Historisch Archief 1877-1940
Dramatische kroniek
Henrik Scholte
Toegepaste kunst
Otto van Tussenbroek
Tentoonstelling ,,De Trekvogels''
In. den Kunsthandel ,,Ex- en Intérieur" aan
de van Baerlestraat te Amsterdam heeft de
Vereeniging de Trekvogels" een tentoonstelling inge
richt van allerlei voortbrengselen op het gebied der
Toegepaste Kunsten, vervaardigd door de leden.
Dat niet allen evenzeer begaafd zijn, ligt voor
de hand, maar men kan hier opnieuw met een zekere
voldoening toetsen dat zij die te zamen de
Vereeniging stichtten en enkelen, die er later bijgekomen
zijn, unaniem streven naar het leveren van goed
«n degelijk, bruikbaar en duurzaam werk. tegen
zoo laag mogelijken prijs.
Dit laatste vooral is belangrijk want de tijd
leent zich niet tot het koopen van dure dingen.
Daarenboven is op deze wijze veel schoons binnen
ieders bereik, want het spreekt vanzelf dat de
opzet dezer tentoonstelling een vlotten verkoop
beoogt. Laat men niet vergeten dat deze jongere
kunstnijveren een ideaal hoog houden en dat zij
daardoor reeds een ieders sympathie verdienen.
Zij hebben ten onzent (evenals hun vakgenooten
in h'et buitenland) een zwaren strijd te strijden en
zij staan daarbij voor twee groote moeilijkheden:
ten eerste is de koopkracht van het publiek onder
de huidige oeconomische crisis zeer sterk gedaald;
ten tweede zijn in het algemeen de beoefenaren der
toegepaste kunsten veel meer op massa-werk dan
op het unicum aangewezen.
In de naaste toekomst zal ten duidelijkste blij
ken dat de machinale vervaardiging van duizen
derlei gelijkvormige producten naar ontwerp van
een begaafd vorm-schepper het zal winnen van
hetgeen door het nobele handwerk wordt ver
kregen. Dit laatste zal meer en meer verdwijnen.
Dat hiermede iets verloren gaat dat nimmer meer
goed is te maken staat vast, doch men kan
intusschen bewondering hebben voor hen die koppig
tegen den tijdsstroom in worstelend het
kunstAmbachtelijke willen beschermen en behoeden
voor den ondergang. Toch zullen zij goed doen het
oog gericht te houden op nieuwe mogelijkheden en
nieuwe kansen. Het individueele zal plaats moeten
maken voor de veralgemeening, doch hiermede
is tevens in het kort aangeduid met welke moei
lijkheden de jonge kunstenaren en inzonderheid
de leden van de Trekvogels" te kampen hebben.
Een reden te meer om hun in alle opzichten de be
langstelling te ge ven d ie zij ruimschoots verdienen.
K l HO MuuliH en Oor Itu.vs in ..Do dokter
beveelt" van Horrison Owei»
Het Engelsche tooneel heeft blijkbaar een zwak
voor de klassieke mythe van den kunstenaar, die
zijn schoonste beeld het loven inblies, zoodat het
opstond en wegwandelde in de verkeerde richting.
niet naar hem toe, maar van hem af. De dokter
Pygmalion van dit stuk blaast ook, niet n keer,
maar bij \\ijze van professie. Hij blaast naar zich
toe, want zijn ..triomf der medische wetenschap"
is het principe, dat natuurlijk de helft
der menschen maar ingebeelde zieken zijn (waar
uit vermoedelijk de consequentie voortvloeit,
dat de andere helft zich dan ook alleen maar in
beeldt, gezond te zijn) en dat die helft met name
gevonden wordt onder welgestelde dames van
middelbaren leeftijd, die toch iets moeten hebben
om interessant te zijn, sinds de diverse
echtgenooten bij gentlemen-agreement tot de conclusie- ge
komen zijn, dat een zoodanig aureool haar niet
toekomt.
Dokter Pygmalion doet datgene, waar alle fat
soenlijke psychiaters juist als de dood voor zijn
zoodra het woord ,,levensbekentenis" of ..ziele
leed" maar is uitgesproken: hij wakkert het vuur
tje der behoeftige liefde aan en trotseert het gevaar
dat wie wind zaait, storm zal oogsten.
Om ons te bewijzen hoe het er toegaat in dat
sanatorium, waar een bescheiden inspectie aan
gaande het al dan niet bevoegd uitoefenen der ge
neeskunde niet overbodig zou zijn. lascht de niet
al te geniale schrijver een scènetje ad hoc in, waarin
de bekende oudevrijster met een mal hoedje en een
van adoratie glimmend gezicht weer eens ten
tooneele verschijnt, alleen maar om er met een paar
grapjes weer afgegcoid te worden. Zoo heel sym
pathiek is dit niet, evenmin als de praktijk van
dokter Pygmalion het is. Maar dit heele derde
bedrijf hangt uit het lood, aangezien te verstaan
wordt gegeven, dat de patiënte van de hoofdrol en
de dokter van de titel \\eliswaar de noodige vues
op elkaar hebben, maar conform de conventie van
Engelsche blijspelen toch maar besluiten, het leven
weer naar den ouden trant te hervatten. Waaruit'
volgt, dat dit een stuk is, dat men met reden den
volgenden avond weer kan spelen.
Het heele stuk is dan ook maar een doekje voor
het bloeden: er zit bij een wel geestige, maar soms
ook wel eens smakelooze conversatie oen paar
dankbare rollen in. Het werd kennelijk geschreven
voor een love-team", zooals me/i bij het Engel
sche tooneel trouwens altijd in veelvouden van twee
moet leeren denken. Plus dan een komische
karakterrol: Mijnheer de echtgenoot.
Het is heelemaal niet zoo erg, dat de
Xederlandsche vertooning dat accent maar een beetje
verlegde. Het zou te tam zijn. niet eed
qimsiernstig scènetje van twee koningskinderen".
waarin het voor het gevoelige hart van den
toeschouwer dan rustig een beetje ..schrijnen"
kan. naar den nutteloozcri statu? (|u<> ante terug
te keeren. wanneer wij niet in de twee eerste be
drijven ruimschoots ons deel hadden gekregen van
hartig, vlot en geestig in oen knoop gtdraaid too
neel. waarvan het leeuwenaandeel op het credit der
voorstelling komt. Al had Heul;; in de doktersrol
wel zwier, het was toch duidelijk, dat andere inten
ties in deze vertooning hem van het eerste plan
wegconcentreerden. sinds die intenties lagen in het
frontzaal doen uitspelen van twee over de heele
Unie overheerschende solisten-rollen.
Ik zou dit woord hier niet in zijn ongunstige
beteekenis willen gebruiken, verre van dien. Maar
het stuk brengt nu eenmaal mee, dat de verwaar
loosde vrouw des huizes en haar zich elders en
anders amuseerende heer-en-meester elkaar niet al
te vaak ontmoeten en ook op die oogenblikken
innerlijk niet bepaald tot harmonisch
ensemblespel geneigd zijn. Vandaar ook, dat dit stukje, dat
aan dialoog moet vergoeden wat het aan kracht
van bouw mist, zulk een uiterst gelukkige keuze
was om er het zoo verschillend geaarde talent van
Else Mauhs en Cor ]{nys in onder te brengen, zon
der dat de een de ander ondersteboven speelde,
en toch ook zonder dat er een onaanvaardbaar
dualisme ontstond. Het waren eenvoudig liree
hoofdrollen en ik geloof, dat men honderd stukken
kan doorlezen voor men er twee zulke rollen in
vindt, die n < 'or lïuys n Klse Mauhs op hun
allerbes! laten zien.
Beiden hebben eigenlijk nifiar n groote .scène.
wafiromhei'ti zij dan wat randversiering
aaiibrenCor Ruys
gen. Voor Else Mauhs lag die scène al dadel;k
aan het begin. Kr stond geheel als in de oude
dagen, toen H i ka Hoppers theater nog niet in
de plaats gekomen was van dat kernacht ige woordje,
dat een wereld uitdrukte: Prot een bed op
het tooneel en het ging er om, van Else Mauhs. die
kwijnend en zeurig in dat bed lag, een niet mee.r
geheel sobere, amoureuze vrouw te maken, die de
champagne onder het bed en den dokter-minnaar
in een kleerkast verstopt als manlief weer thuis
komt en met ambtshalve bezorgdheid vraagt:
Hoe gaat het nu met je, lieve?" Dat klaar te
spelen, zonder n zweem van onwaarschijnlijk
heid, zonder n oogenblik in de verte aan de
ordinairheid te raken, kan bij ons alleen Else
Mauhs. En dan herinner ik me weer dat soortgelijk
meesterschap van een geboren dame" (zeldzame
verschijning op ons tooneel !) in de groote scène
van ..Fallen Angels", een stuk dat viel als zijn
titel, een stuk, waarin immers twee actrices zich
moesten wagen aan de hoogst pijnlijke opgave,
dronken te zijn en toch dame" te blijven. En maar
een van twee dat met glans volbracht: Else Mauhs.
Haar scène op dezen avond was echter nog
gaver, geraffineerder en verbluffende!'. Elke
goedkoope overdaad was zorgvuldig uitgebannen, heel
langzaani en bijna onmerkbaar kwam dit ladylike
beeld tot 'even, en achter een waas van
alcoholica werd dit leven zoo waarachtig, zoo
innig-verfijnd, dat men zich pas achteraf realiseerde
langs welk een scheermesscherpe brug over een
doodelijken afgrond Else Mauhs had te gaan.
Cor Kuys allerminst heer" vond zijn
groote momenten als onbestorven weduwnaar in
het tweede bedrijf, dat ook al weer gevuld moest
worden met redeloos aangediende en in- en uit
het stuk wandelende bijfiguren. Oor Ruys is
hier echter de komiek van het eerste plan: van
een misschien oorspronkelijk nog al gecliaheerd
figuur maakte hij met tintelende tierelantijntjes,
met heerlijk gevonden gebaartjes en ex tempore's
een rijk karakter, dat ver boven de platte klucht
bleef, al moest men hem dan tenslotte ook in een
ziekenwagentje met een ijsblaas op zijn hoofd en
een parapluie van een niet al te nette dame onder
den arm de kamer uit wielen. Maar Cor lïuv's is
met Mr. Rosenfeld, met deze rol blijkbaar in
een gelukkige periode; een brillante techniek be
hoedt hem voor de standaardnormen van wat
iedereen weet, dat het complex-Kuys is. en een
behoedzaam volteekenen van noodzakelijke richt
lijnen brengt tevens het menschelijke, het waar
schijnlijke, het werkelijk geziene en herschapene
in. deze caricatuur. Zoo als hij dit speelde, zoo zijn
er. En zoo zaten er in de zaal. Bij bosjes.