De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 17 december pagina 2

17 december 1932 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

De Groene Amsterdammer van 17 December 1932 No. 2893 Israëls wezen en willen De jood en het hooger Prof. Dr. D. Cohen 1933 DIEREN KALENDER UITG. SICKENGA BILTHOVEN f. 1.90 bl] dan boekhandel, desgewenscht bij den uitgever, Postrek. 22547 SrWetenschap en l>eschaving gaan hand iu hand De artikelen 120 en 132 der Nederlandsche Hooger-Onderwijswet bepalen, dat diploma's van buitenlandsche hoogescholen vrijstelling; kunnen verleenen van het afleggen van examens aan een Nederlandsche Universiteit, met goedkeuring van den Minister, na advies van den Senaat der be trokken Universiteit. Deze bepaling wordt in de zelden voorkomende gevallen in ruimen zin toege past; men stelt in het algemeen een buitenlandsche boogeschool gelijk met een Nederlandsche, en erkent de diploma's, welke daar door buitenlanders zijn behaald, als gelijkgerechtigd. Men vindt in deze opvatting steun bij de publ ieke opinie; ook deze acht de wetenschap internationaal gemeen goed, en niet aan een land gebonden. Particularisme op dit terrein zou zelfs gebrandmerkt worden als strijdig met de hoogheid der wetenschap. Er is op het oogenblik geen reden om c'.it oordcel te herzien. De vraag rijst echter of deze hoogo op vatting ook in de toekomst zich zal kunnen hand haven. Wetenschap en beschaving gaan hand in hand, de eeuwen door. Beschaving moge meer omvatten dan wetenschap alleen, zij is, voor een volk althans, zonder deze niet denkbaar. En de man ven weten schap, die tegen de wetten der monsch olijke be schaving zou zondigen, zou daarmede blijk geven kennis vergaard te hebben, zonder dat deze een deel van hemzelf is geworden. De geneeskunde, die lijden verzacht; de physica, die in het onderzoek der natuur de kleinheid van mensch en menschelijk denken leert beseffen; de theologie, cVie het eeuwige stelt boven het aardsche; de letterkundige weten schap, die de hoogten van den menschelijken geest benadert en zijn diepten peilt; zij en alle andere wijzen den weg naar de beschaving van geest en gemoed, die, zich ontworstelend aan persoonlijke begeerten en hartstochten, iets van het hoogstbereikbare voor den mensch in zich bergt. Zijn de toekomstige leiders van buitenlandsche universiteiten dragers van deze beschaving? Het zal wellicht als een fout worden beschouwd, indien de Jood het verloop der wereldgebeurte nissen wil zien in het licht der Joodsche kwestie. De Joden, kan men zeggen, zijn een klein deel der menschheid; hun lot is op het groot gebeuren van geen invloed; zij nemen, door hun bestaan als klein volk te midden der groote naties, een uitzonde ringspositie in, die geen maatstaf mag zijn voor een beoordeeling van een vraagstuk der geheele mensch heid. Maar is, vraag ik daartegenover, juist deze uitzonderingspositie niet grond tot oordeel over het gedrag der anderen? De jongen, die een poes mar telt en een grooten hond niet durft tergen, is hij niet juist daardoor gekenschetst in al zijn laffe wreedheid? En do Poolsche studenten, die met hun zessen n Joodsche studente niet stokken op het hoofd slaan, en nog een trap geven, als zij op den Witte Curafao Sec Cherry Brandy Menthe Glaciale Curafao Brandy grond ligt, is de graad van hun beschaving door dit ne feit niet voldoende gekenmerkt ? Wanstaltige tooneelen spelen zich op het oogen blik af aan universiteiten in Midden-Enropa. Bij een relletje, gelijk ze daar plegen voor te komen, is een Poolsch student gedood. Door wieii? Niemand weet het. Een ander is gewond. Als men hem onder zoekt, blijkt dit te zijn geschied door een bom, die hij zelf onder zijn kleeren verborgen had. Met welk doel? Het doet er niet toe. Het sein tot de onlusten is gegeven. Het ging thans het ergst toe in Lemberg. Morgen zal het in Warschau zijn, of elders. Wil men weten, hoe het geschiedt? Do Joodsche studenten nemen hun plaatsen in de collegezaal in, bij elkaar. Een a.antal Poolsche studenten gaan, tegen den aanvang van het college, in de gang staan, met stokken en rottingen gewapend. Nu begint de spes patriae in de zaal te schreeuwen: Weg met de Joden ! Dood aan do Joden !" Men gooit, steunend op de overgroote meerderheid, de Joden er uit. Daarbuiten wacht de edele schare hen op. Tien, vijftien stu denten omringen n Jood of <vn Jodin. Geen genade. Stokslagen op hoofd en lichaam. Als zij kermend op den grond liggen, nog trappen er bij, onder hoongelach. Dan laat men hen los, en rent op een ander af. Hetzelfde spel. De politie staat uit de verte toe te kijken. Zij mag, volgens verordening, het terrein der l'niversiteit niet betreden. Terecht. De/e onmensehelijkheid sluit liet ge/ag, dal de wet der merisc-belijkheid handhaaft, niet /.onder < eden buiten. Ik weet hot wel: dat alles is bedoeld als poliiiek. Zij gaat uit van de nationaal-demoeraten onder de studenten, die een einde willen maken aan het regime van Pilsudski, en nu de regeering willen drijven tot bescherming der aangevallen Joden zoo in de Universiteiten als daarbuiten ; de regeering zal dan, zoo hopen zij. een Jodonregeei'ing heeten, en ten val worden gebracht, niet steun der laagste volksinstincten. Maar, vraag ik wederom, waarom slaat men dan, martelt men dan, moordt men dan den Jood? Sprak ik ten onrechte van ,.de kleine kat en den grooten hond ?" Den weerlooze gaan zij te lijf, deze toekomstige dragers der weten schap. Wat zal er worden van Polen, en van de beschaving? Wordt hier niet in den Jood hot hoogere vertrapt? Moot niet klacht van Jood en niet-Jood hier te '/.amen klinken ? Of zie na,ar Duitschland. Een geleerde van er kende, door niemand iri twijfel getrokken, bekwaam heden wordt aan de Universiteit te Breslau tot hoogleeraar in de rechten benoemd. Maar hij heet Colm, zij het dan Ernst Cohn. l Tij zal zijn colleges beginnen, liet blijkt onmogelijk. De nationaalsocialistische studenten maken herrie, begeleiden hém onder hoongeroep naar huis, blijven joelen en schreeuwen voor zijn woning. De Kector vermaant en waarschuwt. Het baat niet. Eindelijk wordt de Universiteit gesloten. De studenten eischen afzett ing van Professor Cohn; en van den Voorzitter der Juridische Faculteit, daar deze hem steunt. Prof. (John wordt niet alleen gehandhaafd, maar zelfs in een examencommissie benoemd; en men zal met strengheid te werk gaan. De Universiteit wordt heropend. De hoofdingang tot do collegezaal wordt door de politie met ijzerdraad afgezet; wie binnon wil, moet door een zij-ingang, en nauwkeurig wordt van ieder nagegaan, of hij wel student is. Ten slotto blijken alleen studenten, toekomstige dragers van wetenschap, binnen te zijn. Prol'. Cohn betreedt den katheder. Gejoel. Hij wil spreken. Gebrul. Do politie ontruimt ten slotto de zaal. College geven en college volgen is onmogelijk. De zuiverheid van het Germaansche ras laat dozen vorm van beschaving niet toe. Natuurlijk kan men zulke gebeurtenissen aan d<* meeste Universiteiten in Midden-Kuropa thans beleven. Maar in deze tijden van grootsche uitingen van ras-bewustzijn (ik weet wel. dat dit een Ger manisme is) vallen alloen grooto feiten nog op; kleine uitingen van onbeschaamdheid zijn reeds gemeengoed der beschaving geworden. Maar ja, daar is nog Martin Huber. -Men kent hom, ook in Nederland, ais wijsgeer, als gelooide, als mensch en Jood \,an fijnen geest, ilij heeft voor do radio oen lezing gehouden over Joodseh mysl icismo". ;>eii onderwerp dat hij boven allen behcorscht. Wat geschiedt in hot land dor cultuur, hot Duitschland. dat in de jaren vóór den oorlog leider der wereld scheen te worden op vele gebieden der wetenschap ? Het regende protesten tegen de kou/." van hot. onderwerp, tegen Buber. Tegen een onden\ert> uit de geschiedenis van een godsdienst, die der monsehheid richting hooft gewezen. Tegen oen denkei', van wien gezegd is dat zijn boeken tot de schoonste mogen worden gerekend in de Duitsche litteratuur. Geen verwijten. Die hebben wij, Joden, in den loop dor eeuwen verleerd. Geleerd hebben wij te zwijgen, on stil te denken. Over ons zelf. veel. Ii> droefenis. En meer nog over de wereld. In smart, en in verwondering. Boekbespreking De Erven Burdee, door Marie C. van Zegge len. Krlieltema en Tlolkema, N.V. Amster(lin)i (-. j.). Zulke boeken a,ls deze echt degelijke, echt IIollandsclie roman van mevrouw van Zeggelen kunnen een. recensent lot wanhoop brengen. Want hij moot erkennen: 't is oon echt gezellig, monschelijk en vaardig geschreven boek. Maar het is met al do boeken als deze 011 dat zijn er tientallen het zelfde: het eeiïige goede wat er van te zeggen is, is, dat er niets ocht-kwaads van is te zeggen on het eenigekwade: dat er niets eeht-goeds van te zoggen is. Ik kan liet niet anders uitdrukken, on ik zit er oprecht verlegen moe. Bovendien: mag de recen sent zulk een boek alleen aan eigen subjectiviteit toetsen? Mc Hit hij alloen maar do waarheid er kennen, dal /i/jhet plichtmatig van do eerste tot de laatste bladzijde in een paar rustige avonden heeft. ten einde gelezen en dat de slotsom toon was: hot was wol aardig, het was niet on-amusant-, maar als ik het 11 iet gele/on had, nu, dan was er waarlijk niets verloren geweest? Of moet hij bedenken: er wordt zooveel geschreven, er komt zooveel uit dat ouder do middelmaat is, dat zoo'n goed geschreven, beschaafd, gezellig boek toch altijd nog zijn goede roeping te vervullen heeft, 's avonds bij een kop thee in oen warme huiskamer? Kr zijn fijne en mensclielijke dingen in dit boek, het is een goodgeslepen spiegel, waarin liet loven van beschaafde menschon, die niet al te intelligent en niet al te dom, niet al te onbelangrijk eu ook weer niet al te interessant zijn, zijn beeld en weerkaatsing vindt. De zaak is alleen maar: zijn zij intelligent onbe langrijk genoeg om ze tot het onderwerp van eori dikken, gezelligeit roman te maken V Voor mij niet.. doch voor vele beschaafde, niet al te intelligente, niet al to belangrijke dames in mijn straat zeker wel. Welnu, dan is zulk oon papieren leven niet voor niets gewekt, nietwaar? E. EL1AS

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl