Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER
'Weekblad voor Nederland
Onder hoofdredactie van A. C. Josephus Jitta
Redacteuren: L. J. Jordaan, F. G. Scheltema en M. Kann. Secretaris der redactie: C. F. v. Dam
Keizersgracht 355, Amsterdam C. - Telefoon 37964 - Postgiro 72880 - Gem. Giro G. 1000
Opgericht in 1877
No. 2897
Zaterdag 10 December 1932
Von Schleicher, de leerzame
Dr. M. van Blankenstein
Vrij van vooroordeelen
Nu is Kurt von Schleicher rijkskanselier. Dit
moest vroeg of laat wel gebeuren. Want het is
niet waarschijnlijk dat von Schleicher zoo maar
rechtstreeks op de opvolging van Hindenburg
wilde afstevenen. Maar hoe het zij, haast had hij
niet. En hij heeft gelijk gehad zijn tijd ervoor
te nemen. Nu heeft hij eerst von Papen een tijd
lang de kunst kunnen afkijken. En daarbij viel
inderdaad heel wat te leeren. Het is nu reeds
duidelijk dat von Schleicher zich gespiegeld heeft
aan zijn voorganger. Zijn tactiek is er daarom op
gericht het vruchtbare in het bewind van von
Papen over te nemen en die dingen, welke von
Papen de das hebben aangedaan, te vermijden.
Een dergelijke leertijd had von Schleicher,
ondanks al zijn ervaring als intelligent waarnemer
te Berlijn, stellig nog wel noodig. Als militair,
die reeds op jongen leeftijd groot gezag heeft
uitgeoefend, moest hij allerlei in zich leeren onder
drukken, waarvan de veel naïevere en ten slotte
veel minder eerzuchtige von Papen het slacht
offer is geworden. Zijn heele levensloop had hem
opgeleid tot man van de daad, al van de
revolutiedagen af, toen hij de rijkskanselarij van Ebert
moest bevrijden van den druk, die de spartakisten
erop uitoefenden. Hij leefde in een sfeer waarvan
vlot zelfvertrouwen het kenmerk was. ,,Wir
werden das Kind schon schaukeln" was de geijkte
uitdrukking waarmede de jonge, intelligente
stafofficieren zich tegen iedere opduikende taak
opgewassen oordeelden. Hoe moeten hem, die de
krachtigste en de intelligentste was onder eze
officieren, menigmaal de handen hebben gejeukt
als hij het politiek geklungel aanzag waarvan
Berlijn sedert 1918 zoo vaak het schouwtooneel
is geweest.
Belangwekkend werd de toestand vooral toen
Hitler en het Hitlerianisme naar boven kwamen.
Men heeft vaak hooren beweren dat von Schlei
cher een heimelijke aanhanger van Hitler was.
Het is niet mogelijk hem heviger te miskennen.
Von Schleicher was er de man niet naar om van
iemand de volgeling te zijn, en allerminst van den
grooten Adolf dien hij om tal van bekende en
onbekende redenen minachtte en haatte. Maar
zeker, de nationaal-socialistische beweging was
voor hem een belangrijke kaart in zijn spel. Hier
mede zij niet gezegd: in zijn persoonlijk spel.
Hij zag er in ieder geval een kracht in die ten
bate van Duitschland kon worden uitgespeeld.
Want von Schleicher moge zeer eerzuchtig zijn,
een goed patriot is hij niet minder. Hij besefte
dat in Duitschland groote dingen moesten gebeuren.
En daartoe leende zich niet het sedert 1918
in zwang gekomen spel der partijbonzen.
Von Schleicher heeft zeker beter dan de meesten
de mogelijkheden en onmogelijkheden voor Hitler
ingezien, al is ook hij wellicht eenigszins over
rompeld door de kracht die de nationaal-socialis
tische partij, als mededinger in het parlementaire
spel zou ontwikkelen. Naarmate de beweging
sterker het karakter kreeg van een politieke over
strooming klemde hij vaster de hand om zijn
wapen: de rijksweer. Zoolang hij zeker was dit
naar behoefte te kunnen gebruiken vreesde hij
Hitler niet. Integendeel, hij placht hem zoo
vriendelijk toe te knikken dat de nat
ionaalsocialisten nooit boos op hem hebben kunnen
worden, ondanks het feit dat zij geen geducht-er
tegenstander hebben in het Duitsche rijk. Waar
schijnlijk beseften zij dit laatste ook niet ten volle.
Want doorzichtig is von Schleicher niet.
Vele mogelijkheden moet von Schleicher in de
laatste jaren, toen zijn invloed en hulpbronnen
voortdurend toenamen, overwogen hebben. Men
heeft in hem wel eens den Duitschen Mussolini
willen zien. Natuurlijk moet hij daaraan hebben
gedacht. Wij zouden niet duiven gissen of dit
denkproces kort of lang heeft geduurd. Maar
het einde was dat von Schleicher onder deze over
wegingen een streep zette: Duitschland is geen
Italië. Mussolini is een Italiaansch product. Een
Mussolini zou in Duitschland misschien plotseling,
als een paddestoel, kunnen opschieten, wortel
vatten en vele jaren lang gedijen, kan hij er zeker
niet.
Het was von Papen die de proef op deze som
leverde. Hij meende de klok al te ver te kunnen
terugzetten in zijn streven om in Duitschland
de feodale oligarchie te herstellen. Het was hem
niet genoeg dat hij het Kijk op het oogenblik
volgens de opvattingen van /ijn Oost Klbische
vrienden kon regeeren; hij wilde dit stelsel vast
leggen in de grondwet. Het was reeds lang duide
lijk dat dit slechts met behulp van een staats
greep mogelijk zou zijn. Daardoor jvekte hij een
verzet waarvan hij de kracht niet besefte. Kr
waren lieden die, ofschoon zij hem politiek be
streden, hem toch nog liefst eenigen tijd /.ijn gang
hadden laten gaan om het goede dat hij deed,
maar die hem niet meer konden dulden toen hij
neiging vertoonde tot zoo gevaarlijke experi
menten. De parlementaire krachten, die von
Papen 7.00 geducht heeft onderschat, en waarvan
hij met zooveel minachting koT: spreken, bleken
hem te sterk. Hij moest het onderspit delven
in den strijd tegen tegenstanders, die hij nooit als
gevaarlijk had aangezien. Kon er beter vermaning
denkbaar zijn voor een eandidaat-Mussolini in
Duitschlard? Maar deze les was waarschijnlijk
voor von Schleiclier al niet meer noodig.
Er waren twee kanten aan het beleid van von
Papen: een daarvan vindt men in zijn succes
van Lausannc waar hij met een groot gebaar,
waartoe zijn voorganger Dr. Brüning waarschijn
lijk niet in staat zou zijn geweest, den schuldeischers
drie milliard aan voorwaardelijke maar naar de
meening der betrokkenen niet waardelooze obli
gaties aanbood en daarvoor Duitschland vrijkocht
van zijn verplichting tot schadeloosstelling; ook
in zijn succes tegenover Hitler, die tegenover
het kabinet-von Papen zijn krachten zag afbrok
kelen; dan nog in zijn oeconomische maatregelen,
die, zoo zij al niet do oorzaak waren van een
opleving, toch daarmede samenvielen en die men
hem in ieder geval als verdienste moet aanrekenen;
en tenslotte in zijn eisch van gelijkgerechtigdheid
inzake bewapening, die de internationale positie
van Duitschland onmiskenbaar versterkt heeft.
Deze dingen bij elkaar vormen den positieven kant
van het beleid van von Papen. Von Schleicher
nam ze dan ook alle over. Den tweeden kant, de
Inhoud:
1. Dr. M. van Blankenstein, Von Schleicher.
2. Mr. H. J. Wytema, Amerikaansch drankverbod.
?3. L. J. Jordaan, Politiek uit den aether.
4. Melis Stoke, Winstgevend gelooven, tekeningen
Harmen van Beek. Spreekzaal.
5. Mr. J. C. S. Warendorf. Boekbespreking. J.IF.
Doeve, Tantalus-knelling.
6. Nico Rost, Bula-Matari.
7. Constant van Wessem, Muziek. Dr. Jac. P'
Tnysse, Het boschplan.
9' Mr. E. Straat, Oost-Europeesche Joden.
lo-ll. L. J. Jordaan, Een eeuw caricatuur.
12. B. Reiger en A. E. v. d. Tol, Schilderkunst.
13. Mr. H. Scholte, Dramatische kroniek, teekening
J. F. Doeve.
14. C. A. Klaasse, Gemeente-giro.
16. Albsrt Heiman, Het eeuwige kind.
17. L. J. Jordaan, Bioscopy.
18. Charivarius, Socrates. Problemen.
19. jantje's kladschrift Alida Zevenboom,
Croquante croquetjes.
20. Lellerraadsel Charivaria.
Viooltjes
Voortreffelijk»
chocolade in den
vorm van viooltjes.
Een specialiteit,
RINGER5
Let op den naam'
schaduwzijde van dat beleid, vormden de reactio
nair coïistitutioneele bedoelingen, do, sociale maat
regelen, die verbittering hebbon gowekt in de
arbeidcrswereld en die de conversie van nazi's
tot communisten oen onder allo omstandig
heden to verwachten verschijnsel bevorderden;
en ook do contingentceringsplannen. waarmede de
vermaarde tomatencommissie de wereld in kennis
moest stellen. Van dit alles hoeft von Schleicher
niets overgenomen. Hij heeft beloofd do gehate
sociale maatregelen te /-uilen introkken.
Von Schloichor is oen leerzaam man omdat hij
vrij is van vooroordeelen. Men zou hem een
eerzucht .i gen cynicus of opportunist kunnen noemen,
maar dat /.ijn leclijke woorden waarmode men
staatsmansoigenschappen naar beneden kan halen.
Von Schleicher, in wion velen oon bolwerk der
reactie hebben willen /.ion, vroeg om medewerking
van do socialisten. Maar voor het zoover kwam
schoon hij gonoigd ruimte te laten voor een parle
mentair kabinet. Had hij ook nu nog geen haast,
was hot werkelijk zijn bedoeling hot kanselierschap
nog verder uit don weg te gaan mits mon hem
maar zijn rijkswocr liet behouden waarmede hij
altijd meester van den toestand bleof? Of moest
dat parlementaire gedeelte van het crisis-program
ma worden afgewerkt om de onvermijdelijkheid
van oen kabinet-von Schleicher to bewijzen?
(Skt op pag. 2)