Historisch Archief 1877-1940
\*&i
Kunstenaar of ingenieur?
Ir. S. van Ravesteyn
H
EN doos, waarin een bootje, in stukken nog, die a la méccano
^n elkaar moeten worden gezet. Een jongetje, dat die doos
gekregen heeft. Een vader, met zijn hoofd nog gonzend van
werkproblemen. Het jongetje vraagt 's avonds aan dien vader het bootje
te monteeren. Zij gaan aan tafel zitten. De vader leest het papiertje,
de gebruiksaanwijzing. Hij wil er zich vlug doorheenslaan, maar
het jongetje moet het zelf doen, hij moet slechts helpen. Het jongetje
wordt zenuwachtig; zijn oogjes schitteren, het kan niet luisteren
naar onfeilbare aanwijzingen; het vindt alle stukjes, behalve het
stukje dat aan de beurt is; zijn oogjes springen van het een op het
ander of op alles tegelijk; het praat voortdurend om zijn stemmetje
te hooren. De vader wordt natuurlijk ongeduldig, daarna geïrriteerd;
als het jongetje dan den mast in het gaatje stopt, duwt het veel te
hard en te lang. Als eindelijk het scheepje in elkaar zit, is de vader
opgelucht en het jongetje loopt er zóó hard mee om het te laten zien
dat het bootje ergens tegenaan stoot en de mast eraf valt. Maar het
jongetje huilt niet, is wel beteuterd, raapt den mast op, zet dien er niet
op en laat het wrak" verrukt aan anderen zien. Het was een wit
bootje met een rood streepje, een gelakt bruin dek, een blauw roefje
en glimmende koperdraadjes als reeling, een zwart-wit-rood vlag
getje van achteren, een gele wimpel in den mast. De volgende avonden
wordt het jongetje weer flink geholpen; na een paar weken is het
bootje een toomeloos wrak; het jongetje krijgt even een kleur als zijn
oogjes in de speelgoedkast erlangs glijden, de vader heeft het bootje
al lang vergeten.
Een ander jongetje met een anderen vader; beiden hunkeren
even sterk om 's avonds het pas gekregen bootje in elkaar te zetten;
alles sluit als een bus; het jongetje hangt aan de oogen van den vader,
volgt diens aanwijzingen snel en zeker, vindt dadelijk het gezochte
onderdeel, de montage gaat vlot en goed, op 't laatst een kleine
vergissing met de vlag. De vader pakt het bootje en laat het de
familie zien, het jongetje loopt verheugd met hem mede, het bootje
krijgt een eereplaats. Eiken avond zet het jongetje liet bootje alleen
in elkaar; na een paar weken komt er weer iets anders, de doos wordt
opgeborgen, in de doos ligt het bootje gezond tot in het kleinste
onderdeel.
Een vader maakt een wandeling, hij kent veel vogels en als hij
wandelt let hij daarop, als sport en omdat hij vogels mooi en vrij
vindt. Hij herkent ze aan vliegwijze, kleur en zang. Hij vindt het
aardig om bij zijn kinderen hun opmerkingsgave voor deze dingen te
scherpen. Vlug hooren, zien, zoeken, onbewust analyseeren. Op wan
delingen met n van zijn jongetjes komt daar niets van terecht;
het jongetje babbelt heel druk over eigen dingetjes en de vogel is
al lang weer weg als het moet kijken; het kijkt verlegen en babbelt
vlug weer verder en krijgt even een kleur. Het vlug zien gaat niet,
het hooren evenmin; zelfs in het abc van vogelzang, den vinkenslag,
vergist het zich; maar dan vraagt het altijd of het een boekvink is
en de vader antwoordt dan dat dit hetzelfde is. Het jongetje heeft
dat woord gezien in een boek over vogels, dat het griezelig vindt.
Een ander jongetje was, hél jong, n en al vogels; uren zat het
in zijn eentje te kijken in het vogelboek met de gekleurde platen,
de beschrijvingen en de lijsten om te detcrminecren, het was een merk
waardige zelfstudie voor zoo'n heel jong kind, met een onfeilbaar instinct
voor wetenschappelijk onderzoek; het jongetje vergiste zich nooit,
wist precies waar in het boek een vogel te vinden, welke de kleuren
waren en de bizonderheden. Op de wandelingen was het een genot
voor den vader om samen te zoeken en te vinden; alleen de routine
van een groot mensch redde den vader om het tegen die kleine,
scherpe oogjes en hersentjes af te leggen en over enkele jaren voorzag
hij zijn onontkoombare nederlaag. Maar die kwam niet, want het
jongetje dacht toen aan voetbaluitslagen en vond den vader vervelend
als hij over vogels vroeg; met het air van verveeld zijn doek het in