De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1932 24 december pagina 27

24 december 1932 – pagina 27

Dit is een ingescande tekst.

De familieconstellatie Prof. R. Casimir ~V E individual-psychologie, maar ook vele andere richtingen zijn _j) er op uit, na te gaan, welken invloed de plaats van het kind in de familie heeft. Als algemeen resultaat mag vooropgesteld worden, dat haar een groote beteekenis toekomt: sommigen meenen een levens lange nawerking te zien van de familieconstellatie in de jeugd. Maar evenzeer is het gebleken, dat zij niet bepaalde ongunstige gevolgen behoeft te hebben: een verstandige opvoeding, die de gevaren spoedig onderkent, kan veel voorkomen. Het deficiënte gezin is altijd een nadeel. Het verlies van de moeder ontrooft het kind de persoon, aan en met wie het zijn eerste gemeenschapsgevoel beleefde, en die de absoluut te vertrouwene was tot wie men altijd kon gaan. Het is treffend, om Alfred Adlei, die deze rol der moeder zoo graag naar voren brengt, te hooren getuigen van zijn unbedingt zuverlassige Mutter". Wexberg meent, dat de moeder dikwijls goed vervangen wordt; maar tante-opvoeding" (Ibsen heeft haar gevaar goed door zien) is niet zelden verwennend en onderzoekingen over stief-moederskinderen toonen aan, dat deze toch geen volle vervanging der moeder kregen, i) Van pleegouders die een kind aannemen, schijnt meer goeds gezegd te kunnen worden, zelfs als het kind moeilijk blijkt en de gebreken der (soms onbekende) ouders toont, blijft de moederlijke trouw. Op reis heb ik eens een ontwikkelden Zwitserschen letterzetter ontmoet, die mij vertelde, dat hij een ongewenscht kind" (onecht) was, maar dat hij nog altijd vervuld was met eerbied en liefde voor zijn pleeg moeder op het land, die met harden arbeid haar en hem door het leven had geholpen. Het ontbreken van den vader (als er tenminste geen groote ver arming komt), schijnt minder ongunstig te werken. De individualpsychologen, evenals Pestalozzi en Ligthart, denken niet al te gunstig over den vader: zijn te groote autoriteit, soms tyrannie wordend, legt druk op het gezin. Is hij een man van beteekenis, dan heeft het kind, dat van nature even groot, even sterk, machtig en verstandig wil worden als de vader, het gevoel, dit niet te kunnen bereiken. Vele kinderen kiezen een ander beroep dan hun vader, om niet met hem vergeleken behoeven te worden. Het schijnt mij, dat deze opvatting aan de beteekenis van den vader dezen geen recht doet. Hij vertegenwoordigt het objectieve element in het gezin, de schakel met de buitenwereld, met het economische en politieke leven. Weduwen hebben mij vaak geklaagd, dat de dood (lange afwezigheid) van den man de sfeer van het huis vernauwde. Ook is in den oorlog gebleken, dat afwezigheid van den vader zekere tuchteloosheid met zich kan medebrengen. Erger dan het deficiënte gezin is het twistende gezin. In de ziektegeschiedenissen, die men bij tien- en honderdtallen in de individuaalpsychologische litteratuur vindt, ziet men vaak dat oudertwist een factor in het ontstaan van hindergebreken en neurose (bijv. vrees voor het huwelijk) is geweest. Wanneer op een school voor voorberei dend hooger onderwijs een plotseling overwegen niet verklaarbare daling der rapportcijfers intreedt, zal men dikwijls daarin den weerslag zien van den indruk dien de dreigende of voltrokken echtscheiding der ouders op het kind heeft gemaakt. Ook naderhand nog wordt het kind vaak (vooral door het droit de visite) tusschen twee ouders heen en weer getrokken: hertrouwt n of beide partijen, dan ontstaat het probleem, dat men stiefouders heeft naast de eigen ouders. Voor zoover men kan nagaan, is een familieconstellatie met grootouders bijna steeds gunstig: het beetje verwenning die zij den kinderen aandoen, werkt gewoonlijk kort en wordt door de kinderen wel doorschouwd. Zij zijn minder in protesthouding tegen de grootouders, en staan, als dezen uit het dijnende leven wat teruggetrokken zijn, misschien dichter bij hen. Vertoonen in wonende groot ouders het strenge, ontevredene, critische van den ouden dag, dan kunnen zij een druk op het geheele gezin leggen. Gelukkig echter is de lieve boekjes grootmoeder" geen verzinsel eener sentimenteele literatuur: zij is nog altijd een levende realiteit. * * * Maar ook de gezinssamenstelling en de plaats, die het kind in de rij van broers en zusters inneemt, is niet zonder invloed op het volgende leven. Algemeene regels zijn hier niet te geven, maar het volgende is vaak opgemerkt. Oudste kinderen hebben een positie van zeker gezag, zijn heerschers, maar voelen ook vaak een zekere verantwoordelijk heid. Autoritair, plichtsgetrouw, conservatief blijven ze vaak. Hun levenshouding kan veranderen, als een jonger kind hen verdringt in de genegenheid, als een tweede broer of zuster ze in bekwaamheid overtreft: er ontstaat een zekere verzetshouding, een zich achteruit gezet voelen, dat zich compenseert in zekere gewilde gezagsaanmati ging, ook in vele afbrekende critiek, in gure stemming. Het tweede kind streeft er dikwijls naar, het oudste in prestaties (in huiselijke bezigheid, in sport, in de school) als 't kan te overtreffen, kiest andere schoolvakken, waarin het goede cijfers wil halen, gaat als student zich in andere clubs en vereenigingen bewegen. Het middelste kind is er 't gunstigst aan toe 2) is het zakelijkst opgevoed en stelt zich het zakelijkst. Het jongste kind is gewoonlijk een mensch met tegengestelde eigenschappen. Bevoogding en ver wenning tegelijk van de zijde der oudere broeders en zusters, vertroeteling door de ouders, maakt dat het zich eenerzijds hulpbehoevend vindt, en ook later hulp, bijstand, ontzien als van zelf sprekend vraagt en aanvaardt. Maar tevens wil het tegen de ouderen concurreeren: zich aan hun gezag en macht onttrekken, en zoo komt er in de levenshou ding der jongsten een revolutionair element. Zij kunnen een zeer helder en klaar inzicht in de zakelijke verhoudingen paren aan een stormachtig gevoelsleven, mogelijk ook aan groote eerzucht. Evenals in de sprookjes wordt ook in de geschiedenis de jongste zoon baanbre ker en wegbereider van het nieuwe. Maar de jongste kan ook de on handige, de voor het leven niet recht bruikbare, de afhankelijke worden. Dr. Post ma heeft ten onzent een uitgebreid onderzoek ingesteld naar de jongste kinderen (in een rijksopvoedingsgesticht). Hij vond ze in 't algemeen wat intelligenter dan de vooraf gaanden, en schrijft dit hieraan toe, dat zij in sociaal gunstiger omstandigheden zijn opgegroeid, omdat de oudere broers en zusters in een groot gezin beginnen mee te verdienen. Zij worden dus lichamelijk beter verzorgd, hebben mis schien wat meer ontwikkelingsmateriaal (speelgoed, leesboekjes, enz,) in hun omgeving eri kunnen wat beter onderwijs krijgen. Zeer slecht noemen vele onderzoekers (niet alleen uit de rijen der individueelpsychologen) de positie van het eeltige kind. Het wordt licht verwend, het gemeenschapsgevoel is slecht ontwikkeld, het stelt zich graag op den voorgrond of wordt schuchter, omgang met ouderen heeft het wat eigenwijs gemaakt, nervositeit leidt soms tot neurotische in stelling (Bedwateren, nagelbij ten, angst). Deze schildering, die men vooral bij artsen en heilpaedagogen vindt, is ongunstiger, dan die, welke sommige opvoedkundigen ons geven. Uit een materiaal van meer dan 1000 leerlingen tusschen 12 en 18 gemiddeld, zocht ik de eeniga kinderen uit (met medewerking van Mej. N. Stibbe). Wij vonden, dat hun rapportcijfers iets boven het gemiddelde lagen, dat zij minder aanleiding tot groote klachten gaven, na het verlaten der school vaak groote trouw en belangstelling bleven toonen, en tegenover de levenstaak zakelijk stonden. Misschien deed zich een zekere onhandigheid nog gelden, en bij kinderen die hun jeugd in Indiëhadden doorgebracht vonden wij (als de vader een hooge plaats had ingenomen) iets van het kroonprinselijke." (Slot op pag. 48) l) Ik wil uitdrukkelijk op den voorgrond stellen, dat mijn materiaal, (veel geringer dan dat, waar 't onderzoek over loopt) gunstiger conclusie toelaat. Men moet vragen, wat zou het kind geworden zijn, zonder stiefmoeders, in de hand van wisselende huishoudsters ? 2) Bij zijn laatste bezoek aan ?Iolland vertelde Künhel mij, dat een collega, (indiv. psych. als hij) de familieconstcllatie onderzoekt en tot de slotsom kwam, dat men 't liefst een middelst kind moest trouwen, een dienstmeisje nemen, dat 't middelste was enz.!!! Het recept lijkt moeilijk algemeen te volgen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl