De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 24 december pagina 23

24 december 1932 – pagina 23

Dit is een ingescande tekst.

Jeugdnummer 23 Kerstmis 1932 draagt ook een zekere mate van verwaarloozing, wanneer het econo misch welzijn van het gezin op het spel staat. Vooral het groote kind begrijpt dit. Hier is een verschil tusschen het werken van de moeder met kleine kinderen en met groote. En nu de positieve invloed, die van de werkende moeder uitgaat! Hier ligt ook een geheel nieuw probleem, dat moeilijk is te benaderen zonder in vermoedens en kwalificaties van goed en kwaad te ver vallen. Onbewezen vermoedens, kwalificaties, die zoo individualistisch zijn, dat ze eigenlijk elk belang missen. Is er ooit een directe per soonlijke invloed goed? Is een ontwikkeling van het individu onder invloed van een bepaald persoon ooit te verkiezen boven een eigen sterke ontwikkeling in den strijd met de menschheid? Ik geloof het niet. Ik denk dat men een krachtige persoonlijkheid zich het best laat ontwikkelen uit zichzelf. Ik weet dat de jongeren telkens nieuwe invloeden zoeken en vinden, een leer aar, een schrijver, vaak een vriend, soms den vader of de moeder. En op de kracht van de persoonlijkheid ?komt het aan. Zij, die later'de sterkste individuen worden, zijn het best opgegroeid, het best opgevoed. Het is niet normaal om onder invloed te staan van de persoon van de ouders, omdat deze per slot van rekening de macht hebben. Het gaat er mee als vroeger met de kleur van de auto's van Ford: Iedereen mag kiezen welke kleur hij hebben wil, mits hij maar zwart kiest. De ouders waren bereid de opvattingen van hun jongeren te eerbiedigen, als deze hi'm indivi dualisme maar eerbiedigden. En dat doet een jonge man, een jonge vrouw, van een jaar of twintig niet. Die wenscht geëerbiedigd te worden en daarmee basta. Het is trouwens maar aan zeer weinigen gegeven, zijn tegenstander te begrijpen, laat staan eerbiedigen. Nu is het niet uitgesloten dat de moeder, die door haar dag'elijksch contact met de maatschappij en met andersdenkenden, zich veel gemakkelijker in de afwijkende levenshouding van de jongeren in kan denken. Het is zelfs heel waarschijnlijk. Ze komt met andere klassen van de maatschappij in nauwe aanraking en in een heel gezonde aanraking, n.l. van gelijke tot gelijke, ook zelfs als zij als werkgeefster optreedt. Ze leert zich van critiek te onthouden en sluit de dingen niet op in de hokjes van goed en kwaad, zonder eerst eens op de gevolgen te hebben gelet. En zonder twijfel komt dit aan de jongeren ten goede en waarborgt hun op hun beurt een vrijere ontwikkeling op een leef tijd, waarop ze eigen principes beginnen te krijgen. En wat voor principes ! En wat een zekerheid dat hun overtuiging de juiste is ! Het is altijd weer benijdenswaard den jongen man of vrouw over zichzelf te hooren en in grooten eenvoud en zonder aarzeling zijn eigen lijn te zien kiezen. Even benijdenswaard als het gemak waarmee ze, zeer natuur lijk, die lijn weer inden steek laten en van richting veranderen. Het ele ment: ik doe dit of dat, omdat mijn ouders het niet doen, omdat ze het zelfs verkeerd vinden, is zeker verzwakt. En met groote ver bazing en inwendige vroolijkheid hoor ik zelfs af en toe in een debat mijn eigen argumenten van mijn eigen zoon. Want het is werkelijk niet te beschouwen als een opvoedingssucces, maar wel als een feno meen van een nieuw element in de verhouding tusschen moeder en zoon, n.l. de kameraadschap, die vroeger tijna uitsluitend bestond tusschen vaders en zoons, Langzamerhand wordt het noodig er den nadruk op te leggen dat het werken buitenshuis van de moeder een geheel anderen invloed heeft op de verhouding van moeder met zoon als van moeder met dochter. Er bestond vroeger tusschen den zoon en de rnaatschappelijk-afhankelijke moeder een zeker beschermend element, van man tot vrouw, een element, dat zeker wel een charme had, al moet men het ook niet overschatten. Het bestond meer in woorden dan in daden; in vele gezinnen werd gedecreteerd: dat zegt men niet in tegenwoordig heid van zijn moeder, met meisjes gaat men niet uit, tenzij men ze aan zijn moeder zou kunnen voorstellen, maar in wezen had dit niet veel te beduiden. Er werd evengoed over onoiibare dingen gesproken en er werd met alle meisjes uitgegaan en niet met de moeder, om de eenvoudige reden, dat een jong meisje er nu een maal knapper en liever uitziet dan een vrouw van middelbaren leeftijd en omdat men over onoirbare dingen denkt. Dezelfde verschuiving, die er gekomen is in de richting van de ka meraadschap tusschen man en vrouw, is er nu gekomen tusschen de moeder en volwassen zoon. Een zekere natuurlijke vertrouwelijkheid van elkaar begrijpen zonder woorden, omdat uit alles blijkt dat de moeder dagelijks dezelfde dingen ziet en beleeft, die de zoon ziet en beleeft. Een vertrouwelijkheid op neutraal terrein zou ik het willen noemen. De vertrouwelijkheid op persoonlijk terrein wil ik buiten beschouwing laten. Ik geloof niet dat tusschen twee generaties op dezen leeftijd persoonlijke intimiteit, die daarin bestaat dat de zoon aan de moeder alles of veel vertelt, mogelijk is. Al was het alleen maar omdat beiden weten dat datgene, wat voor den jongere nieuw is en hoogst belangrijk, voor den ondere door ervaring schon dagewesen is en dat zij het dus niet meer met dezelfde oogen kan aanzien. Of ook omdat ze het nooit heeft beleefd of goed gezien en het dus niet herkent en begrijpt. Want begrijpen is herkennen. De jongere is terecht bang voor een tikje ironie of voor een totaal niet aanvoelen van wat hij bedoelt. Daarbij is het hem niet mogelijk iets, dat hij nog bezig is te beleven, behoorlijk uit te spreken en voor wie er vreemd tegenover staat, is het dus niet mogelijk het te be grijpen. Of er dus gewonnen is door het innemen van een plaats in de maatschappij door de moeder, is zeker een open vraag. Elke ver grooting van het gemeenschappelijk niveau geeft een mogelijkheid voor contact en elk contact vergroot de mogelijkheden om de goede verhouding, waai het om gaat, op te bouwen. En dat is het doel van de opvoeding voor zoover deze dit verband van ouders en kinderen betreft. Er is een groote natuurlijke liefde tusschen ouders en kinderen, een liefde, die in de puberteitsjaren, wanneer idealen buiten het 'gezin de plaats van de kinderlijke meer nabije gaan innemen, bij de jongeren eenigszins op den achtergrond raakt, ja zelfs dikwijls als een rem en belemmering wordt gevoeld. Tijdelijk zeer zeker, om bij den volwassen man en vrouw weer in groote teederheid op te bloeien als ze hun ouders beter gaan begrijpen. Wordt nu het contact zoo niet inniger, dan toch ruimer in deze moeilijke periode, dan is dat een groot voordeel, omdat elke liefde, elke gehechtheid, die men geeft in elk leven altijd winst is. En deze grootere gehechtheid ontstaat gemakkelijker tusschen de moeder kameraad met den zoon-kameraad dan tusschen de moeder, die alleen moeder is, en haar zoon of tusschen den vader en zijn zoon. Want men ziet zelden een zoo groote gehechtheid tusschen vaders en zoons als tusschen moeders en zoons of vaders en dochters. Het is nu een maal gemakkelijker om om te gaan met iemand van de andere sexe en ook de liefde kiest den weg van de minste resistcntie. Wat ik hier schrijf over moeders en zoons, geldt natuurlijk omge keerd voor moeders en dochters. In deze verhouding is het charmante element zoek, en in de overgangsjaren is deze verhouding meestal hache lijk. De dochter verlangt haar volle vrijheid en kent het leven niet. De moeder meent en lang niet ten onrechte dat ze het kind helpen moet om de klippen te omzeilen en het meisje is recalcitrant. De moeder, die buiten de maatschappij staat, tracht dit te bereiken door waarschuwen, afleiden, en verwennen. Ze overschat bovendien vaak de gevaren en houdt te weinig rekening mi t de natuurlijke onbevangenheid, die de beste bescherming is. Ze remt, de dochter komt in opstand, het conflict is geboren. En conflicten zijn in deze overgevoelige periode niet zonder gevaar. Ze ontstaan gemakkelijker dan ze verdwijnen. Nu is het mijn overtuiging en in het begin heb ik al gezegd hoe weinig vertrouwen ik heb in mijn overtuiging omelat er mij geen materiaal van het jonge geslacht ten dienste staat dat het gemakkelijker gaat tusschen moeder en dochter, wanneer de moeder haar eigen werk, haar eigen sociale plichten heeft. Ze zal zich beter in de gedachten van de jonge vrouw kunnen indenken en ook al omdat ze doodgewoon minder tijd heeft haar belangstelling te uiten een voor jonge meisjes ondraaglijke last?minder verstoren van den goeden, teederen ondergrond der verhouding door gesprekken. En er is al zooveel gewonnen als men op den leeftijd tusschen kind en vrouw conflicten weet te vermijden. Bovendien is ook hier weer beider werk een basis voor een goeden omgang en voor wederzijdsche belangstel ling. Een moeder, die iets heeft te vertellen, dat de dochter boeit, lokt daarmee vanzelf mededeelzaamheid uit. En daar is veel mee gewonnen en een heele stap afgelegd op den weg om mensch te worden, het doel van alle opvoeding waarin de ouders maar een element zijn. Ziedaar een begin van deze kwestie, die zeker wel belangrijk is, al is ze beperkt. Het verlossende woord is nu aan de opgroeiende jeugd, die ons moet leeren hoe de resultaten XAillcn zijn van dit nieuwe instituut, de doodgewone vrouw, die heel eenvoudig een positie inneemt in de maatschappij. We weten er te weinig van en hebben slechts een hypothese.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl