Historisch Archief 1877-1940
No. 2893
De Groene Amsterdammer van 12 November 1932
Dramatische kroniek
door Henrik Scholte
Lustrum A.V.S.V. ..Amazonen" door
Mej. E. Z. Kahn.
De meisjes-studenten, beu geworden van de
Barry'tjes en C. P. van Rossempjes, die tot dus
verre in de strikte intimiteit van mee-lijdende
ouders en vriendinnetjes en vriendjes werden op
gevoerd, hebben in Amsterdam het ijs, dat haar
van het actueele tooneel scheidde, gebroken. Men
wilde alles eens zelf doen: stuk, opvoering, decors,
«ostuums, muziek. Zoo al niet binnen het kader der
jubileerende vereeniging, dan toch binnen de
stu<ientengemeenschap of wat daaraan in eenigszins
rekbaren zin nog annex is.
Men begon langs den meer en meer gebru i kei ij
ken weg der prijsvragen. En wat te vaak de eenige
weg was, die succes positief uitsloot, bleek thans
*en uitkomst. De gemoderniseerde goden van het
?oude Hellas zonden Mej. Kahn een stuk om van
te smullen, een stuk zoo licht en geestig geschre
ven, dat het zijn uitgave in boekvorm l) volkomen.
verdiende, evenals het verdient, meer dan n
keer en ook na de frissche doopplechtigheid door
de A. V. S. V. zelf, zoo mogelijk nog eens door be
roepsactrices in geperfectionneerden vorm gespeeld
te worden. Ons repertoire is al te arm aan zulke
stukken, waarin de loslippigheid en de
kernachtigheid van jeugdige uitspraken een heele massa
problemen" zoo raak te kijk zetten, zonder ook
maar n oogenblik te moraliseeren, ja zelfs zonder
oogenschijnlijk een standpunt in te nemen. Het
standpunt van de schrijtster was vermoedelijk
alleen te zorgen voor een amusementsstuk met wat
panache. En niet voor de eerste maal zou de ver
rassing komen uit den nood van het oogenblik, het
gelegenheidsstuk", dat niet uit de broedsche werk
plaatsen van professioneele veelschrijvers stamt.
Voorwaarde van de prijsvraag was het schrijven
van een stukje uit eigen omgeving, zonder n
mannenrol (dat de achtergrond er wellicht vol
van was, is een andere zaak) en ? dit was uit
drukkelijk gestipuleerd gén Madchen in
Uniform".
De gedachte aan den Amazonenstaat, zijn
«ontact met de wufte Trojaansche samenleving
«n den ondergang van Penthesileia, ligt achteraf
zoo voor de hand, dat het een wonder is, dat
niemand eerder zulk een persiflage, waarin over
tien werkelijke drama's luchtig heen geloopen
wordt, geschreven heeft. Het stuk van Mej. Kalm
heeft weinig met alle Penthesileia's van Kleist tot
Marsman te maken, eerder stond hier Erskine met
zijn moderne satyre van Helen of Troy" peet.
Maar waar dan ook de moderne uitdrukkings
vorm gekozen mocht zijn, nimmer leidde die af
van een zeer natuurlijk en boeiend gehouden ont
wikkeling conform het epos van Homerus. Nim
mer werd hier de ironie beoefend als uitsluitend
wapen van het intellect. Het stuk bleef gedrenkt
in een aquarel-kleurige fantasie, vruchtbaar ge
noeg om drie bedrijven lang den Amazonenstaat
ten voeten uit te teekenen. Er komen prachtige
vondstjes in: de boersche Klonia aan het begin,
de demagoge der Amazonen (alleen die naam reeds:
Klonia ). Zij brengt de eischen van het
murmureerende volk naar voren: geen brood, geen wa
pens, Wij wille manne". Tegenover haar staat
Penthesileia als een twijfelende Hamlettiguur, een
hoofdrol die met heel veel liefde en een rijk hart
geschreven moet zijn: een in al haar scepsis
koninklijk gebleven figuur, die nog altijd het
volk der Amazonen pakt. U houdt er een zekere
nieuwe manier van rethoriek op na, Mevrouw,
die de eerste tien minuten geweldig inslaat",
aldus typeert Klonia haar vorstin. En ook
verder is de omgang met het volk van een ge
meenzaamheid, die voor kostelijke staaltjes
humor zorgt. Penthesileia gelooft niet meer in de
oude goden, zij gelooft in Achilles en wil
met hem strijden, zij houdt van hem niet om zijn
krijgshaftigheid, maar zooals zij droomerig zegt,
om zijn ,,sex-appeal". Er komt in het laatste be
drijf een prachtig gesprek voor tusschen de alles
idealiseerende Penthesileia met haar spleen" en
haar vervoerd verlangen en het zuivere natuurkind
Briseïs, twee rivalen om Achilles. Hij snurkt als
een waschbeertje", zegt Briseïs, terwijl zij met den
koninklijken standaard voor^Penthesileia's tent
speelt. Penthesileia rookt baar cigaret en denkt na.
Briseïs zingt haar songs a la de Dreigroschenoper.
De song van Zeus en Leda zingt ze niet. Die
is niet heelemaal netjes", zegt ze afwerend. ^
De satyre wordt scherp: het volk der Amazonen
is dood of overgeloopen naar den vijand; Briseïs
is een triomfantelijke figuur. Uit het kamp der
Trojanen komen de wufte vrouwen: Lysippa, die
eerst de wapenleverantie had willen hebben voor.
haar man om zich van de provisie elegant te
kleeden, legt Penthesileia nu een nieuw zakenproject
voor: Er zijn warme bronnen ontdekt in uw rijk
mevrouw, zouden wij er geen Kurort van kunnen
maken, Elysion", wat dunkt u daarvan?" En
Arachne een rijk kaïaktertje in een dozijn re
plieken wordt door haar schoonen minnaar, den
beeldhouwer Phairos gestuurd, omdat die met het
beeld van Arachne overal voor een middelmatig
kunstenaar werd uitgescholden en dit jaar voor de
Herfstexpositie Penthesileia zou willen boetseeren:
U is en vogue, mevrouw, in Troje, U weet niet
hoe interessant het is, een kunstenaar beter te
leeren kennen, wat dunkt U van die statue.. ..
,Amazonenkoningin'.... in zacht geel marmer..
Nu, ik wil me niet opdringen. Misschien probeert
hij het dan toch nog eens een jaartje met mij !"
Zulk een claus is rijk, zij zou door een eersteklas
schrijver geschreven kunnen zijn. Van hier tot het
slot is het stuk trouwens op zijn allersterkst. Als
Penthesileia peinzend afgaat, op zoek naar haar
tweegevecht met Achilles, die haar doodt, heeft
Biiseïs een kinderlijk gesprek met de drie Farcen...
over Alexander de Groote, over de Maagd v. Orleans,
over Hindenburg.... En het stuk eindigt met een
werkelijk edele song" van het vechten van Briseïs,
met op den achtergrond, groot en slank, de schim
van den man die dit stuk beheerschte: den held
Achilles.
Tusschen deze twee bedrijven om Penthesileia
ligt de charmante condoleance-visite van de
Trojaansche dames aan do om Hektor treurende
Andromache, die op een Madame Recamier-achtige
rustbank ligt. Helena, behaagziek en indolent,
ontvangt mee, bakker Dolon is te laat met
petitfours, (?Kassandra, kun jij niet voorspellen of hij
op tijd komt", plaagt moeder Hekuba de geëman
cipeerde presidente van de Vereeniging voor
Sociaalpolitiek, die in A. J. C.-kostuum met Liberty-haar
ten tooneele komt), de kleine Astyanax in de wieg
heeft den helmbos van Hektor te pakken gekre
gen, Kassandra converseert over de toestanden in
Donker-Troje en Hekuba zou wel alle Amazones te
Lijfwachten van de koningin der amazm
logeeren willen hebben, maar zij heef t maar 25 bed
den. Als men heen gegaan is, zegt Andromache spijtig
dat er toch zoo weinig over Hektor gepraat is. En
Penthesileia, zwijgend en hooghartig, beu van de
wuftheid der Trojanen, beleedigd door de Grieken,
die niet met vrouwen willen vechten", gaat naar
het raam. Men ziet het tafereel voor de poort in
vlugge, scherp-toegesneden zinnen. Penthesileia
heeft het teeken gegeven voor den strijd en den
ondergang van den Amazonenstaat, die gebaseerd
was op autarkie" en contigenteering van
mannen" en een nobele twijfelaarster tot vorstin
had. Penthesileia.. ..
* *
#
In een amateursopvoering, waarbij men weinig
keuze van krachten had, is niet de volle charme
va,n dit frissche stukje over het voetlicht gekomen,
ondanks de zuivere leiding van Paul Storm en de
heerlijk gepariodieerde costuums van Koen
Limperg (de Trojaansche dames droegen b.v. brillante
avondtoiletten). Wel merkte men met welk een
gevoelig begrip en ook vaak intens genoegen deze
uit het meisjesstudentenleven in den Amazonen
staat getransponeerde figuren gespeeld werden, rnet
als hoogtepunten een Penthesileia van Mej.
Terwindt. een Helena van Mej. Elisabeth van der
Meer, en een Briseïs van Mej. de Buy Wenniger.
Er was een eenvoudig en prettig muziekje voor
gecomponeerd door den heer Lezer. PJr was, na
tuurlijk, enthousiasme en eerbetoon....
Maar liet stuk is een te groote verrassing geweest
om het bij n enkele feestopvoering te laten. Er
zouden meer toeschouwers een geenszins
vluchtigen indruk van kunnen meenemen !
1) N. V. Scrvire, Den Haarj.
Het volk