Historisch Archief 1877-1940
De werkende vrouw en haar groote kinderen
Netty Vos
IT is geen onderwerp voor een artikel, het is een onderwerp
'voor een enquête. U en ik mevrouw, wij houden van onze
kinderen en wij hebben ze noodig. Wij verbeelden ons dat ze van ons
houden, en wij wenschen dat ze zich bewust zijn, dat ze ons noodig
hebben. Eens in de week hebben ze ons noodig: als ze hun weekgeld
krijgen. Maar wij hebben hen noodig en houden hen daarom vast
in afhankelijkheid. Wij treden in ons hart onze eigen verstandige
opvoedingsprincipes met voeten: wij voeden ze op tot verantwoorde
lijkheidsgevoel en geven ze al heel klein een konijn of een hondje.
Daar moet Marietje nu zelf voor zorgen." Maar als Marietje een
permanent in het haar heeft en een eigen vriendje, dan willen wij
o zoo graag n voor Marie en voor het vriendje zorgen. En Marie
kan het zelf wel". Anders dan wij, slechter in onze oogen, veel beter
naar hun eigen opinie. Marie krijgt gelijk, het is een kwestie van tijd
en wij hebben gelijk, dat is een kwestie van macht. Aan de gevolgen
zien wij dat het zoo is, elk contact is verbroken. Wij blijven doof
en blind, met ons hart.
Doet het er tegenover zulk een instinktmatig gevoel iets toe of de
moeder werkt? Of dat ze thuis zit, lekker of leelijk kookt, bridget,
ontvangt, goede boeken leest, charmant is, aan filantropie of aan
muziek of aan politiek doet ?
En weten we iets van den invloed van ouders op kinderen ? Misschien
staat het wel vast, dat een slecht milieu in meer gevallen een slechten
invloed heeft op het opgroeiende kind dan een goed. Misschien ook
niet. Misschien werkt een slecht milieu afschrikkend. Van Alphen
geloofde aan het afschrikwekkende voorbeeld, onze heele strafwet is
opgebouwd op het principe de gevolgen van de misdaad zóó onaan
genaam te maken dat de menschen daardoor tot de deugd gedreven
worden. Dickens laat ware engelen in afschuwelijke omgevingen op
groeien. Van dit alles staat niets vast.
Wel staat vast, dat een normaal kind meestal in een harmonisch
milieu gelukkiger is, dan in een onharmonisch. Misschien wel alleen
omdat het onharmonische milieu hem te zeer in beslag neemt. En
omdat wij van onze kinderen houden, wenschen wij voor hen elk
mogelijk geluk. Laten we niet lichtvaardig oordeelen over het harmo
nische en onharmonische in een gezin. Het hangt niet of nauwelijks
samen met de uiterlijke omstandigheden. Het veel besproken thuis
zijn aan de thee en het ordelijk iijn van de huishouding maken geen
harmonie. Het kind voelt scherper. De gezelligheid zit hem niet in
een open vuur en schemerlampen, de harmonie komt niet van samen
schilderijen zien of lid zijn van n politieke partij. De harmonie
komt van levenswijsheid en van respect voor zijn medemenschen
en hun levenshouding, zelfs wanneer die medemenschen huisgenooten
zijn. Harmonie met de omgeving ontstaat uit zelfopvoeding. Sommige
menschen een minderheid hebben die eigenschappen bij intuïtie.
Wil men dus zijn kinderen dit geluk geven, dan heeft men aan zichzelf
te werken. Te werken in eenvoud en nederigheid en de eigen persoon
lijkheid niet te overschatten.
Wat doet het er ten opzichte van zulke moeilijkheden, van zulk
zwaar werk toe of de moeder onderwijzeres is of arts of accountant,
of een bedrijf heeft of een winkel ?
Nog daargelaten dat het min of meer nieuwe in het instituut van
de werkende vrouw zich maar bepaalt tot een zoo gering aantal.
Feitelij kf alleen tot de bourgeoisie.
In de arbeidersklasse bestond het al. De moeder-naaister of
werkster of de moeder die naar 't fabriek gaat bestaat allang. En van
de resultaten weten we niets dan slechts. Uit meelijden zeurt men mee,
over de verwaarloosde huishouding, de afgetobde vrouw, die zoo graag
thuis wou blijven om haar boeltje netjes te houden, maar die uit
nood de deur uit moet. Misschien zou het den meesten viouwen danig
tegenvallen, als ze plotseling in de sleur en het kleine kringetje van
het gezin werden vastgeklonken. In die kringen maakt men geen
litteratuur, het lagei onderwijs is niet voldoende om te leeren schrijven
en eerlijk gezegd: het probleem is er niet zoo heel belangrijk, gezien
binnen het bestek van mijn onderwerp, want het groote kind is in
arbeiderskringen meestal een zelfstandig mensch, die maatschappelijk
al min of meer onafhankelijk is.
Door de vcrige generatie bourgeois-vrouwen die werkten" is
weinig ervaring opgedaan. Zij hebben moeten strijden voor hun recht
om zelfstandig te werken, ze waren meer of minder beminnelijke
heldinnen en zeker allen strijdvaardig. Die strijdvaardigheid als karak
tereigenschap had invloed op hun gezinsleven, niet het werk zelf.
De eerste generatie van werkende vrorwen, die doodgewoon zijn,
heeft nu pas groote kinderen. Jonge mannen en jonge vrouwen,
die nu nog zoo jong zijn, dat we van het probleem, als er een probleem
is, slechts n kant kunnen bekijken. Want de jeugd heeft nog geen
litteratuur gemaakt en de jeugd van de bourgeoisie organiseert zich
slechts om te hockeyen of te tennissen maar niet om in een vergadering
hun belangen te bespreken.
Wie weet hoe deze jeugd over de volwassen (werk maakt volwassen)
moeder zal spreken? Wie weet of er niet eens een jonge Werther zal
komen, die zich erover beklaagt dat hij al te goed is begrepen. En
dan is het eigenlijke doel, het doel van ons hart, voorbijgestreefd,
want dan hebben wij ons kind het geluk, dat we hem zoo graag gaven,
niet gegeven. Begrepen zijn door hem, die de macht heeft is niet schoon.
En wat de werkende moeders er zelf van vinden is van niet zoo
heel veel belang. Wat kan het iemand schelen wat iemand anders
vindt, als het niet door feiten gestaafd wordt, als we de resultaten
niet kunnen overzien. De tijden van het individualisme zijn voorbij.
Eerlijk gezegd, zijn de resultaten bedroevend. De toestand waarin
wij de maatschappij aan het komende geslacht overdragen is werkelijk
niet zoo, dat wij er trotsch op kunnen zijn. Zelfstandigheid, eigen
werk kunnen we onzen kinderen niet aanbieden. Wij laten hen met een
ontredderden boel zitten. Maatschappelijke orde is er niet meer.
Goede oude principes van loon naar werken en belooning van de deugd
leden schipbreuk. Ons past nederigheid.
Wat heeft nu de doodgewone vrouw, die in de maatschappij een
plaats inneemt, voor invloed?
Het verantwoordelijk werk van de moeder buitenshuis eischt
tijd en energie van haar. De tijd is in de meeste gevallen wel
te vinden. Het zijn niet de menschen, die het meeste doen, die
het minst vrijen tijd hebben. Integendeel. Met de energie staat
het anders; die is noodig ook na werktijd. De moeder, die niet
over genoeg zelfbeheersching beschikt om zich af en toe geheel los
te maken van haar werk en zich geheel te wijden aan haar kinderen.
vooral als ze ouder zijn en niet met een kluitje in het riet gestuurd
willen worden, heeft zeker een slechten invloed op het gezinsleven.
En een vrouw, die zich niet geheel weet los te maken van haar par
ticuliere interessen en zich dan weet te wijden aan haar werk, is
nooit een behoorlijk arbeidster en zeker geen goede werkgeefster.
Maar deze zelfde vrouwen, die dat niet kunnen, konden het bij de
vroegere verhoudingen ook niet. Ze dachten aan hun stopmand of
aan hun mode-show als hun kinderen met haar praten wilden. Ook
hier ligt de invloed, de ongewenschte invloed op het gezinsleven,
dus niet in de uiterlijke omstandigheden, in het feit dat de moeder
buitenshuis werkt, maar wel in den aanleg en het karakter. Het is niet
een kwestie van omstandigheden, het hangt ten nauwste samen met
ons innerlijk. Ik ga zelfs verder. De moeder, die zich zorgen maakt,
omdat ze nu eenmaal zorgen wil maken, en moet maken uit hoofde
van haar natuur, kan deze beter bekennen aan zichzelf en uitleggen
aan haar groote kinderen, wanneer het ernstige zorgen zijn, wanneer
het groote belangen geldt, dan wanneer het futiliteiten zijn, tenminste
in de oogen van de jonge vrouw en den jongen man, die naast haar
leven. Ernstige zorgen geven nooit verwijdering, ook al eischen ze de
geheele belangstelling van de moeder op. Een kind verdraagt dat de
moeder maar met een half oor luistert of zelfs hcelemaal geen tijd
heeft, wanneer een broertje of zusje ernstig ziek is. Een kind
ver