De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 17 december pagina 1

17 december 1932 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER & Weekblad voor Nederland Onder hoofdredactie van A. C. Josephus Jitta Redacteuren: L. J. Jordaan, F. G. Scheltema en M. Kann. Secretaris der redactie: C. F. v. Dam Keizersgracht 355, Amsterdam C. - Telefoon 37964 - Postgiro 72880 - Gem. Giro G. 1000 Opgericht in 1877 No. 2898 Zaterdag 17 December 1932 Het parlementaire stelsel in Duitschland Het parlementaire stelsel kan zien zelf onmogelijk maken De meest simpele en algemeene omschrijving van het parlementaire stelsel luidt, dat in een dergelijk stelsel het overwicht ten aanzien van het te volgen staatkundig beleid berust bij de volks vertegenwoordiging. Dat beteekent niet, dat de regeering geen eigen overtuiging en geen eigen recht" zou hebben, maar slechts, dat wanneer geen overeenstemming tusschen volksvertegenwoordi ging en regeering valt te bereiken, de regeering, door haar ontslag te nemen, moet zwichten voor de over tuiging van het parlement, desnoods nadat eerst nog door een kameroiitbinding een beroep is gedaan op het volk. Men kan dat beginsel uitwerken in een negatieve en in een positieve formule. Men kan het negatief zeggen: wanneer uitdrukkelijk blijkt, dat een minister het vertrouwen van de volksvertegen woordiging heeft verloren, moet hij heengaan. Het beginsel kan ook positief worden geformuleerd: het ministerie moet steunen op een meerderheid in het parlement. Die beide omschrijvingen komen niet op het ?zelfde neer. Een ministerie, dat geen zekerheid heeft, dat het in het algemeen voor zijn beleid kan rekenen op een meerderheid in het parlement, kan in functie blijven, omdat het parlement niet uit drukkelijk aan het ministerie zijn vertrouwen opzegt. Tusschen ,,steunen op het parlement" en uit drukkelijk blijken het vertrouwen van het parle ment verloren te hebben" is een breedo marge, waarin een meerderheid in het parlement de regee ring duldt, /onder uitdrukkelijk zijn vertrouwen in de regeering uit te spreken. Ja, zelfs is het heel goed mogelijk, dat er in het parlement bepaald niet een meerderheid is, die het beleid van de regeering goedkeurt, terwijl er toch geen votum van afkeu ring komt, omdat het parlement geen kans ziet een meerderheid te verschaffen aan een andere regeering. Hoewel men in Duitsehland na de revolutie de leer van de volkssouvcreiniteit en het parlemen taire stelsel, dat daarvan een uitvloeisel is, zoo ? positief mogelijk in de grondwet heeft omschreven, in duidelijker termen, dan dat in eenige andere democratische grondwet is geschied, wijkt de practijk in Duitschland hoe langer hoe verder af, van wat men als het ideaal beschouwde. De Duitsche grondwet stelt in artikel l voorop, dat de sou vore initeit (Staatsgewalt) berust bij het volk. Het volk kiest niet alleen het parlement, maar ook den president. '/joo consequent is de leer van de volkssouvereiniteit in de Duitsche grondwet uitgewerkt, dat de president door een referendum zelfs kan worden afgezet en dat hij wegens schennis van wet of grondwet, evenals de rijkskanselier en de ministers, voor het Staatsgerechtshof kan worden gedaagd. De Rijkspresident is dus niet als de vorsten in andere parlementair geregeerde landen onschend baar. En voor zoover hij eenige souvereine macht heeft, ontleent hij deze, blijkens de duidelijke woorden van de grondwet, aan den wil van het volk en de wet. De president benoemt en ontslaat de ministers en hij kan den Rijksdag ontbinden. Maar dat laatste, zegt de grondwet, kan hij slechts eenmaal doen, om dezelfde reden. De ervaring heeft reeds geleerd, dat deze laatste grondwettelijke waarborg niet afdoende is. Wie een hond wil slaan, kan altijd wel een stok vinden. En een president, die een Rijksdag voor de tweede maal wil ontbinden, kan altijd wel een nieuw mo tief vinden. Von Papen ontbond den Rijksdag voor de eerste maal, omdat die volksvertegenwoordiging de meening van het volk niet heette weer te geven, maar toen de nieuwe Rijksdag even afwijzend stond tegenover het regeeringsbeleid, werd de Rijksdag ten tweede male ontbonden, omdat hij ongetwijfeld intrekking van de noodverordeningen geëischt zou hebben. Ook ten aan/.ien van do verhouding van minis ters en volksvertegenwoordiging is de leer van de volkssouvereiniteit en het ideaal van hot parlemen taire stelsel zoo secuur mogelijk in de Duitsche grondwet vastgelegd. De grondwet verklaart uitdrukkelijk, dat de Rijkskanselier het algemeene politieke boleid bepaalt en dat hij daarvoor verantwoordelijk is aan den Rijksdag. .En in duidelijker termen, dan daar voor in eenige andere grondwet worden gebezigd, wordt daaraan toegevoegd: een rijkskanselier of een minister, die het vertrouwen vanden Rijksdag heeft verloren, moet aftreden. Dat waren de theorie en het ideaal van de grond wet van 1919 en hoever is do practijk in de l ;i jaren, die sindsdien verloopen zijn, daarvan afgeweken ! Sinds enkele jaren wordt in Duitschland gere geerd met noodverordeningen, die door de grond wet mogelijk zijn gemaakt voor het geval de open bare veiligheid en orde" dat noodzakelijk maken. Brüning wist althans van den Rijksdag gedaan te krijgen, dat men hem liet regeeren, zonder zijn beleid uitdrukkelijk af te keuren. Von Papen echter regeerde, terwijl hij met zekerheid wist, dat er zelfs geen meerderheid in den Rijksdag was, die hem wilde dulden. Von Schleicher is althans weer een stap in de goede richting terug gegaan, doordat hij een korte Kerstvacantie heeft gekregen, om /.ijn program voor te bereiden, zonder dat de Rijksdag de vertrou wenskwestie heeft gesteld. Het regeeringsbeleid groepeert zich in Duitsch land om twee polen, den president met zijn mi nisters en het parlement. Beide gezagsorganen ontleenen hun bevoegdheden aan den wil van het volk. Wanneer do volksvertegenwoordiging er niet in slaagt een meerderheid voor een bepaald regeerings beleid op te leveren, wint het andere gezagsorgaan Viooltj Voortreffelijk» chocolade in den vorm van viooltjes. Een specialiteit. RINGERS Let op den naam f aan beteekenis. Wanneer een parlementair mi nisterie niet te vormen blijkt, is een presidentieel kabinet onvermijdelijk. Want een regeering moet er zijn. President Hindenburg hoeft, aan de grondwet getrouw, eerst getracht een parlementair ministerie te vormen. Hij deed daartoe een beroep op ITitler. Ongetwijfeld heeft hij, door tot dien sta]) te be sluiten, zijn eigen wenschen ondergeschikt ge maakt aan de handhaving van het ideaal van het parlementaire stelsel. Toen een parlementair kabinet echter niet mogelijk bleek, was er geen. andere uitweg, dan een ministerie, dat haar gezag ontleende aan het ver trouwen van den president. Dat kabinet moet echter naai' Duitsch constitutioneel recht streven een meerderheid te verwerven in het parlement. Gelukt dat op den duur niet, dan. heeft het parlementaire stelsel zich /.elf onmogelijk gemaakt. De korte praotijk van liet parlementaire stelsel in Duitsehland is leerzaam, ook voor ons. Onz.c Koningin, ontleent haar gezag niet aan het vertrouwen van de kiezers, maar aan de traditie en de wet. /ij kan noch voor schennis van wet of grondwet, noch voor het regeeringsbeleid ter ver antwoording worden geroepen. Krachtens gewoonterecht moet in ons land een minister, die het vertrouwen van de volksvertegen woordiging heeft verloren, heengaan, maar onze grondwet stelt dat niet uitdrukkelijk vast. Toch hebben ook wij sinds bijna 20 jaar nog slechts bij wijze van uitzondering een ministerie, dat parlementair is in dien /.in, dat het in het algemeen Weet te kunnen rekenen op een meerder heid in het parlement. Terecht heeft prof. Schel tema enkele weken geleden in de Groene uiteen gezet, dat men in die omstandigheden ook nog van het parlementaire stelsel moot spreken, zij het ook van een parlementair stelsel, (lat eenigszins anders werkt, da.n men zich aanvankelijk op grond van het Engelsche voorbeeld, als ideaal voor oogen had gesteld. Het parlementaire stelsel is in ons land niet precies in de grondwet omschreven. Het is door de omstandigheden gegroeid. En die groei is niet voltooid. Juist omdat het parlementaire stelsel in ons land niet star in de grondwet is omschreven, zullen wij in de toekomst, naarmate dat gewerischt zal blijken, met de ervaring in Duitschland voor oogcti, ons stelsel gemakkelijker aan de zich wijzigende om standigheden kunnen aanpassen. Het parlementaire stelsel is ecu schoon ideaal, maar zij, die dat ideaal willen benaderen, moeten er zich wel ter dege rekenschap van geven, dat het zich zelf onmogelijk kan maken. A. C. JOSEPHUS JITTA

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl