De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 26 november pagina 16

26 november 1932 – pagina 16

Dit is een ingescande tekst.

16 De Groene Amsterdammer van 26 November 1932 No. 2895 ??t' v L" Zelfspot en lafheid rf l i' Albert Heltnan Leo Ott: De Haven 1) Verrassingen schuilen soms op plaatsen waar men ze niet mogelijk zou achten. Neem ,,De Haven" van Leo Ott. Het is tot op twee derde niets anders dan de met middelmatig talent beschreven ge schiedenis van een kantoorbediende, die niet op de gewone manier vooruit komt omdat er nu een maal niemand meer vooruitkomt, en die het lot forceeren wil omdat hij wenscht te trouwen met een juffrouw uit een kroeg. Tot zoover is het heel gewoon en heel Hollandsen, ook al gaat de held, Jan Prins, om met menschen van minder allooi, met cocaïne-smokkelaars zelfs ! Rotterdam vindt men er minder duidelijk in geteekend dan in menige oudere roman, als in De Bërkelmans" bijvoorbeeld. Verschrikkelijk Hollandsch is het vrouwvolk dat er aan te pas komt: de kostjuffrouw die in verboden betrekkingen -leeft1 met den minst aantrekkelijken van haar commensaals; de juffrouw uit de kroeg die kalm weg ondanks haar jeugd en haar lieve oogen zit te bekekenen wie van haar huwelijkspretendenten het grootste inkomen heeft; en de juffrouw van de vlakte die Jan Prins ter elfder ure tegenkomt en die een gouden hart heeft. Zij biedt zelfs aan hem te onderhouden, hetgeen hij blozend afwijst. Ze heeft echter t.b.c. en sterft daarna schielijk en zoogezegd in zijn armen. Een miserabele jodenjongen was hopeloos op haar verliefd, zoodat al deze verwisselingen Jan Prins tot aan de uiterste rand der vertwijfeling brengen. Erg Hollandsch is ook de gewilde moppigheid waarmede de Duitscher Kupfer krompraat, en de eenige bladzijden die er op zouden kunnen wijzen dat Leo Ott tot de betere dingen in staat is welke later volgen, dat zijn de scènes van naijver tusschen de kantoorbedienden onderling. Hier is hij in staat tot een tamelijk scherpe satyre en vindt men een glimp van spot die zeldzaam is in zulke voor-de-vuist-weg geschreven Hollandsche ver halen. En dan komt de verrassing. Jan Prins is goed en wel dood; hij heeft een eind aan zijn leven ge maakt, na met meer realiteitszin dan men van een kantoorbediende zou verwachten, een be schrijving te hebben neergepend van zijn mislukt leven. Hij geeft toe een zwakkeling, een weifelaar te zijn geweest; iemand die geen groote beslissin gen durfde nemen en niets belangrijks durfde te riskeeren. Nu wordt zijn plaats op het kantoor ingenomen door een jongeman die in alles zijn tegendeel is, en die om te beginnen een meisje heeft dat hem door dik en dun trouw zal blijven. Hij is onwaarschijnlijk van degelijkheid en met zulk een antipathieke hoeveelheid deugden behept, dat men al gauw bemerkt dat hij moet dienen voor caricatuur van den idealen jongeling die Jan Prins zoo gaarne had willen zijn. Hij is de incarnatie van de zelfspot van den schrijver, van zijn ongeloof aan een ideaal dat hij zelf zijn lezers heeft opge drongen. Deze zin voor betrekkelijkheid die zich hier zon der veel literatuur", en gelukkig zonder een zweem van wijsgeerigheid uit, is een typisch symp toom van dezen tijd, van de jonge schrijversgene ratie. Ouderen kunnen het houdirigloos noemen. jongeren mogen spreken van ..gebrek aan positieve idealen", maar er is ongetwijfeld een grootere dosis moed en levensduif noodig om zich lachend in dit moreele luchtledig te wagen, dan om welke /;ede1 jke these ook te verdedigen of te bestrijden. Wie een satyre weet te schrijven over zichzelf, staat buiten en boven alle partijen. En al is er geen reden om erg luid te juichen over de hoeveelheid talent waarmede Leo Ott dit gedaan heeft, er is wel reden om verrast te zijn over het feit dat het gebeurde, en dat iemand die naar ik meen tot nu toe niets anders was dan een amusements schrijver dien men niet au sérieux behoefde te nemen, thans door de ongewone en zeker ook on populaire compositie van zijn boek, opeens zoo onomwonden uiting wist te geven aan een gevoel dat wel een der meest kenmerkende levenshou dingen" bepaalt van de geneiatie van na den oorlog. De satyre zelf heeft een hoogst amusant verloop. Want de opvolger van Jan Prins komt ook op zijn vroegere kamer terecht en vindt daar het dagboek. Daardoor raakt hij precies op de hoogte van allerlei omstandigheden waar men hem met moeite buiten trachtte te houden. Hij begint nu met alles goed te doen wat Jan Prins slecht deed. Maar het brengt hem geen stap vooruit; integendeel, de verwarring wordt daardoor zoo mogelijk nog veel grooter. En wanneer hij met onmenschelijke rechtvaardigheid en tactlooze doorzetting alles volbracht heeft, wat wij eerst gewenscht hadden dat Jan Prins zou doen. dan moeten wij bekennen dat ook dit niet de me thode was, en dat er dus blijkbaar aan de beroerdigheid hier op aarde niet veel te veranderen valt. Het slot van de geschiedenis doet er dan weinig meer toe. Men is aangeland op een dcod punt, en daar was het den schrijver om te doen. Dat hij Rotterdam en huidige sociale toestanden daarvan gedeeltelijk de schuld geeft, geschiedt slechts ge makshalve en bij wijze van uitvlucht. Want ook de groote bonzen en de gewetenlooze patroons verkeeren in dezelfde impasse. Het doode punt vormen wij zelf; onze gewetens leiden ons in een vicieuze cirkelgang. Niemand avontuurt zich daar buiten. Ook al omdat niemand meer oprecht ge looft dat het de moeite waard is zich wat dan ook te veroveren. Amusante draai heeft deze geschiedenis waar voor de naam ,,De Haven" allerslechtst gekozen is. Maar het is van een amusante triestigheid die bij eenig overwegen gevoeliger treft dan welke galgen humor ook. Jos. l*a u h u \*<'n: Het Afscheid g l Over Hollandschheid gesproken: die kan men op iedere, bladzijde vinden van de roman ..Het Afscheid" van Jos. Panhuysen. En niets dan dat. Er schijnt behalve Holland geen land ter wereld meer te bestaan waar jongemannen tusschen de twintig en dertig zoo exclusief met zichzelve en hun kleine tobberijen bezig kunnen zijn, alsof er niets en niemand om hen heen bestaat. De ..held" van Jos. Panhuysen verdient fijngeraspt en als gemalen suikerbiet verkocht te worden. Een sladood, een onnut. ... ja namen hebben we in het Hollandsch genoeg voor dit type. Maar ook schrijvers genoeg die zich nog altijd bij voorkeur daarmee inlaten en ze nog op hun manier nog ver heerlijken ook. Ces vaches derriere leur digues avec l'allure de garcons de coiffeur, avisés". om a contre-coeur een heilig verklaarden pamflettist tegen ze aan te halen. Neen, tegenover dit soort Hollanders had hij het grootste gelijk. Maar stel u nu eens voor: de heer .Tos. Pan huysen is nog geen honderd jaar oud. Hij is geen tijdgenoot van Beet s en zelf s geen tijdgenoot van Melati van Java. Het is zelfs mogelijk dat hij na den oorlog van '7(1 het blijde levenslicht aan schouwde. De familie echter waar hij ons inliet jaar des Heeren 1932 binnen voert, is nog dezelfde door scribenten geëxploiteerde gezeten burgerfamilie waar Hobbers zoo goed de weg mee wist en waarvan, mevrouw Uoudier-Hakker ons de om de dooie dood niet zoo griezelige armoede.- be schreven heeft. 15ij .los. Panhuysen is die gelukkige familie zelfs nog een tikje gelukkiger geworden. Pa heeft niets MIJNHARDT's Zenuw-Tabletten . 75ct Laxeer-Tabletten. 60ct Hoofdpijn-Tabletten 60c* Bij Apoth. en Drogisten van de crisis te lijden gehad; de kinderen zijn wel volwassen maar nog niet aan de mésalliances toe. En ondanks alle boeken van mevrouw van Gogh Kaulbach houden papa en mama op hun ouden dag nog veel meer van elkaar dan vroeger. En waar liefde woont, gebiedt de Heer zijn zegen, nietwaar. Het is dan ook een brave, godsdienstige familie, waar niets bizonders gebeurt. En er zou ook geen. roman, zelfs niet in de korte, hijgende, zenuw achtige zinnetjes van den heer Panhuysen over geschreven hoeven te worden, wanneer niet de zoon des huizes een late roeping als priester in zich meende te bespeuren. Wij vernemen dit nieuws reeds op de zesde bladzijde van het verhaal, en zie, op de allerlaatstepagina van het boek is de brave jongeling nog niet klaar met afscheid te nemen van de wereld. Toch is zijn wereld heel wat kleiner dan die van Van Vriesland's held, die er in drie dagen kans toe zag. De bezwaren gaan eigenlijk nooit uit tegen een gegeven op zichzelf. Het zou een machtig interes sante roman kunnen zijn: de geschiedenis van een jongeman die onweerstaanbaar wordt aangetrok ken door een mystieke roeping en stuk voer stuk de wereldsche verlokkingen heeft te overwinnen. Die staat voor de moeilijke keuze tusschen wereld sche activiteit en hef passieve afstand-doen dat misschien hoogere, transcendentale activiteit zou kunnen worden. Ook de meest volslagen agnost icus. kan genieten en ontroerd worden door de prachtige psychologische uiteenzettingen van San Juan de la Cru/:, door .,IIet Boek van haar leven" van Teresa de Avila, door de biografie van l'harles Lefuucauld. Maar de duffe bloodaardigheid van dezen fils de familie die Panhuysen te berde brengt, doet meer aan een van die onwaarschijnlijke brave-herdruk ken uit onze vroegere schoolboeken denken, dan de hierjuist genoemde figuren. En men zou aan dien egoïstischen, bekrompen slungel geen v.'oovil willen verspillen, wanneer bij niet telkens en tel kens weer uit het van Alpherische panopticum voor den dag gehaald werd, in een nieuwe pak kleeren gestoken, met een paar laffe avontuurtjes weer als modelknaap Werd gepresenteerd. En. als \vcuwijzer naar herleefde godsdienst nota-nebe. .Laat ze toch in het panopticum blijven, en zelf* daar op een behoorlijke afstand van de geconser veerde Haarmannen en Landru's. Want ia liet leven deugen ze nergens voor; niet voor kanonrieiivleesch en zelfs niet om de wapenen te ze genen . Dat deze stamhoud er van het meest wel t f remde" burgerdom naar een nog grooter isolement zoekt. nadat hij tot niets anders in staat is geweest dan een paar laffe gevoeliglieidjes, wij kunnen er niet anders dan tevreden over zijn. Maar dat hij eihonclerdvijftig witte bladzijden voor vuilmaakt om zich t e storten inde vergetelheid waarin h ij tiiisln >< >rt, wel, daar zou men den heer Panhuysen op kunnen aankijken, wanneer het niet zeker was dat ook na hem nog menigeen ons met geschiedenis van dezeu prevelenden slappeling zal komen vervelen. 1) ('itfjai'c, V/m Vishoeck, liussum. 2) rilyiirp. \ii</h <;n i'iin Ditniur, Rultt'r<l<t>n. ~Een Hol s per dag houdt U gezond. BOLSf ilKEX P.V« F.ÉX CI.AASJF. g /

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl