Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER
Weekblad voor Nederland
Onder hoofdredactie van A. C. Josephus Jitta
Redacteuren: L. J. Jordaan, F. G. Scheltema en M. Kann. Secretaris der redactie: G. F. v. Dam
Keizersgracht 3SS, Amsterdam C. - Telefoon 37964 - Postgiro 72880 * Gem. Giro G. 1000
Opgericht in 1877
No. 2900
Zaterdag 31 December 1932
Rechten van dieren
Prof. Mr. F. G. Scheltema
Een prijsvraag.
Het bestuur van de stichting tot wettelijke
fegeling van dierenrecht heeft onlangs een prijs
vraag uitgeschreven, die betrekking heeft op de
toekenning van subjectieve rechten aan dieren.
Het heeft daarmee een geluid doen hooren, dat,
-althans in onze Nederlandsche literatuur, nieuw
is; het loont de moeite, te trachten, zich met dat
geluid eenigszins vertrouwd te maken, en door te
dringen in den gedachtengang van hen, die in de
rechtsgemeenschap, welke tot dusverre slechts
menschen omvat, ook dieren althans enkele
lioogere soorten van dieren willen opnemen.
In de tegenwoordige rechtsorde wordt het dier
beschouwd als voorwerp, object, niet als bezitter,
subject van rechten. Subjectieve rechten, be
voegdheden, aan de rechtsorde ontleend, komen
uitsluitend aan menschen toe. Die subjectieve
rechten, die bevoegdheden, welke aan menschen
toekomen, kunnen betrekking hebben op allerlei
voorwerpen, en tot die voorwerpen behooren ook
?de dieren: de mensch is eigenaar, vruchtgebruiker,
kooper of huurder van een dier. De gedachte, dat
??zulk een dier zélf rechten zou kunnen hebben,
-subject in plaats van object zou kunnen zijn, is
ons tot dusverre volslagen vreemd. Wel bevat
?onze wetgeving enkele schaarsche bepalingen, die
?zich tegen dierenmishandeling keeren, maar deze
bepalingen zijn niet uitvloeisel van de gedachte,
«lat het dier een eigen recht op lijfsbehoud of
deugdelijke behandeling zou hebben, doch be
oogen veeleer, het zedelijkheidsgevoel der
menschengemeen schap tegen al te ruwe uitwassen
van dierenmishandeling in bescherming te nemen.
Men mag verwachten, dat velen, en onder hen
wellicht ook enkele al te dogmatisch aangelegde
juristen, de toekenning van eigen rechten aan
dieren, als een juridische onmogelijkheid zullen
qualificeeren, omdat slechts menschen rechten
kunnen hebben. Doch dit is een petitio principii.
Tot dusverre kent inderdaad onze rechtsorde
?.slechts menschen als subjecten van rechten; maar
-de wet, die alles kan behalve van een man
?een vrouw maken , kan ongetwijfeld ook den
kring van hen, aan wie zij bevoegdheden toekent,
uitbreiden, en naast den mensch daarin het dier
?opnemen. Het is waarlijk nog niet zoo lang ge
leden, dat de slaaf in het recht dezelfde positie
innam als thans het dier; ook de slaaf was voor
werp van rechten, niet rechtssubject. De mensch
=was eigenaar, vruchtgebruiker, kooper of huurder
van zulk een voorwerp"; en wie in dien tijd de
gedachte verkondigde, dat deze voorwerpen" tot
rechtssubjecten met eigen bevoegdheden be
hoorden te worden gepromoveerd, stuitte op
soortgelijken tegenstand, als waarmee thans waar
schijnlijk de voorvechters van de gedachte van
verleening van rechten aan dieren zullen te kampen
hebben.
Een andere, min of meer voor de hand liggende,
methode van bestrijding der nieuwe gedachte is,
te wijzen op de onmogelijkheid, waarin het dier
zich bevindt, zelf voor de handhaving van de
rechten, die men het wil toekennen, te waken.
Inderdaad, de dagvaardende, concludeerende en
pleitende hond of kat schijnt een min of meer
ridicule figuur. Maar meer dan de schijn van
belachelijkheid is hier toch niet. Ook de zuigeling,
ook de krankzinnige, heeft eigen rechten op be
scherming van lijf en goed; en zooals hun rechten
voor hen worden geldend gemaakt door ouders,
voogden of curatoren, zoo zouden de subjectieve
rechten der dieren moeten worden gehandhaafd
door daarmee belaste personen ot' vereenigingen,
waarbij uiteraard in de eerste plaats valt te denken
aan vereenigingen, die dierenbescherming beoogen.
In de derde plaats zij er op gewezen, dat toe
kenning van subjectieve rechten aan dieren niet'
meebrengt, dat het gebruik van het dier door den
mensch voortaan zou zijn uitgesloten een con
sequentie, die in de praktijk onaanvaardbaar
wareDe omstandigheid, dat de mensch rechtssubject is,
belet niet, dat een zeer groot deel der menschen bij
voortduren in dienst van andere menschen werk
zaam is; belet ook niet dat, waar het gemeen
schapsbelang zulks vordert, den enkeling zeer
vergaande beperkingen vrijheidsberooving, op
offering van het leven in geval van oorlog, e. d.
kunnen worden opgelegd. De nieuwe categorie van
rechtssubjecten, waarover de prijsvraag handelt,
make zich in dit opzicht geen al te groote illusies:
met of zonder subjectieve rechten zal het paard
voorloopig wel trekdier, de koe consumptieartikel
blijven. Maar het kan desniettegenstaande, binnen
dat kader, groot verschil maken, hoe het dier
wordt behandeld, en of het, binnen deze grenzen,
geheel aan 's menschen willekeur is overgeleverd,
dan wel daartegen zekere gewaarborgde eigen
rechten bezit.
Is dus uit juridisch oogpunt gezien de toekenning
van eigen rechten aan het dier geenszins onmogelijk
en a priori verwerpelijk, de vraag rijst, of voor een
Inhoud:
9.
lo
12.
13.
15.
16.
18.
19.
20.
Prof. Mr. F. G. Scheltema, RecM van Dieren.
Dr. M. van Blankenstein, Amerika en Frankrijk.
L. J. Jordaan, Oud en nieuw.
Melis Stoke, Confectie, teekeningen door Harmsen
van Beek. Constant van Wessem, Muziek.
Spreektaal. ??J. F. Doeve, Winkelsluiting.
Dr. R. Feenstra, Radium.
Dr. P. van Olst, Onthulde bangmakerij. Jan
Engelman, Na een twistgesprek.
L. J. Jordaan, Bioscopy.
11. A. Plasschaert en A. E. v. d. Tol, Schilder
kunst.
Mr. H. Scholte, Dramatische kroniek.
Mr. Ed. van Groningen, Kinder-exploitatie,
teekeningen Weijnand Qijzen.
C. A. K'aasse, Jaarswisseling.
Albert Heiman, Hollanders in het verre Oosten.
Charivarius, Socrates. Jan van Mijlen, Fransche
boeken.
Jantje's kladschrift Alida Zevenboom,
Crociuante croquetjes.
Letterraadsel Charivaria. Euplotes, van een
monument.
Omslag: Spelproblemen.
Viooltjes
Voortreffelijk»
chocolade in den
vorm van viooltje*.
Een specialiteit.
RINGER5
Lef op den naam l
dergelijken ommekeer van onze rechtsorde de
geesten reeds thans voldoende rijp zijn; of, het
geen te dezer zake wordt gepropageerd, niet nog
zóó ver boven het tegenwoordige peil van het
rechtsbewustzijn van den gemiddelden mensch
ligt, dat een wet, waarin die gedachte zou worden
belichaamd, allerwege spot en verzet zou uit
lokken, en dientengevolge een doode letter zou
blijven.
De zienswijze van hen, die aan het dier naast
den mensch in de rechtsorde een plaats willen
inruimen, berust in laatste instantie op de ge
dachte, dat eenzelfde levensgemeenschap beiden
omvat; dat gevoelens van lust en onlust bij het
dier wellicht quantitatief, maai niet qualitatief
verschillen van die bij den menscb. Wie zóó denkt,
voelt instinctief een soortgelijke verontwaardiging
wanneer hij een hulpeloos dier ziet mishandelen,
als wanneer hij kinderen aan machtsmisbruik ziet
overgeleverd, of den economisch-zwakke door den
sterkere ziet uitbuiten. Het is, in elk van die ge
vallen, de aantasting en verminking van bewust
leven, waartegen hij in opstand komt; bewust
leven, dat, juist omdat het bewust is en dus vat
baar voor leedgevoelens, een eigen recht op be
scherming tegen willekeur van den sterkere heeft.
Is deze zienswijze, die m. i. stellig de zienswijze
der toekomst zal zijn, reeds thans zóó algemeen,
dat de wetgever daarop op dit oogenblik een
nieuw recht zou kunnen opbouwen? Het is moeilijk,
die vraag te beantwoorden; reden te meer, om
met belangstelling uit te zien naar de resultaten
der uitgeschreven prijsvraag.