Historisch Archief 1877-1940
Jeugdnummer
23
Kerstmis 1932
draagt ook een zekere mate van verwaarloozing, wanneer het econo
misch welzijn van het gezin op het spel staat. Vooral het groote kind
begrijpt dit. Hier is een verschil tusschen het werken van de moeder
met kleine kinderen en met groote.
En nu de positieve invloed, die van de werkende moeder uitgaat!
Hier ligt ook een geheel nieuw probleem, dat moeilijk is te benaderen
zonder in vermoedens en kwalificaties van goed en kwaad te ver
vallen. Onbewezen vermoedens, kwalificaties, die zoo individualistisch
zijn, dat ze eigenlijk elk belang missen. Is er ooit een directe per
soonlijke invloed goed? Is een ontwikkeling van het individu onder
invloed van een bepaald persoon ooit te verkiezen boven een eigen
sterke ontwikkeling in den strijd met de menschheid? Ik geloof
het niet. Ik denk dat men een krachtige persoonlijkheid zich het best
laat ontwikkelen uit zichzelf. Ik weet dat de jongeren telkens nieuwe
invloeden zoeken en vinden, een leer aar, een schrijver, vaak een vriend,
soms den vader of de moeder. En op de kracht van de persoonlijkheid
?komt het aan. Zij, die later'de sterkste individuen worden, zijn het
best opgegroeid, het best opgevoed. Het is niet normaal om onder
invloed te staan van de persoon van de ouders, omdat deze per slot
van rekening de macht hebben. Het gaat er mee als vroeger met de
kleur van de auto's van Ford: Iedereen mag kiezen welke kleur hij
hebben wil, mits hij maar zwart kiest. De ouders waren bereid de
opvattingen van hun jongeren te eerbiedigen, als deze hi'm indivi
dualisme maar eerbiedigden. En dat doet een jonge man, een jonge
vrouw, van een jaar of twintig niet. Die wenscht geëerbiedigd te
worden en daarmee basta. Het is trouwens maar aan zeer weinigen
gegeven, zijn tegenstander te begrijpen, laat staan eerbiedigen.
Nu is het niet uitgesloten dat de moeder, die door haar dag'elijksch
contact met de maatschappij en met andersdenkenden, zich veel
gemakkelijker in de afwijkende levenshouding van de jongeren in
kan denken. Het is zelfs heel waarschijnlijk. Ze komt met andere
klassen van de maatschappij in nauwe aanraking en in een heel gezonde
aanraking, n.l. van gelijke tot gelijke, ook zelfs als zij als werkgeefster
optreedt. Ze leert zich van critiek te onthouden en sluit de dingen niet
op in de hokjes van goed en kwaad, zonder eerst eens op de gevolgen
te hebben gelet. En zonder twijfel komt dit aan de jongeren ten goede
en waarborgt hun op hun beurt een vrijere ontwikkeling op een leef
tijd, waarop ze eigen principes beginnen te krijgen. En wat voor
principes ! En wat een zekerheid dat hun overtuiging de juiste is !
Het is altijd weer benijdenswaard den jongen man of vrouw over zichzelf
te hooren en in grooten eenvoud en zonder aarzeling zijn eigen lijn te zien
kiezen. Even benijdenswaard als het gemak waarmee ze, zeer natuur
lijk, die lijn weer inden steek laten en van richting veranderen. Het ele
ment: ik doe dit of dat, omdat mijn ouders het niet doen, omdat ze
het zelfs verkeerd vinden, is zeker verzwakt. En met groote ver
bazing en inwendige vroolijkheid hoor ik zelfs af en toe in een debat
mijn eigen argumenten van mijn eigen zoon. Want het is werkelijk
niet te beschouwen als een opvoedingssucces, maar wel als een feno
meen van een nieuw element in de verhouding tusschen moeder en
zoon, n.l. de kameraadschap, die vroeger tijna uitsluitend bestond
tusschen vaders en zoons,
Langzamerhand wordt het noodig er den nadruk op te leggen dat
het werken buitenshuis van de moeder een geheel anderen invloed
heeft op de verhouding van moeder met zoon als van moeder met
dochter.
Er bestond vroeger tusschen den zoon en de
rnaatschappelijk-afhankelijke moeder een zeker beschermend element, van man tot
vrouw, een element, dat zeker wel een charme had, al moet men het
ook niet overschatten. Het bestond meer in woorden dan in daden;
in vele gezinnen werd gedecreteerd: dat zegt men niet in tegenwoordig
heid van zijn moeder, met meisjes gaat men niet uit, tenzij men ze
aan zijn moeder zou kunnen voorstellen, maar in wezen had dit
niet veel te beduiden. Er werd evengoed over onoiibare dingen
gesproken en er werd met alle meisjes uitgegaan en niet met de
moeder, om de eenvoudige reden, dat een jong meisje er nu een
maal knapper en liever uitziet dan een vrouw van middelbaren
leeftijd en omdat men over onoirbare dingen denkt.
Dezelfde verschuiving, die er gekomen is in de richting van de ka
meraadschap tusschen man en vrouw, is er nu gekomen tusschen de
moeder en volwassen zoon. Een zekere natuurlijke vertrouwelijkheid
van elkaar begrijpen zonder woorden, omdat uit alles blijkt dat de
moeder dagelijks dezelfde dingen ziet en beleeft, die de zoon ziet
en beleeft. Een vertrouwelijkheid op neutraal terrein zou ik het
willen noemen. De vertrouwelijkheid op persoonlijk terrein wil ik
buiten beschouwing laten. Ik geloof niet dat tusschen twee generaties
op dezen leeftijd persoonlijke intimiteit, die daarin bestaat dat de
zoon aan de moeder alles of veel vertelt, mogelijk is. Al was het alleen
maar omdat beiden weten dat datgene, wat voor den jongere nieuw is
en hoogst belangrijk, voor den ondere door ervaring schon dagewesen
is en dat zij het dus niet meer met dezelfde oogen kan aanzien.
Of ook omdat ze het nooit heeft beleefd of goed gezien en het dus
niet herkent en begrijpt. Want begrijpen is herkennen.
De jongere is terecht bang voor een tikje ironie of voor een totaal
niet aanvoelen van wat hij bedoelt. Daarbij is het hem niet mogelijk
iets, dat hij nog bezig is te beleven, behoorlijk uit te spreken en voor
wie er vreemd tegenover staat, is het dus niet mogelijk het te be
grijpen. Of er dus gewonnen is door het innemen van een plaats in
de maatschappij door de moeder, is zeker een open vraag. Elke ver
grooting van het gemeenschappelijk niveau geeft een mogelijkheid
voor contact en elk contact vergroot de mogelijkheden om de goede
verhouding, waai het om gaat, op te bouwen. En dat is het doel van
de opvoeding voor zoover deze dit verband van ouders en kinderen
betreft. Er is een groote natuurlijke liefde tusschen ouders en kinderen,
een liefde, die in de puberteitsjaren, wanneer idealen buiten het
'gezin de plaats van de kinderlijke meer nabije gaan innemen, bij de
jongeren eenigszins op den achtergrond raakt, ja zelfs dikwijls als
een rem en belemmering wordt gevoeld. Tijdelijk zeer zeker, om
bij den volwassen man en vrouw weer in groote teederheid op te bloeien
als ze hun ouders beter gaan begrijpen.
Wordt nu het contact zoo niet inniger, dan toch ruimer in deze
moeilijke periode, dan is dat een groot voordeel, omdat elke liefde,
elke gehechtheid, die men geeft in elk leven altijd winst is. En deze
grootere gehechtheid ontstaat gemakkelijker tusschen de moeder
kameraad met den zoon-kameraad dan tusschen de moeder, die alleen
moeder is, en haar zoon of tusschen den vader en zijn zoon. Want
men ziet zelden een zoo groote gehechtheid tusschen vaders en zoons
als tusschen moeders en zoons of vaders en dochters. Het is nu een
maal gemakkelijker om om te gaan met iemand van de andere sexe
en ook de liefde kiest den weg van de minste resistcntie.
Wat ik hier schrijf over moeders en zoons, geldt natuurlijk omge
keerd voor moeders en dochters. In deze verhouding is het charmante
element zoek, en in de overgangsjaren is deze verhouding meestal hache
lijk. De dochter verlangt haar volle vrijheid en kent het leven niet. De
moeder meent en lang niet ten onrechte dat ze het kind helpen
moet om de klippen te omzeilen en het meisje is recalcitrant.
De moeder, die buiten de maatschappij staat, tracht dit te bereiken
door waarschuwen, afleiden, en verwennen. Ze overschat bovendien
vaak de gevaren en houdt te weinig rekening mi t de natuurlijke
onbevangenheid, die de beste bescherming is. Ze remt, de dochter
komt in opstand, het conflict is geboren. En conflicten zijn in deze
overgevoelige periode niet zonder gevaar. Ze ontstaan gemakkelijker
dan ze verdwijnen. Nu is het mijn overtuiging en in het begin heb
ik al gezegd hoe weinig vertrouwen ik heb in mijn overtuiging omelat
er mij geen materiaal van het jonge geslacht ten dienste staat dat
het gemakkelijker gaat tusschen moeder en dochter, wanneer de moeder
haar eigen werk, haar eigen sociale plichten heeft. Ze zal zich beter
in de gedachten van de jonge vrouw kunnen indenken en ook al
omdat ze doodgewoon minder tijd heeft haar belangstelling te uiten
een voor jonge meisjes ondraaglijke last?minder verstoren van
den goeden, teederen ondergrond der verhouding door gesprekken. En er
is al zooveel gewonnen als men op den leeftijd tusschen kind en vrouw
conflicten weet te vermijden. Bovendien is ook hier weer beider werk
een basis voor een goeden omgang en voor wederzijdsche belangstel
ling. Een moeder, die iets heeft te vertellen, dat de dochter boeit,
lokt daarmee vanzelf mededeelzaamheid uit. En daar is veel mee
gewonnen en een heele stap afgelegd op den weg om mensch te worden,
het doel van alle opvoeding waarin de ouders maar een element zijn.
Ziedaar een begin van deze kwestie, die zeker wel belangrijk is,
al is ze beperkt. Het verlossende woord is nu aan de opgroeiende
jeugd, die ons moet leeren hoe de resultaten XAillcn zijn van dit nieuwe
instituut, de doodgewone vrouw, die heel eenvoudig een positie
inneemt in de maatschappij. We weten er te weinig van en hebben
slechts een hypothese.