Historisch Archief 1877-1940
No. 2898
De Groene Amsterdammer van 17 December 1932
15
Holland?Belgi
C. A. Klaasse
Tolunïe-gedachten
Het streven naar economische autarchie grijpt
steeds meer om zich heen, steeds meer landen zijn
er op uit maatregelen te treffen die bevorderen
dat voor zoover eenigszins mogelijk de voor het
binnenlandsch verbruik benoodigde goederen ook
binnen de grenzen worden vervaardigd. Er moge
dan al op officieele conferenties van alle zijden
heftig geknikt worden wanneer de langzamerhand
fossiel geworden vrijhandel weer eens bezongen
wordt, maar desondanks gaat men rustig door over
al handelsbelemmeringen op te werpen. In principe
zijn allen het er roerend over eens dat natuurlijk
vrijhandel de beste oplossing zou zijn, maar zoodra
het op de praotische toepassing aankomt valt het
principe als een baksteen. Het is typeerend dat het
juist de kleine landen zijn die hoewel ook daar
atroomingen in andere richting gaan nog het
meest blijk geven dat zij het met de leuzen eerlijk
meenen. Het waren de Scandinavische landen,
Belgiëen ons land die de Oslo-overeenkomst sloten,
en de overeenkomst van Ouchy had als partijen
weer België-Luxemburg en Nederland. Nu moet
toegegeven worden dat de Oslo-overeenkomst niet
aoo bijster veel te beteekenen had, het was feitelijk
meer een belofte dat men den buurman zou waar
schuwen alvorens zijn ruiten in te gooien, maar
van Ouchy, hoewel dat nog niet in kruiken en kan
nen is, kan men dat niet zeggen. Hoe komt het nu
dat juist de kleine Staten zoo betrekkelijk
vrijhandelsgezind zijn ? Om met beide beenen op den vloer
te blijven staan mag men zich niet inbeelden dat
het is omdat men daar zoo bijzonder braaf is, en
ook zijn concurrenten wel een broodje gunt, even
min dat men daar een zooveel beter inzicht heeft
n het vraagstuk vrijhandel-of-protectie. Men hoeft
geen verstokt historisch-materialist te zijn om toch
tot de erkenning te komen dat hier de bestaande
economische verhoudingen een stevig woordje
meespreken. Een land dat als het onze een naar
verhouding tot den omvang der bevolking en tot
het nationaal product" zoo belangrijke interna
tionale handelsbewegirig heeft kan dien handel als
noodzakelijke schakel in zijn productie-consumptie
proces niet missen. Wat zouden wij moeten begin
nen met onze eenzijdige op export ingeschoten
productie wanneer wij ons gingen isoleeren, en
hoe zouden wij de grondstoffen moeten krijgen
die wij nu in ruil daarvoor ontvangen en zelf niet
kunnen maken? Het streven naar autarchie, dat
een voorname drijfveer is bij de protectionistische
stroomingen overal elders, is voor kleine landen als
de genoemde ondenkbaar. Zoodat het streven zich
daar in de eerste plaats richt op handhaving der
buitenlandsche handelsbeweging, desnoods met
behulp van dreigprotest, en niet op cel vorming.
De kwestie van onze aansluiting op economisch
terrein met Belgiëis in den laatsten tijd voortdurend
aan de orde geweest, en zij wordt nu weer eens op
den voorgrond geschoven door den juist verschenen
uitslag van het referendum destijds door de
Nederlandsche Kamer van Koophandel in Belgiëuit
geschreven. De directe strekking van deze enquête
heeft zich min of meer overleefd in dier voege dat
de vraagstelling betrekking heeft op een tolunie
tusschen beide landen, terwijl het verdrag van
Ouchy dat punt feitelijk reeds achterhaald heeft.
Dit verdrag beteekent inderdaad even/eer een
nauwere aansluiting tusschen beide landen, maai'
naar den geest, waarin, het verdrag geboren en ge
groeid is, moet het beschouwd worden als de kiurn
voor de toenadering tot alle andere landen. Het
Verdrag van Ouchy staat open voor toetreding
door eiken staat die da t wil. Kn dat is ook volkomen
in overeenstemming met de bedoeling die duidelijk
omschreven is in de Yolkenbondsbesliiiteii waar
aan dit tractaat tenslotte is ontsproten. Alle be
lemmering van den internationalen handel is uit
den booy.e, de ideale toestand is het volkomen ont
breken van barrières tusschen alle landen, dat is
de kerngedachte in die Volkensbondvergadeiingori
tot uiting gekomen. En omdat het nu eenmaal niet
mogelijk zal zijn om met alle landen ineens zulk
een regeling te treffen op wederzijdschen grondslag
is men begonnen met een bilateraal verdrag dat
straks plurilateraal kan worden. Terloops zij ge
constateerd dat de meest orthodoxe vrij handels
gedachte tot een andere consequentie zou voeren:
die is het n.l. onverschillig wat men in het buiten
land doet, onder alle omstandigheden zijn in die
gedachte de eigen grenzen open voor ieder. Het is
trouwens ook zeer de vraag of zulk een tariefs
afwijking voor een of enkele bepaalde landen die
een evenredige contraprestatie hebben toegezegd
te rijmen is met de meestbegunstigingsclausule
die nog steeds de hoeksteen is van onze handels
verdragen. Dat punt is door vele competente
schrijvers van alle zijden belicht, maar heel erg
zeker voelen de meesten zich niet. Dan is daar in
dit verband nog een tweede punt van beteekenis:
de vermindering der rechten geschiedt niet ineens
doch zeer geleidelijk. Dit is een zeer gelukkige greep
omdat het nu eenmaal niet te ontkennen valt dat
een plotselinge belangrijke verlaging van tarieven
evenzeer een ramp zou beteekenen als een belang
rijke verhooging over de heele linie. Zulk een plot
selinge verlaging immers zou noodwendig belang
rijke verschuivingen met zich moeten brengen, en
die verschuivingen zijn het juist waardoor de ver
hooging der barrières funest zou zijn, niet alleen
voor den internationalen handel maar voor het
bedrijfsleven als geheel.
I'it het vorenstaande volgt dat het
Ouchyverdrag, hoewel inderd.aad Nederland en Belgi
(met Luxemburg) de eenige contracteerende par
tijen waren, in den opzet geenszins oen specifiek
Belgisch-Nederlandsche toenadering beteekent. l
*nivcrseele toenadering tot iedereen is liet ideaal voor
beide partijen en als eersten komen zij tot elkaar
alleen omdat er nog geen andere tegenpartij
gevonden werd die datzelfde ideaal had. Daarom
lijkt het in dit verband nuttig eens te roleveeren
dat wel degelijk een ander contact tusschen beide
landen ook op douanegebied denkbaar zou zijn
geweest waarbij wel degelijk sprake zou zijn
geweest van toenadering speciaal en met opzet
tusschen deze twee. Ik wil daarbij teruggrijpen
op de gedachte aan een tolunie die nog het uit
gangspunt was van de evenvermelde enquête.
Inderdaad zou een constructie van een tolunie
denkbaar zijn die in wezen niet veel zou verschillen
van het Ouchy-verdrag. n.l. wanneer de tolunie
tegenover de rest van de wereld een vrijhandels
politiek, desnoods dan met een wat hoog fiscaal
recht, zou voeren. Maar evenzeer ware het denkbaar
dat zulk een tolunie zou zijn dienstbaar gemaakt
aan het streven naar isolatie, naar autarehie.
Men mag de beteekenis van dien hang naar zelf
genoegzaamheid niet onderschatten. Men kan
overtuigd zijn dat internationaal toegepast*; vrij
handel de beste economische basis vormt voor het
wereld verkeer als geheel gezien, maar toch de
voorkeur geven aan de vorming van afgesloten
eenheden. Waarom? Teneinde de veiligheid op
economisch gebied te vergrooten ! Ifet is hiermee
als met de internationale ontwapening: er is geen
sterveling die niet honderd procent vóór inter
nationale ontwapening is, maar.... toch komt
er niets van terecht omdat de een voorden ander
van zijn buurman niet wil aannemen dat hij zal
ontwapenen. De eisch van veiligheid is het struikel
blok geweest voor ontwapening. En net zoo is het
op economisch terrein: iedereen geeft toe dat (ie
wereldeconomie het best gediend zou '/.ijn dooi'
internationale economische ontwapening. Weg mei
de ('hineesc'he muren o]) douanegebied. Maai'
wanneer men die muren afbreekt dun komt >[>?
economische veiligheid in uevaüi'. W;int vrijhandel
beteekent internationale ruil. beteekent toe
spitsen van (ie productieve krachten van. elk land
op het product «lat het 't goedkoopst kan maken.
speei:ilisatie dus. Maar elke specialisatie is een
risico, want wanneer -Nederland alleen maai' bloem
bollen maakt dan is dat- erg mooi /.oolar.g die
bloembollen tegen loonenden prijs afzet vinden.
Doch wanneer door overproductie de boltenprijs
ontzaglijk keldert, of de smaak zich wijzigt, en men
geen bloembollen meer wenscht, dan wel de
kooperslanden zich zelf op de productie gaan toe
leggen, dan is het productieland de dupe door de
eenzijdigheid van zijn voortbrengingsapparaat.
Het staat vast dat onder normale omstandigheden
rnet een evenwichtstoestand tusschen productie en
verbruik de absolute vrijhandel met zoo ver
mogelijk doorgevoerde internationale ruil de
grootste verbruiksmogelijkheid geeft, maar even
zeer staat het vast dat die constellatie niet de
grootste economische veiligheid, of beter misschien
zekerheid biedt. Een land dat naar autarchie
streeft, zal in een normalen uitgebalanceerden tijd
een gemiddeld geringere welvaart hebben dan een
vrijhandelsland, maar in een tijdvak van depressie
waarin het evenwicht is verstoord zal meestal het
welvaartspeil hooger kunnen zijn.
Dat is het eenige argument dat (afgezien van
oorlogstoestanden) vóór autarchie spreekt. Maar
voor n land zou men die meerdere veiligheid
door autarchie vaak alleen maar kunnen bereiken
ten koste van een zeer groote welvaartsopoffering.
Vandaar dat men stroomingen waarneemt om wel
een tamelijk ruim gebied te krijgen opdat de
zelfgenoegzaamheid niet met al te groote kosten
stijging gepaard gaat maar toch daarbinnen
autarch te zijn. Men heeft dan door de grootte
van het gebied het voordeel dat toch een behoorlijke
arbeidsverdeeling kan plaatsvinden terwijl ander
zijds de veiligheid niet gevaar loopt wijl het heele
gebied n economische eenheid is geworden. De
Engelsche empire-gedachte zou aldus gemotiveerd
een zekere reëelo basis krijgen. En wat Belgi
Holland betreft: inderdaad vullen de productie
groepen van beide landen elkaar op vele punten
aan, en wanneer men de wederzijdsche koloniën
daarbij zou betrekken werd inderdaad een gebied
verkregen dat een vrij groote mate van economische
onafhankelijkheid zou kunnen bezitten. Wanneer
uien de zaak in. dat licht beziet dan heeft natuurlijk
het begiip economische toenadering een heel
andere beteekenis. Maar voorloopig zal het zoover
nog niet komen. De verdere ontwikkeling van de
internationale ruil '/.al ten deelo bepalen in welke
mate men den factor der economische veiligheid
meer laat wegen.
Nieuwe Uitgaven
]\!oi'<lcr en Kind voor de /CHN. I5ij de N.V.
Uitgevers-Maat se hap p ij ..Kosmos" te Amsterdam
verscheen onder dezen titel een verzameling foto's,
liet resultaat van een foto-wedstrijd, welke de
moeder en haar kind als onderwerp had en die ter
gelegenheid van de tentoonstelling ...Moeder en
Kind" dezen zomer werd georganiseerd door den
Bond van Nederlandsche Amateur-fotografen.
Aan dezen wedstrijd namen ook vakfotografen deel.
Een mooie verzameling foto's vnn lieve en zachte,
lachende en ondeugende en wijze en vragende
kinderoogen, teer en mooi. Mevrouw J. Hiemens
Heiirslag schreef er een tekst bij, die geheel past
in de sfeer dezer foto's.
Een boek. dat ons vertelt van kinderen en ons de
kinderen laat zien. 'n Kostbaar bezit voor wie van
kinderen houden en doen we dat: niet allemaal?
Cdcttmjitrhl. d, I). Duursrna bewerkte hel boek
van den Duitschen cactuskwceker ('urt Hackeberg
..('actusjacht tusschen Texas en l'atagoiiië." Ook
de Nederlandsche cactus-liefhebhcrs. waarvan er
maar weinigen de wilde cactus-wereld van Amerika
met eigen oogeii hebben aanschouwd, /.uilen zeker
ireiiieten van de spannende lufereclen. die hier op
zoo hoeiende wijze worden geschilderd. ..Kosmos"
Ie Amsterdam geeft het uitnemend \'ei'/.orgde boek
uit.
Ilii'r l\(t<lto-ï\Iii/'x ' lïij \.\ . l itii'eversmi;j.
(lebr. Kluitman te Mkm.-i't!' verscheen weer een
modern jongensboek \an ,I;;c. lïerghuis .11'.
\'/nu «'t'it. in de vertaling van l. ('ai'valho ver
scheen hij de X.V. -I. l''m!neri ULT'S [ it^vvei-smij
l'1!'. KK'e K ienle's ..\ rouwt 'D ". een dau'l >' '"k vau "en
\ rouwelijke arts. l),". Kiciile \<>!'(el: \ :ni h;i'ir rijke
si H iaa i-med ische erva ringen e:i be.-^'hn jft
interessanle liermnei ingen liii iia.'ir i ];!!?? ijk.
K. ten lii'iiggencate. A'*i;/<7xi h l \'i>i,rt!i'iihoi /,-,
Deel 1. Ktigel.-ch-- Nederl;n;ds"h. l'2e verbeterde
en vermeerderde uitgave dooi' A. lïroers. i'i'gavo
van .'. J'*. \Yolters' u.ifg.-maatschappij.