De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 3 december pagina 4

3 december 1932 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

De Groene Amsterdammer van 3 December 1932 No. 2896 De aardbevingen Melis Stoke Teckeningen door Wljnand Grijzen Het is dus waar, en we hebben het aan den lijve ondervonden: aardbevingen zijn ook mogelijk in het stuk korst dat wij aan de baren hebben ontwoekerd. Nadat ze ons jarenlang in het onge wisse had gelaten omtrent hare meer inwendige bedoelingen ten onzen opzichte, heeft de aarde dan toch tenslotte te kennen gegeven dat ze ons niet wenscht te privelegieeren en dat ze, wanneer het zoo in haar opkomt, evengoed aan onze huizen schudden kan als aan die van verweg wonende antipoden. .... laat ze onze huizen schudden Dab is voor ons, bij alle ellende waarin de wereld crisis ons getrokken heeft, een heele slag. Want als er n land in de wereld is dat niet op geschud en gebeef berekend is, dan is het wel het onze. Vulcanen waren we tot dusver gewoon te be schouwen als bezienswaardige en eenigszins grieze lige dingen die, een veilig eind van ons weg, op zijn hoogst geschikt waren voor dagblad-reportage. Dat er nog ooit eens scheuren in onze vloeren konden ontstaan, daar heeft nooit een haar op ons hoofd aan gedacht. En nu het dan waarachtig toch is gebeurd, kijken'we eiken morgen naar het Kopje in Bloemendaal, de St. Pietersberg bij Maastricht en de duintoppen langs onze Westkust of er nog geen rookkolom en vlammenschichten opstijgen uit een Ier tot dusver zoo onschuldige verheffingen van jnzen nat ionalen bodem. Het ernstigst is echter de zaak voor het Amsterdamsche Pret-comitédat immers aan den Amstel ?en berg wil oprichten ten behoeve van naar hooge lucht hakende stadgenooten. Dit comitéis thans diep doordrongen van het feit dat het als het ware met vuur heeft gespeeld door zooiets te propageeren als een berg midden in ons vlakke land. dit comitéis thans diep doordrongen "? Want wat, aldus zeide ons een der leden \an deze commissie, nog zichtbaar onder den indruk van de aardbeving.... wat indien werkelijk onze berg reeds had bestaan ....?' D. 6. SANTEE LANDWEER KUNSTHANDEL, Keizersgracht 207 (tusschen Raadhuis- en Hartenstraat), AMSTERDAM C. Tot 2O December. Tentoonstelling graphisch werk door A. Schotel en J. Proost. Geopend alle werkdagen van 10 12 en l1/,?5 uur. Niet alleen dat ze zou kunnen zijn beschadigd, gespleten of gedeeltelijk afgestort, doch ze zou ook naar een dier wonderlijke spelingen der natuur, het in de aarde opgekropt geweld als het ware in zich kunnen hebben opgezogen om het vervol gens uit een krater hoog boven onze hoofden te slingeren. Men bedenke wat de gevolgen geweest zouden zijn: een breede lavastroom zou uit de krater vorming van de Amsterdamsche kunstberg, zich sissend in den Amstel en de omliggende sloten hebben gestort, alles met zich meesleepend wat zich op de hellingen van de vermaaksberg bevond: schommels en wippen, ringen en prieelen en limonade- en biertenten. Een vuurkolom, hooger dan die welke uit de P. C. Hooft sloeg, ware zichtbaar geworden boven het Kalfje en een dichte aschregen ware gedaald over onze gemeente. De feestberg, herschapen in een razende en grommende vulcaan zou, in tegen deel van eene attractie voor Amsterdam, geworden zijn tot een afschrikwekkende fait-divers voor veilige courantenlezers aan den evenaar. U begrijpt dat de politiek zich aanstonds van zulk een feit zou hebben meester gemaakt. Men zou in den Gemeenteraad gewezen hebben op het onverantwoordelijke van kapitaalsuitgaven voor kunstbergen in deze tijden die niet slechts minioe nen doch ook gansche hoofdsteden in staat bleken te verslinden. Met n slag zouden de partijen die een behoed zame financieele politiek voorstaan, het pleit hebben gewonnen door een reusachtig argument. de herschapen feestberg De uitbarsting van de kunstberg zou natuurlijk de aanstaande verkiezingen in hooge mate hebben beïnvloed. Zij die juist in deze tijden aandrang uitoefenen tot het entameeren van kostbare eri grootsche kunstwerken, zouden overgeloopen zijn naar de dwaze minderheid die versobering op de buitengewone uitgaven wenscht. Meer nog dan de uitbarsting zelve zou de polit ieke naklank ons land op zijn grondvesten hebben doen trillen. Voortijdig en op hoogst ongewenschte wijze zou een einde gemaakt zijn aan het leenen van geld ten behoeve van allerlei monumenten voor het nageslacht. Men zou de Zuiderzee verder de Zuiderzee hebben gelaten en nimmer het altijd met kostbare voorzorgen beschermde aan-debaren-ontwoekerde, deels brakke, deels bedreigde stuk Nederland verdei' voltooid hebben. Voor dit alles heeft het toeval ons behoed dat de eerste spade voor de berg, die zich had kunnen ontpoppen als een vulcaan, nog niet in den grond gestoken is. liet is nu zaak een vulcanoloog van reputatie uit te noodigen om de aardkorst in de buurt van het Kalfje te onderzoeken, en indien, ons blijkt dat die ter plaatse ook maar 5000 meter dunner is dan we tot dusverre meenden te mogen aan nemen, dan gaat liet plan niet door. Want behalve de mogelijkheden die ik u schil derde bestaat er ook nog die dat de berg bij ecu toekomstige aardbeving plotseling met alle zweef molens en prieolen in de aarde zou kunnen ver zinken en ons aldus het diepe en trooslohiozo gat openen dat wij tot dusverre slechts in de gemeente kas zien en dat blijkbaar geen mensch veront rust. Boekbespreking B. M. Noach Dr. K. F. Proost, De Bijbel in de Nedcrlandsche Letterkunde, als Spiegel der Cultuur, Deel f. De Middeleeuwen. (Assen Van Gorcum en Comp. N. V. 932). Het welbewust en opzettelijk aanwenden van anachronismen is een bekend en goedkoop ! middel tot het verkrijgen van groteske effecten. De groote, kritieklooze massa valt het lachwek kende van het geval niet op, als in een historischen optocht Claudius Civilis voor tijdverdrijf een cigaret loopt te rooken en uithoofde van zijn minder goed gezicht een pincenez draagt. Maar wie in onzen tijd in een historischen roman Napoleon in een Eollsroyce of een Fokker de vlucht zou laten nemen van het slagveld bij Waterloo, zou door geen beschaafd lezer meer ernstig worden genomen. Hamlet en Ophelia houden zich in onzen tijd op 't tooneel niet staande resp. in smoking en avondjapon dernier cri. Daar staat tegenover, dat men Felix Timmer mans' Het Kindeke Jezus in Vlaanderen" apprecieeren kan, al localiseeit de schrijver het Christusverhaal in de Vlaamsche landouwen. En even min wekt het aanstoot, wanneer August Vermeylen in De wandelende Jood" in de fascineerende beschrijving van den droeven tocht naar Golgotha in de joelende menigte, die Christus vergezelt, laat meemarcheeren de schriftgeleer den, de ouderlingen, de kosters en stoclenzetters van den Tempel, den stadhouder en zijn raad, de dekens van het rijke lakengilde, de bond der geld wisselaars, de maatschappij tot bevordering van het vreemdelingenverkeer, de Kamer van huis bazen en grondbezitters", enz. enz. Nog veel minder plegen we ons te verbazen, wanneer we op oude schilderijen b.v. van de graflegging van Jezus een Vlaamsche stad als achtergrond zien en onder de toeschouwers bisschoppen in vol ornaat of nonnen in haar kloosterkleedij. Hoe primitiever de beschaving van den mensch, des te meer projecteert hij in de kunst, letterkun dige of beeldende, personen en toestanden uit het verleden op zijn eigen enge gezichtsveld. Hoe verder we dus in de kunstgeschiedenis teruggaan, hoe minder we mogen verwachten een beschrijving of schildering in objectief-historischen. geest, des te duidelijker staat het object in het. kader van den tijd van conceptie. Dit geldt vooral van den Bijbel. het (meest) meelevende, meegroeiende boek van den tijd, die veranderde en voortschreed", zooals Dr. Pi oost in zijn werk, dat we hier aankondigen, het verschijnsel schetst, dat we hierboven, ook met aanhalingen uit een paar hedendaagsche Vlaamsche schrijvers, en met enkele andere voorbeelden illustreerden. Dit is het leitmotiv" van het werk van Proost : aan te toonen, dat we in de wijze, waarop bijbelscbo tafreelen en verhalen in onze Nederlandschc letterkunde werden bewerkt en verwerkt, een betrouwbare spiegel hebben der cultuur van een bepaalden tijd. Zoo is zijn boek dan ook niet enkel bestemd voor ingewijden in do litteratuur geschiedenis, noch voor speciaal theologisch gevormden." In den titel van '/ijn werk ligt de con clusie uitgedrukt, waartoe Hans Preusz kwam in zijn boek Das Bild Christi im Wandel der Zeiten" : Jede Zcit malt eben sich in ihrem Christusbild" en in al zijn andere bijbelsche kunstwerken. Dit boek van Proost bepaalt zich tot de Middelnederlandsche letterkunde. Het zal later worden gevolgd door de litteratimrperiode van laten; tijden. Getrouw aan de methode, die Proost in zijn diverse andere litterair-historische werken volgt (Xietzsche, Hauptmann. Wedekirid enz.), begint hij ook het onderhavige boek met een schildering van wat op maatschappelijk en geestelijk terrein in de Middeleeuwen leefde, opdat de niet-ingewijde lezer den. voedingsbodem der letterkundige pro ducten uit dezen tijd van hun ontstaan leert kennen. Daarna behandelt hij systematisch de Middeleeuwseh-Nederlandsehe poëzie en liet proza in hun gangbare onderafdcelingen lyriek, opiek. dramatiek, didactiek enz. Zooals we het van een zoowel litterair als theologisch geschoold schrijver als l)i'. Proost mogen verwachten, geeft het boek een overrijk feitenmateriaal, met tal van verwij zingen naar de desbetreffende vakliteratuur. In dien rijkdom houdt hij zich evenwel steeds voor oogeii hot in den titel uitgedrukte gestelde doel.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl