Historisch Archief 1877-1940
Toon Kelder
E. Fernhout, bij van Lier,
te Amsterdam
Dat Fernhout de zoon van Charley
Toorop is, is niet te
ontkennenduidelijk in zijn portretten. We vin
den daar het bruin-en-blauw, dat ge
bij de moeder van hem vindt, en de
neiging sterk het volumen der dingen
te geven. Maar is het volume van
Charley Toorop als een volledige
hardheid gegeven, de jongere werken
van haar zoon hebben toch van de
jeugd de mildere aanschouwing over
zich. En ik meen me niet te vergissen,
wanneer ik zeg dat deze mildere
gevoeligheid in den jongen Fernhout
een blijvende zal blijken. Deze ten
toonstelling bestaat voor het grootste
deel uit portretten en zelfportretten.
Dat van zijn Moeder is een der zwakste;
het is te burgerlijk voor de voorge
stelde. Het grootste probleem in deze
was ongetwijfeld het dubbelportret:
dat van Me j. Rachel Pellekaan en
Fernhout zelf; het portret zoudt ge
het kunnen heeten met de twee pa
letten, waarvan het ne geheel vlak
naar den toeschouwer gericht is,
welk palet ook wel een deel der pro
blemen zal zijn geweest. De gelijkenis
der beide personen is zonder twijfel
geslaagd. Naast de figuren vindt ge
stillevens. De twee peren (tegen den
troebel-witten achtergrond) deden mij
Kunstzaal Buffa
even aan Walter Vaes' voortreffelijke
stillevens van deze vruchten denken.
De peren van Fernhout zijn wel een
voorstelling, die om de ruimte is ge
schilderd. Het beste stilleven is on
getwijfeld het gedeelte eener kamer.
Daar zijn de witten gevoelig in hun
verhouding; daar is ruimte en licht
uitgedrukt en het is als werk het
persoonlijkst van de verzameling ....
Deze tentoonstelling is zeker een
vooruitgang in kunnen en een bewijs
van grooter wordende eerzucht; zij
geeft in haar krachtiger zijn een dui
delijker geworden persoonlijkheid ....
Sint Ij u ons. Museum,
Amsterdam
Gemiddeld genomen is een ten
toonstelling van 't werk van leden
eener vereeniging belangrijker voor
de leden dan voor de bezoekers. Dat
is te begrijpen. Niet alle leden van
een genootschap zijn belangrijke schil
ders (er zouden er dan te veel zijn. en
daarvan merkte ik weinig) maar al
de leden gaan om met verf of met
gesteenten en hout - en voor allen
beteekent de?e bezigheid of het pro
duct hunner bezigheid de reden van
te bestaan voor zichzelven! Knwanneer
zulk product niet getoond wordt, zijn
zij zichzelven dood; vandaar de stille
hartstocht, die bij hen ontstaat.
SCHILDERS EN
E. Fernhout - Leden van
Dorul van der Hei
Dorul van der Heide
Kunstzaal Fetter
wanneer de tentoonstelling (als een
verwonderlijke Sinterklaas) komt na
derbij !
Dat gevoelt ge, wanneer ge Sint
Lucas, de wezcntlijke giftcbrenger.
de Sinterklaas der schilders, in zijn
beteekenis overdenkt. Op de ten
toonstelling van dezen Lucas-bent,
vindt ge een zoodanigen Sinterklaas
voor ons nu en dan
Daar wij liever de tentoonstellingen
van telkens n schilder bespreken,
er is dan meer reden en meer kans
hem als geheel te zien, zullen wij hier
in 't kort maar enkele notities neer
schrijven. Lizzy Ansingh is naar
wezen voor het portret aangelegd;
zij heeft daarvoor psychischen en
ironischen zin (die als een steentje is,
omgeven door chocolade) genoeg.
Ge vindt ze hier als portrettiste in
dat van Prof. van der Wielen; alleen
zou ik het werk zuiverder vinden als
de contours vervangen waren door
d'aanduidingen der volumina als
volumen. Mej. van den Berg handhaaft
zich, Colnot's stilleven is beter dan
zijn stadsgezicht (dit is een niet ge
noeg geschakeerde herhaling van zich
zelven !) De clematis van Mej. J. A.
de Grave heeft een verzadiging in de
paarse kleur der bloemen, Hemelman's
ets van Amsterdam heeft beweeglijk
heid van lijnen. Een bloemstuk v.an
Koeman (117) zij hier genoemd,
evenals de nieuwe ets, de celliste door
Loeb. De zee van A. Mauve met zijn
omhooggaande golf waarom de meeu
wen zwerven, geeft een bewijs van
des schilders gevoel voor water (hier
en daar is het schilderij te veel verf)
De zwerf ster van Coen van Oven ver
meld ik; op het dakterras van Peizel,
de Avondschemering van Mej. A.
Pieck. Opnieuw erkent ge Coba
Kitsema (170 zie het rood !) als
een coloriste. die een afzonderlijke
plaats blijft innemen. Zóó is hier
natuurlijk Jan Sluytors tusschen d.e
andere schilders (191, 193). Van Mej.
Surie is het stilleven met kaas onge
twijfeld, ook om de kleur, n harer
goede werken. Ter Weeme's
eigenaardigen trant hervindt ge (228), een
naakt van Mevr. Osieck geeft haar
gewone vaardigheid te zien de
beeldhouwers behandel ik afzonderlijk
in een volgende notitie.
Toon Kelder, bij Buffa te
A m s t e r d a-m
Het werk van Kelder, dat nu bij
Buffa uitgestald is, is toch ook voor
anderen langzamerhand een bewijs.
hoop ik. geworden, dat de verdedi
ging daarvan door mij gedurende een
langen tijd en vi'.ór de anderen, geen
overijling was maar niets anders
dan een te volvoeren noodzaak.
Merkwaardig voor de (inwilligen moet
de verandering zijn, die in dit laatste
werk te bespeuren is; de colorist van
4; 1921 is weer teruggekomen, maar
singulier verrijkt en beschaafd gewor
den, bloemig of rijk van kleur, en zeker.
Het kan niet meer ontkend worden.
door wieri ook, die eenig zicht bezit,
dat we in hem een belangrijk en per
soonlijk schilder van naakten hebben.
Deze naakten maken of alleen het
schilderij, of /ij treden in
OomposiA. Plasschaert
E. Fernhout
ties" op. zooals de tonen optreden
in een melodie. Ik heb reeds meer
geschreven, dat deze composities, de
muzikale kleurcomposhies, de tegen
stelling vomien tot de ,,abstracte"
composities, die ons door velen worden
opgediend als het nieuwste taaltje
(het is merkwaardig hoe veel ten
achteren sommige modernen in. Hol
land zijn; minstens Y>n heele periode !)
De composities v.ari Kelder ontwikke
len zich uit een stcrk-rhythniische
kloursc'imeristolling tot een voorstel
ling van naakten, gedeelten natuur,
en gedierten. De kleur i» (['allereerste
hoofd/aak en deze kleur wil rijkdom
zonder overdaad zijn; /.ij is meer het
peinzen door een gelukkigen droom,