Historisch Archief 1877-1940
Opvoeding in kostschool of in gezin
M. Vrij
Directeur der Nieuwe Schoolvereeniging te Amsterdam
K»
IK ben voor opvoeding in het gezin, maar goede internaten
kunnen nog steeds niet gemist worden.
Het gezonde en goed geleide gezin gaat in normale gevallen uit
boven elk ander opvoedingsmilieu. Wie zal meer belangstelling heb
ben voor het gelukkige kinderleven dan de ouders-zelf? Tegenover
wie zal het kind zijn vreugden liever uiten, aan wie zijn kinder
ver drietelijkheden liever toevertrouwen dan aan zijn eigen Ouders?
Wie zal zijn jongen in moeilijke tijden beter tot steun kunnen zijn
dan de verstandige Vader? Wie zal het meisje beter tot leidsvrouw
kunnen zijn dan de liefhebbende Moeder, die alles weet en ook alles
kan vergeven?
Gelukkig zijn de Ouders, die iederen dag kunnen genieten van
de opgewekte verhalen hunner kinderen, die deelen in hun lief en
leed, die tactvol en begrijpend tegenover hun kinderen staan en hen
veilig leiden langs de soms doornige paden van het kinderleven. Vele
Ouders stellen zich gelukkig nog als het hoogste ideaal voor hun
levens-geluk zelf hun kinderen op te voeden tot degelijke en tot geluk
kige menschen, die hun plaats in de maatschappij hebben verworven.
Voor hen is het onnatuurlijk, ja dikwijls vreeselij k, te denken, dat
hun kinderen ver van huis, onder leiding vaak van betaalde
paedagogen in de plaats van de natuurlijke opvoeders zouden opgroeien.
Neen, zeggen terecht die Ouders, welke het hoofd vormen van
een gelukkig gezin: het beste internaat kan niets anders zijn dan een
surrogaat van de gezinsopvoeding.
Men behoeft nog niet eens onder den indruk te verkeeren van de
film, die men zag: Madchen in Uniform" of van het tooneelspel met
een inhoud van dezelfde strekking; het is niet noodig om de vele
boeken over het kostschoolleven" tot getuigen op te roepen om
een uitspraak als hierboven ten volle te kunnen onderschrijven.
En toch.... hoe vaak komt het ook niet voor, dat het kind niet
verkeert in een gezond en normaal gezin, hoevelen ook missen niet
Vader of Moeder of misschien beiden, hoe dikwijls ook moet een
eenig kind niet het belangrijkste deel van zijn kinder-geluk zoeken
bij schoolvriendjes?
Hoe is vaak het belang der Ouders of liever dat der kinderen te
dienen, wanneer de Ouders niet meer in staat zijn te zamen hun kind
te leiden, omdat hun beider leven niet voortgezet wordt in hetzelfde
huis? Wat moet er van de opvoeding en studie der kinderen terecht
komen, wier Ouders in overzeesche gewesten op afgelegen plaatsen
moeten verblijven? Hoe moeten Ouders voor hun kinderen zorgen,
wanneer zij zelf als rij k-bemiddelde menschen nu eenmaal moeten
leven in een milieu, dat voor hun kinderen van slechten invloed dreigt
te worden? Zijn de kinderen niet te beklagen, die door de al te veel
liefhebbende Moeder zoo worden verwend en vertroeteld, dat er
van over-opvoeding" sprake is? Kunnen de kinderen de zegeningen
van een gelukkige gezinsopvoeding deelachtig worden in een milieu,
waar men elkaar eigenlijk alleen maar ziet bij de maaltijden en dan
nog niet eens geregeld ?
Zoo lang deze gevallen zich blijven voordoen, kunnen goede inter
naten niet worden gemist. In deze gevallen moet het advies gegeven
worden om het kind voor korter of langer tijd in een ander milieu
over te brengen. Vooral in den puberteitsleeftijd van den jongen
of van het meisje komt het meermalen voor, dat de huiselijke op
voeding op een dood punt schijnt gekomen te zijn. Wanneer in een
bepaalde omgeving zekere hebbelijkheden van gedrag tot een gewoonte
zijn geworden, dan zijn in die omgeving deze soms niet meer uit te
roeien. Verplaatsing in een ander milieu kan dan vaak wonderen
verrichten. Voor moeilijk op te voeden kinderen zal ook dikwijls
een tijdelijke verwijdering uit het ouderlijk huis een uitstekend middel
blijken om de liefde van zoo'n kind tot de Ouders op te wekken of
aan te wakkeren.
Zooals van zelf spreekt zijn er goede en slechte kostscholen,
en wanneer wij soms de voorkeur moeten geven aan internaatsopvoe
ding boven gezinsopvoeding, dan denken wij daarbij niet aan de
draken van ouderwetsche kostscholen, zooals wij die uit de boeken
kennen, aan de drilscholen", waar de leerlingen de gelegenheid bij
uitnemendheid vonden om als het ware alle ondeugden van het op
groeiend menschengeslacht te leeren kennen, maar onze gedachten
gaan dan uit naar de New-Schools" in Engeland, de
Landerziehungsheime" in Duitschland, de Ecoles Nouvelles" in Frankrijk en Zwit
serland, en naar de moderne, goed geleide internaatscholen in ons land.
Daar kan de intellectueele opvoeding uitstekend tot haar recht
komen, daar zal voor de leerlingen dikwijls meer ernst en concentratie
voor het leeren zijn dan thuis. Vreemde oogen dwingen," zegt men
vaak, en wanneer die oogen behooren aan tactvolle, liefderijke op
voeders, die zich steeds bewust zijn, dat zij de plaats van een Vader
of Moeder moeten innemen, dan is het mogelijk, dat met dien zachten
dwang resultaten worden bereikt, waartoe de Ouders niet bij machte
waren. Wanneer de kinderen daarbij dan nog het voorrecht hebben
te kunnen genieten van het frissche buitenleven, van lichamelijke
verzorging, van sport, spel en gymnastiek in de open lucht, wanneer
ze er leeren hun handen te gebruiken, wanneer zij door het samen
zijn met andere kinderen leeren hun eigen wenschen en begeerten
op zij te zetten voor de belangen van anderen, dan zullen de
voordeelen van die omgeving voor die kinderen het winnen van de
nadeelen, die aan een ,,surrogaat"-opvoeding nu eenmaal zijn verbonden.
Hun, die vragen: maar bestaan er dan zulke moderne, zonnige
opvoedings-instituten", mogen wij de lezing aanbevelen van de disser
tatie over Die Landerziehungsheime" (Uitgave Paris, Amsterdam)
van Dr. W. M. van Popta, die na zijn promotie de medewerker is
geworden van Dr. J. W. L. Gunning, den directeur van het Instituut
Monnier te Versoix bij Genève, mij persoonlijk bekend. In internaten
als het Institut Monnier kan elk kind de grootst mogelijke kans
krijgen op eigen ontwikkeling, maar ook daar zal het zich hebben
te leeren schikken en zich te voegen in deze gemeenschap, zooals
een samenbrenging van een 40-tal jongens en meisjes nu eenmaal
eischt. Niet te groot moeten deze internaten zijn, immers, slechts
bij een kleine gemeenschap onder een liefdevolle leiding kan een
geest van gezellige huiselijkheid heersenen, door ons-Hollander s
zoo gewaardeerd, die het normale gezinsleven het meest benadert,
terwijl aan het onderwijs door zijn individueel karakter (Dalton
onderwijs) dan rneer aandacht kan worden besteed, waardoor de
bereikte resultaten gewoonlijk uitgaan boven die verkregen op een
dagschool. Het werken en spelen wisselen elkaar af in n harmonische
sfeer en de verhouding van jongens en meisjes kan in die moderne
kostscholen, die feitelijk groote gezinnen zijn, veel gezonder zijn dan
heel dikwijls op gewone scholen het geval is. De opvoeding in gemeen
schap voor de groote gemeenschap, die de maatschappij is, is voor
vele zelfzuchtige kindertypen vaak bijzonder heilzaam. Wij denken
hierbij gaarne aan de gezamenlijke tochten in de Zwitsersche bergen
door het genoemde internaat te Versoix dikwijls ondernomen en waar
van door gezamenlijk overwinnen van moeilijkheden een groote op
voedende kracht uitgaat. Zoo kunnen jongens en meisjes gevormd
worden, die later in staat zullen zijn zich zelf te redden, die weten
aan te pakken en die de waarde van den arbeid ook voor een ge
meenschappelijk doel hebben leeren kennen en waardeeren.
Onloochenbaar is het, dat clc zedelijke opvoeding in het internaat
vaak aan ernstige gevaren is blootgesteld, maar in een moderne
internaatschool onder leiding van moderne paedagogen kan en zal
het zedelijk leven minstens even gezond zijn als thuis en vermoe
delijk wel gezonder zijn dan van menig modern" meisje of jongen
in een groote stad.
(Slot op pag. 52)