Historisch Archief 1877-1940
No. 2896
De Groene Amsterdammer van 3 December 1932
SCHRIJVERS OVER SCHILDERS
Kelk over Jan Steen - Theun de Vries over Rem brandt
Gooien over Hieronymus Bosch
K
C. J. Kelk
Jan Steen
De eenigen wien dit daglicht te scherp is en hierbij
iets te varliezen hebban, r:jn dichters met hun
verbeeldingen.
(Van Ryckevorsel in zijn boek R'tnbrandt)
Behalve de tot in den treure herhaalde, stout
moedige, maar daarom niet minder onjuiste, uit
eenzettingen over levende schilders en hun werk.
in de dagbladen en tijdschriften onder de i
onaantastbaren naam van ..Kritiek", door de diverse
heeren schrijvers over kunst", is er nu plotseling
ook een groote belangstelling van de zijde der meer
deftige, prominente Literatoren, voor de persoon
lijkheid van oude meesters, die gepromoveerd
worden tot Romanhelden. Prachtig.
C. J. Kelk schreef over Jan Steen. Hij koos
Jan Steen omdat ook hij waarschijnlijk van het
goede leven houdt, ,,wijntje en trijntje". Hij
voelde zich dus verwant.
Houbrakens levensgeschiedenis van Jan Steen
diende hem tot voorbeeld, wel minder dan deze
lettend op zijn nagelaten, onsterfelijk werk. maar
met veel geraffineerder gevoel voor humor geschre
ven, veel lolliger en minder bekrompen gezien.
vooral grootmoedig geen rekening houdend met het
vooroordeel over de levenswijze van den schilder
dat bij onze grootmoeders nog bestond, en leidde
tot de uitdrukking ,,een huishouden van Jan Steen"
wanneer gezamenlijke burgelijke ondeugden in
het gezinsleven moesten aangeduid worden.
Het boek werd een Dik Trom voor volwassenen.
en de gretige handen van het lezend publiek grepen
er naar, men lachte zich krom.
Wat echter deze romanheld, deze gezellige
vroolijke burger, deze drinkende, lachende, brave
huisvader, deze losbol op zijn tijd maar steeds
met mate, deze raak getypeerde 12 ambachten
en 13 ongelukken, fideele bierbrouwerszoon, die
in zijn vrijen tijd ook wel eens schilderde, met
Jan Steen te maken heeft is mij een raadsel.
Het boek had evengoed Jan Gerritz. Mossel
kunnen heeten.
Of is misschien de titel Jan Steen een kostelooze
reclame voor het boek vanwege den beroemden
naam. Kelk schijnt me een handige, looze guit,
minstens de evenknie van zijn romanheld.
Het boek Jan Steen is een paskwil, en de
titel een vlag die de lading dekt. Kelk toont
met het reconstrueeren van zijn Jan Steen een
ontstellend gebrek aan picturaal begrip, want
de mensch en kunstenaar Jan Steen is toch alleen
uit zijn werk te reconstrueeren.
En hoewel zijn beteekenis en persoonlijkheid
gelukkig in ons midden is blijven leven door die
reeks onsterfelijke meesterwerken, (durft Kelk
met de hand op zijn hart te beweren, dat hij ze
gezien" heeft of eenige ervan) is toch dit lite
rair gesol met zijn naam, leven en beteekenis,
zeer dubieus.
Ondanks ik betwijfel of Kelk schilderijen kan
zien" zou ik hem toch willen aanraden eens
aandachtig eenige van Jan Steen's schilderijen te
bekijken, o.a. De sauve garde van den duivel"
(coll.Sternberg) Bruidsnacht" (coll.OoutiniH.ome)
Herberg" (Stadelsche Institut Frankfurt) en nog
Kor Postma
7,00 vele anderen. Geeft ook de onverklaarbare
figuur van den Dwerg op de ..Kippenhof" hem
niet iets tédenken?
Gelooft hij werkelijk dat de door hem verbeelde,
oolijke maat, dien hij Jan Steen noemt, dit geschil
derd kan hebben? Ziet hij dan niet dat deze ode aan
de vreugde dikwijls onderbroken wordt door een
bijtenden spot, of angst om de vertrokken smoelen.
sidderend van kwaadaardigheid, die verzopen en
lallend ergens in het donker ondergaan? Jammer
voor hem.
Kelk is een goed. gezellig, onderhoudend ver
teller, maar hij heeft meer verstand van Pierrots
en hun maanlicht, dan van schilders en hun werk.
Misschien probeert hij het een volgenden keer eens
met een musicus, ik heb zoo'n idee, dat hij muzikaal
is. misschien lukt dit beter.
Ongeveer gelijktijdig (wie van de heeren kwam
op het kostelijk idee van een schilder een romanheld
te maken) verscheen het boek Rembrandt" van
Theun de Vries.
Het idee was brutaler dan dat van Kelk temeer
omdat er reeds een uitgebreide
Rernbrandtliteratuur bestond.
Nog versch in zijn geheugen lag het boek van
de Amerikaansch-IIollandsche journalist Van Loon,
welk boek n groote verdienste had, dat het vol
reproducties van schilderijen stond, dit terwille
Rembrandt
Theun de T"*/ex
van het liever plaatjeskijkende dan lezende
Amerikaansche publiek. Het bijsleepen van een gefin
geerd familielid in zijn boek en het proces om het
bankroet van Rembi'andt wat van Loon begon,
was de Vries een te grove reclame, te Ameiikaansch.
Men kon ook overdrijven. Hij schreef een boek
wat goed op pooten stond, met hier en daar vrien
delijke en ook tragische passages, maar
Renibrandt of een afsti'aling van zijn wonderlijke
persoonlijkheid heb ik er vergeefs in gezocht.
De Vries beschrijft uitvoerig de lotgevallen
van Rembrandts omgeving, promoveert terloops
Philips de Konick tot horno-sexueel. (prettig
voor zijn nabestaanden), laat Titus van Rhijn
antisemitische opmerkingen maken (flink zoo.
men moet voor zijn overtuiging uitkomen), ver
getend dat Rembrandt dit ras, hun leven en cultuur
liefhad.
Als hij zich echter genadiglijk met Rembrandt
bezighoudt dan laat hij hem dingen zeggen en
doen die wijzen op een absoluut gebrek aan eenig
begrip van Rembrandts oeuvre en zijn persoonlijk
heid. D't stemt overeen met wat van Rijckevorsel
zegt: Onze tijd heeft Rembrandt tot een marte
laar gemaakt, die zich bij zijn miskenning trotsch in
eigen binnenste verdiepte, waar hij de oorspron
kelijke schatten eenvoudig voor het grijpen had.
Welk een onmogelijke houding dringt men hier
den meester op." MM
De Vries laat Rembrandt zeggen tot zijn
leerlingeii op het atelier o.a. ..Men is geen groot
schilder dooi' wat men afbeeldt, maar enkel door
de waarhaftige weergave van de natuur.''
Kr is geloot' ik niemand die Rembrandt denkt te
kennen door zijn werk, welke gelooft dat
Reitibrandt deze mooiklinkeiide, nietszeggende phrase
gezegd kan hebben.
Wat hij wel gezegd zou kunnen hebben, en hoe
onnoemelijk veel waarachtigs en toch hoe een
voudig zou dit geweest zijn, hoe hij geleefd heeft.
hoe gelukkig hij was en hoe hij geleden heeft, zou
alleen af te leiden zijn geweest wanneer de Vries
met heel veel deemoed en. aandacht zijn schilderijen
uit verschillende perioden had kunnen ..zien".
Hoe dwaas is verder het onmogelijke scheppings
verhaal van de ..Staalmeesters" ..Het joodsche
bruidje" en de ..Familiegroep" uit Brunswijk.
(Misschien ziet hij dit nu in. nu hij op de
Rembrandttentoonstelling deze drie schilderijen bijeen zag,
of misschien ook niet). Behalve dat het historisch
onjuist is. toont het een oristellend gemis aan kennis
van het métier der l 7e eeuwsche schilders, en in het
bijzonder vati het metier van den moei/aam
zwoegende:!, altijd overwegende;'- en zoekende:i
Rembrandt.
Waarschijnlijk is het boek van de Vries knap
geschreven en goed gecomponeerd, maar ondanks
dat is het een mislukking, omdat het ons niets
nader brengt, integetideel verdei' doet afdwalen
van de figuur van Kembrandt. dezen
verbijsterendbegaafden schilder, dezen vurigen. brandendeii
mensch. dezen somberen, donkeren wijsgeer, door
gebrek aan begrip van. gevoel voor, en inzicht in
de schilderkunst van Rembrandt.
Groote schilders als romanhelden komen nu
in de mode. en in Wurzbach staan genoeg beroemde
namen met bijzonderheden. Het illustre voorbeeld
vond reeds navolging. Autoon Coolen kondigt
in ,,Geschenk" een nieuwen roman aan over Jeroen
Bosch. Asjeblieft geen halve maatregel. En waarom
ook niet. Bosch is toch een Brabander en de ideale
figuur voor een bixTcnroman". zijn specialiteit.
Dat hij niet eerder op dit idee is gekomen.
Ilieroriimus Bosch als een middeleeuwseh I'eerke,
levend en werkend op den ..rauwen grond".
Dat kan. prachtig worden.
Hij heeft het voordeel op de andere twee. dat
zoo goed als niets over zijn leven bekend is, en
toch niemand zijn schilderijen begrijpt. Daarbij
komt dat iedereen al bij voorbaat bewondert en
jubelt vanwege de indertijd verworven literatuur
prijs.
Veel succes ('ooien, ik ben benieuwd.
1933
933
DIEREN KALEN DER
UITG. SICKENGA BILTHOVEN
£. 1.90
bl| den boekhandel, desgewenscht
bij den uitgever, Postrek. 22547