Historisch Archief 1877-1940
Kerstmis 1932
18
Jeugdnummer
zijn verleden en gaf het juiste antwoord. De verstandige vader sprak
niet meer van vogels.
Menschengezichten en lichamen doen aan dieren of dingen denken,
dat is bekend. De kinderen zitten om de tafel. Er moet op iets gewacht
worden jen door eenigerlei aanleiding zal elk familielid geanalyseerd
worden door de rest om uit te maken op wat het lijkt. Prachtige
gelegenheid tot rare vergelijkingen; sommige kinderen noemen maar
een paar beesten, zonder verband, de andere kinderen lachen daar
hard om en verder niet en n jongetje noemt met groote zeker
heid telkens een juist dier ; het gegiechel van de anderen
sterft dan uit. Eindelijk komt de vader aan de beurt; natuurlijk is
dit een groote mislukking; de eene helft neigt naar brutaliteit, in
het wilde weg, grenzen worden overschreden; de andere helft brengt
niets te voorschijn, alles lacht en schreeuwt door elkaar, ten slotte
gaat het voorbij. Herhaling, maar minder luid en aarzelender als
de moeder ter sprake komt; ook hier komt niets van terecht, tot
dat het eene jongetje zegt: mammie is net een viooltje". De andere
kinderen kijken even verschrikt, dan gaat de familie weer wat
anders doen.
Een jongetje van nauwelijks tien jaar; het maakt graag al jaren
lang teekeningetjes, die niet mooi, misteekend en wel boeiend zijn;
een gioot mensch kan er scherpe waainemingen in ontdekken. Door
een of andere aanleiding teekent het uit zichzelf een boerencafémet
boert j es rond tafeltjes; een boert j e staat aan het buffet te drinken
met een glaasje voor zich; achter het buffet de kastelein; de boertjes
aan de tafeltjes praten en drinken in de bekende houdingen. Alles
verduveld raak en scherp getypeerd; het jongetje is, alleen misschien
op een roeitocht of wandeling een enkelen keer een oogenblikje in een
dergelijk cafétje van veel onschuldiger vorm, geweest. Maar uit zijn
teekening blijkt het inzicht in de beteekenis van een borrel en van
het in de kroeg zitten en van kroeggesprekken voor een man.
Kunstenaars zijn er maar weinig, aan ingenieurs is overproductie;
moeilijk bewegen in de samenleving of er vanzelfsprekend aan mee
doen; het wonderlijke in het gewone zien, verlegen, schuchter, schuw
worden en in zichzelf keeren, revolutionair worden en in symbolen
scheppen, of niet diep over het leven nadenken, zijn kennis uitbouwen
en ermede stof beheerschen. Dit zijn eenige der tegenstellingen.
Kinderen zijn, voor een deel, kunstenaar als zij, door hun fantasie,
willen ontkomen aan de machteloosheid en geestelijke eenzaamheid
van hun samenleving; in hun collectieve spelen, in hun werken op
school zijn zij het tegendeel. Maar hun fantasie wordt, als de
grootemenschenkunst, nooit door gelijksoortigen herkend; het is nooit de
omweg om zich toch in de samenleving te doen gelden, een eereplaats
te veroveren; de fantasie van kinderen dient slechts tot inkeer,
spinnen, zonder eenigdoel; zij kennen in dit fantasieleven geen te
leurstellingen, zij stellen geen eischen en verlangen, geen erkenning
of bewondering voor den inhoud van hun scheppingen; als ze deze
met verrukking toonen, betreft dit alleen maar de ruwe trekken
van het onderwerp; het geheime schrift ervan beseffen zij niet als
iets dat waarde heeft. Hun fantasie en zeldzaam doorzettingsver
mogen wil nooit, als bij kunstenaars, invloed uitoefenen, beheerschen,
bekeeren. Hierin is elk kind essentieel verschillend van een kunstenaar;
zich op de wijze van de kunst doen gelden kan eerst veel later komen,
in of na de puberteit en de aanleg van het kind tot kunstenaar laat
zich niet voorspellen, omdat er eigenlijk alleen negatieve aanwijzingen
voor bestaan, die tot zooveel andersoortig leven kunnen voeren.
Het jongetje dat het bootje zoo mooi vond, maar van het in elkaar
bouwen niets terecht brengt, is zeker spiritueel op het visueel gebied
van scheepjes, van kleurtjes, van water en golfjes en schuim veel
fijner aangelegd; hij kent verrukkingen en de nervositeit daardoor
en deze aanleg kan het later mogelijk maken dat hij een kunstenaar
wordt, maar of dit dan een dichter, een cineast, een schilder of een
architect zal zijn, valt nooit te voorspellen. Het jongetje dat wél
het bootje in elkaar kan zetten wordt, in deze richtingen, zeker geen
kunstenaar; waarschijnlijk wel een goed ingenieur, monteur of ma
chinist.
'Het jongetje dat geen vogeltje met zijn oogjes kon vangen zal
later misschien moeilijk staan in de samenleving; maar het is wel
fijn ingesteld op zijn tekortkomingen en voelt intuïtief wel de betee
kenis van het gebied, dat het niet betreden kan. Daarom wordt het
verlegen, schaamt het zich en praat eroverheen. Dit kan een
kunstenaarsaanleg inhouden. Maar er kan ook evengoed een kunsthistoricus
of een Don Juan uit groeien.
Het jongetje, dat zag dat zijn moeder op een viooltje leek heeft
wel iets positiefs geleverd: een scherpe visie op het levende, op het
karakter van den mensch en op de doode dingen; een sterk gevoel
voor symboolwaarden, dat machtige bestanddeel van de kunst.
Maar als het zich, door zekere eigenschappen later in het leven beweegt
als een visch in het water, dan wordt het bijna zeker gén dichter of
geen cineast of geen schilder, maar eerder een geestig spreker op
het eeuwfeest van de Vaderlandsche Bank, waar hij een uitgelezen
schare steunpilaren dezer samenleving met zijn tintelende beeldspraak
verrukt.
En het jongetje, dat zoo raak een cafétje teekende? Een essayist?
Of een geniaal koopman? Of een ingenieur met een high-brow stu
dententijd? Gelukkig maar, dat alles onzeker is en ouders houvast
missen om fouten te begaan. Kunstenaar worden is een fatum; niet
te benijden en niet te beklagen. Het kind vrijheid laten, niet
knauwen, zij leiddraad voor de ouders, zoowel ten bate van het
kind, dat eens misschien een kunstenaar, als dat eens misschien
een ingenieur zal zijn.
HAKLOOSTERHUIS
AMSTERDAM
Heydiddlediddle
Thecatandihefïddle
Thg oow jym|*d over H» moon
The little dog iaughed.
To sec such craft
AndthedisH ranaway
wühthespoon.
KALVERSTRAAT 178
FRAAIE KERST-CADEAU*