Vernon Loggins heeft in een uitvoerige dissertatie voor de eerste maal getracht de oudste sporen van een neger literatuur in Amerika te ontdekken, en zijn onderzoek heeft hem teruggevoerd tot het midden van de 18de eeuw. Neger-auteurs, slaven of afstammelingen van slaven, die in een Europeesche taal schreven, waren er buiten Amerika reeds eerder. Arno, een Guineesche neger die door den hertog van Brunswijk werd opgevoed, publiceerde in 1738 te Halle een metaphysisch essay in het latijn, getiteld: Tractatus de arte sobrie et accurate philosophandi." De bekende, in Holland opgevoede neger, Jacobus Joannes Eliza Capitein, die te Leiden studeerde, publiceerde in 1742 te Amster dam een bundel Uitgezochte Predikatiën," en, o invloed van den God van Nederland ! nog een latijnsche verhandeling, waarin hij de slavernij als sociale instelling verdedigde. Williams een neger uit Jamaica en pupil van den hertog van Montagu, studeerde te Cambridge en schreef latijnsche odes. De slaaf Ignatius Sancho, die bij dezelfde vorstelijke familie twintig jaar als butler diende, publiceerde te Londen twee bundels Letters", die zeer gewaardeerd werden. En zoo waren er nog tal van anderen. Hun ver dienste werd door tijdgenooten afgemeten naar de mate waarop zij zich de Bui-opeescbe beschaving hadden weten eigen te maken. Elke negerachtigbeid" was uit hun wezen verdwenen. Het werkelijke begin van een Amerikaansche neger-literatuur dateert niet vóór 1790. Wel schreven ook Amerikaanscbe negers voor dien tijd, publiceerde Jupiter Hammon in 1760 al zijn godsdienstige gedichten en zijn sermoenen en verhandelingen; gaf Phillis Wheatley haar ge kunstelde elegieën en verzen uit, schreven Briton en Marrant hun autobiografieën, maar zij allen spraken meer de taal van hun meesters dan hun eigen taal. Als zij hun negerdom beledeti, dan was dit altijd met de vrome bedoeling: Aanschouwt dit wonderwerk van den Heer." Het christendom maakte hen deemoedig, de vroomheid gedwee. Hiermee hangt ook samen de ietwat droeve uitspraak die Loggins ergens in zijn overzicht doet: dat de sociale geschiedenis van den Afrikaan in Amerika zoodanig geweest is, dat tot op den dag dat het ras een Pushkin of Dumas (beiden neger-afstammelingen) voortbrengt, schrijvers wier werk zoo voortreffelijk is, dat het hun persoonlijkheid volkomen in de schaduw stelt, men meer belangstelling zal toonen voor de wijze waarop een neger ergens in geslaagd is, dan voor het geslaagde zelf. Dit is volkomen juist. De belangstelling die de litteraire werken van negers vandaag bij enkelen genieten, is nog geheel en al interesse voor het feit, dat negers ze voortbrachten en voor de eigenaardigheden daardoor ontstaan. Het ideaal van een neger-auteur kan echter niet anders zijn dan iets zoo voortreffelijks voort te brengen, dat men het ,.wie" en hoe" vergeet voor het ..wat." Dit is door geen navolging of zelfverloochening te bereiken, maar juist door een tot het uiterste cultiveeren van datgene wat het milieu waaruit en waarvoor deze literatuur rnoet ontstaan, bet meest eigen is. Een neger die dit instinctief voelde, was Gustavus Vassa, die in 1789 een autobiografie publiceerde, waarin hij vertelt van zijn kinder jaren in Benin, zijn ondervindingen als plantageslaaf, totdat hij geld genoeg wist over te sparen om zich vrij te koopen. Dan vertelt hij van zijn reizen, zijn bekeering tot het Methodisme, en zijn arbeid in Engeland in dienst van de Abolitie. Met deze autobiografie, die in zes jaren tijd acht maal herdrukt werd, diende hij d<> zaak der Vrij making beter dan wie ook. Hij gaf /.eer geïdea liseerde beschrijvingen van Afrika, echt;- artistieke herscheppingen ondanks zijn nauwkeurige en ge detailleerde herinneringen. Niettegenstaande zijn Europeesche opvoeding spreekt hij nergens mis prijzend over dit vroegere; het heeft een onaan tastbare schoonheid en heiligheid voor hem. Hij bleef zichzelf, geloofde in zijn ras, in de grootheid en de toekomst van zijn volk. En tot op den dag van heden is zijn Interesting Narrative of the Live of Olaudah Equiano" een van de belangrijk ste boeken van de Amerikaansche Negar-literatuur. Het voornaamste werk gedurende een periode van vijftig jaar, tusschen 1790 en 1860, werd verricht door de pioniers en leiders van de antislavernij-actie. Pamfletten en polemieken, rede voeringen en strijdschriften, zij hielpen eigenlijk op dat tijdstip het meest de Negerliteratuur grond vesten. Zij maakten ruim baan voor de enkele dichters en biografen van toen, die hun talent ook in hoofdzaak in dienst stelden van den strijd voor de vrijheid. Van 1840 tot '65 nam deze strijd ont zaglijk toe aan intensiteit. In die periode schreef Frederick Douglass zijn beide beroemde autobio grafieën, en William Brown zijn intelligente, nog altijd meesleepende verhandelingen. Men behoeft er heden, nu het onrecht in de wereld niet verminderd is, slavernij verfijnder en daardoor wreedaardiger vormen heeft gekregen, en elke verontwaardiging tot fatsoenlijke ex pressie" onderdrukt moet worden, waarlijk geen apart oor voor te hebben om de aangrijpende schoonheid van vele dezer kunstlooze geschriften te verstaan. Noch om de menschelijke toon te hooren in gelegenheidsverzen als deze, die bij Lincoln's proclamatie van de Emancipeering ge maakt werden: , ,So now, I teil ye, Sambo, Ye're born a man to day; Nobody gwine for contradic' What Massa Linkum say." Wat zulke uitingen als de geestelijke volks liederen, spirituals, de arbeiders- en de liefdes liederen te beteekenen hebben gehad, en nog steeds te beteekenen hebben, voor de ontwikke ling der neger-litteratuur; wat de Afrikaansche vertelkunst, waarvan nog restanten te vinden zijn in Uncle Bemus' songs and sayings", en in zeer veel dat wellicht nog niet eens verzameld is, voor de ontwikkeling van het verhalend proza waard geweest is, dat vertelt Loggins helaas niet in zijn dissertatie, welke zich slechts tot de be spreking van personen bepaalt. Maar James Weldon Johnson heeft van het eerste iets gezegd in de voorrede van zijn Book of American Negro Poetry," en van het laatste kan iedereen, die zich wat meer verdiept in deze jonge litteraruur en ook haar antecedenten bestudeert, zich reeds eenige voorstelling maken. Op een verhandeling over den Amerikaanschen neger als auteur, zou thans nog een verhandeling moeten volgen over den stijl van deze neger-lite ratuur. Loggins is in zijn beschouwingen niet verder gegaan dan het jaar 1900. De neger-men taliteit had zich toen in de romankunst en in het drama nog lang niet zoo duidelijk en sterk gema nifesteerd als in deze eeuw. Het meest eervolle boek over den neger-auteur zou moeten beginnen daar waar Loggins eindigt. Zijn beschrijving is alleen die v an de barensweeën van een groot en geknecht volk, dat nog nooit tevoren een ge schreven letterkunde bezat, maar dat zoo lang moest zwijgen en dulden, tot het greep naar het verschrikkelijke wapen dat de blanke beschaving kent: het geschrift. Daarmede heeft het zijn vrijheid gewonnen, daarmede strijdt het thans voor zijn toekomst. 1) Col\imbi<( Unirersity Press, Neic York.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl