De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 7 januari pagina 9

7 januari 1933 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

«O. 2901 De {SrdéhèArnsVerflartirrier U4(i'°f ^ja'nükrï1933 Indië's nood K. W. L. Bezetner CHAMPAGNE KRUG&CO REIMS IN KWALITEIT AAN DE SPITs! AGENTEN FONNES & ZOON GRONINGEN Samen vattende beschouwing Zoo is dan onlangs de korte serie interviews die* eehige vooraanstaande Indische specialisten verleenden en waarbij de huidige status van ons Indiëvan verschillend gezichtspunt uit werd be licht, afgesloten. De beschouwingen van deze mannen, die allen zelf in Insulinde geweest zijn, «r werkten en nog dagelijks aanraking ermee hebben, loonden zeer de moeite en veel uit hun mededeelingen is aandachtige overpeinzing waard. JSr trof in welhaast alle bijdragen een onmis kenbare toon van diepen ernst, welke zijn oor sprong vond in het besef van een werkelijk be staanden nood van Indië. Hoe groot die nood is, schijnt onvoldoende te zijn doorgedrongen tot het moederland en toch is het zaak zich ook in Neder land te realiseeren hoezeer ginds de situatie ten ?ongunste is gekeerd. Het is inderdaad, zooals ik bij het eerste artikel schreef, dat de wereldcrisis heftig en onverwachts als een bandjir op Nederlandsch Indiëis aangerold, ?als een bandjir, die veel van wat in die verre gewesten onder welbewuste Nederlandsche leiding «n in grootschen stijl is opgetrokken, heeft weg gespoeld en stellig nog meer in niet te stuiten vaart ha\ meesleuren. Want schrijver dezer regelen ge looft niet (moge hij zich vergissen !) dat we in Indiëreeds over het diepste punt van depressie heen zijn. Er staan ons daar nog enorme moeilijk heden te wachten, omdat de finaucieele mogelijk heden zóó beperkt zijn geworden, dat de Regeering ?wel genoodzaakt is een politiek van afbraak te gaan voeren. In zekeren zin is zulks gelukkig, maar daarover dadelijk. Allereerst de nuchtere cijfers betreffende Indië's financieelen toestand, ?welke ons het volgende leeren. Aan inkomsten over 1933 kan men nauwelijks meer dan 300 miljoen gulden verwachten. Er is «chter in ieder geval nooiig 100 miljoen voor xente en aflossing van leeningen, 64 miljoen voor pensioenen en 150 miljoen voor bezoldigingen van liet gouvernementeele personeel, totaal 314 miljoen. Daze cijfers demonstreeren oas onontkoombaar duidelijk, dat Indiëis als een gekortwiekte vogel, die zijn vleugels niet meer kan uitslaan en die zich nog slechts moeizaam en op beperkte wijze vermag te bewegen. Het ware niet geheel billijk thans het verwijt te gaan lanceeren, dat er een voorzichtiger finan cieel beleid gevoerd had kunnen worden in den hausse-roes jaren vóór 1929. Nog daargelaten, dat de geheele opzet .van het staatsgebouw in principe onjuist lijkt, voorzag welhaast niemand welke ?economische ellende ons te wachten stond en de Indische Regeering was in ieder geval in goed gezelschap met haar royaliteit. Immers ook bij .-?wereldconcerns en groote ondernemingen van allerlei aard, met de knapste kopstukken als adviseurs, heeft men op ongekende en onvoor zichtige wijze uitgebreid, aangebouwd en voor raden aangelegd. Alleen en het is te merkwaardig om hiervan niet gewag te maken de Indische Regeering Ireeg van bepaalde zijde wel degelijk haar waar schuwing. Reeds van 1924 af, in de verslagen van ,,de Javasche Bank" liet de President van deze centrale bankinstelling zijn waarschuwende stem hooren tegen een financieel beleid, waarbij, zooals hij onomstootelijk aantoonde, steeds maar weer «p het vermogen van Nederlandsch Indi belangTijk werd ingeteerd. Zelfs in de goede jaren leefde de Landshuishouding boven de grens van haar inkomen en werden niet de minste leserves ge vormd. Zoo ergens dan dienen in Nederlandsch-Indië, n de huishouding zoowel van het land als van particulieren in dergelijke (abnormaal gunstige) jaren, reserves gekweekt te worden teneinde het aanpassingsvermogen in mindere gunstige jaren, welke onvermijdelijk zullen aanbreken, te ver gemakkelijken," schreef Mr. Trip in zijn verslag van 1927 over het bo3kjaar 1925?1926. Maar al de raadgevingen en waarschuwingen zelfs van een zoo bij "uitstek deskundigen voorlichter als Mr. Trip, sloeg de Indische Regeering in den wind en men ging steeds door de interne,positie van het budget verder te verzwakken. Met het onvermijdelijk gevolg, dat Indiëer thans stellig nog slechter voorstaat, dan indien de crisis het land in finan cieel gezonder toestand had getroffen. Hierover na te grübeln beeft echter weinig zin. Het komt er maar op aan of men in Indiëvol doende beseft, dat wat men nu ondervindt tevens een harde les inhoudt. Een les die leert en men zou het er in willen hameren dat men in de toekomst met beide voeten stevig op den weibeproefden bodem der realiteit geplant moet blijven. Grondig en klaar zal men zich voor oogen hebben te Stellen, welke verhoudingen men in de tropisch-koloniale samenleving heeft. Voor een juiste staatsbesturing van Indiëzal men, veel scherper dan men gedurende de laatste decenniën deed, een scheiding moeten gaan trekken tusscheii behoeften en capaciteiten van de groote massa der Oosterlingen aan de eene en de kleine groep der koloniale Europeanen aan de andere zijde. Om met de laatsten te "beginnen, geen enkele eerlijke Hollander zal voor zichzelf kunnen vol houden, dat hij voor den Inlander naar den Ar chipel trok. Wanneer het hem rechtuit gevraagd wordt zal hij moeten toegeven, dat hij ging om te trachten zich een behoorlijk bestaan te verschaffen. Dit simpele feit, dat wij koloniale Hollanders uit harde noodzaak in Indiëzitten, heeft het Gou vernement te voel uit het oog verloren bij het uitzetten van de lijnen van bestuurs- en welvaartspolitiek. Het leek er vooral om te gaan den Inlander politieke fraaiigheden te brengen en niet op zijn behoeften ingestelde maatregelen, die uitsluitend in een Westersche samenleving op hun plaats zijn. Een geheele, kostbare organisatie werd ingericht om een op de/.e bases en buiten alle realiteit staand kolonisatie-program te kunnen uitvoeren, een organisatie, die in feite vooral betaald werd door de groote Hollandsche en buitenlandsche cultuuren handelsconcerns. Hoe gevaarlijk deze opzet was blijkt thans, nu met een veranderde conjunctuur en alle parti culiere bedrijven op apegapen, het bouwwerk als een kaartenhuis dreigt ineen te storten ! Hoe hersenschimmig de doelstelling nu uitkomt dat met die ineenstorting de Inlander au fond niet ongelukkiger is geworden ! De echt gedupeerden zijn vrijwel uitsluitend te vinden, onder de Europeanen, werkzaam in de cultures, bij de groote handelshuizen, de importfirma's enz., of als ambtenaar. Voor duizenden van hen is de kans op een beter bestaan in Indi dan in hun moederland, ja zelfs de kans op een bestaan berhaupt in de tropen, wreed afgesneden. De inheemschen echter trekken zich thans voor zoover noodig, als slakken in hun huisjes, terug in de desa's, waar ze, worden opgenomen en kunnen blijven leven. Koude is er niet en ondanks de malaise", (een woord dat thans ook menige Inlander kent en op gerekte wijze uitspreekt) heerscht ei' onder de bevolking stellig geen. uit gesproken ellende. Het is deze situatie, die met alle misère welke er voor teleurgesteld Indiëen Holland mee ge paard gaat, een verhelderend inlicht moet geven, overduidelijk maakt wat direct te doen staat en den weg wijst voor de toekomst. Dadelijk noodig is afbraak van diverse deelen van het Indisch Staatsgebouw. Het woord afbraak, vour vele Indische specialisten een nachtmerrie, moet als een verlossing klinken omdat immers de opbouw indertijd niet volgens gezonde prin cipes heeft plaatsgevonden. Men heeft bij dezen opbouw, zooals we reeds zeiden, niet voldoende beseft welke fundamenteel^ verschillen er tusschen de Westersche en de Oostersche levensdesiderata bestaan. Om het diepe onderscheid duidelijk te maken doet men wellicht hut best een beeld te gebruiken en dan zou men leven en streven van den Westerling kunnen voorstellen door een stij gende lijn: er is individueel zoowel als maat schappelijk drang en streven naar vooruitgang' naar hoogerop, naar beter en meer. De lijn van den Oosterling echter verloopt horizontaal, er is een uiterst beperkt behoeftencomplex van een volk, dat onder den invloed van verschillende onnaspeurlijke en andere meer begrijpelijke fac toren als klimatologisch milieu, bijzondere denk wijze, aanleg, opvoeding en sleur, stellig niet onze brandende begeerte naar materieelen en geeste lijken vooruitgang kent. De zware taak van ons koloniaal bewind is om ? elk dezer groepen te brengen wat noodig is. Het laat zich aanzien, dat een geringer aantal Euro peanen dan voorheen een bestaan in Indiëzal kunnen vinden in die cultuur- en andere bedrijven, welke de crisis doorstonden en op den duur weer bescheiden rendeerend konden worden. Het Indisch Staatsgebouw nu zal eenerzijds voor de behartiging van de belangen van deze groep dusdanig geoutilleerd moeten worden, dat de in een zwaar klimaat hard werkende Europeaan bij gestaan en geholpen kan worden in zijn streven zich een behoorlijk bestaan te verschaffen. Evenzeer is de bestuurs- en gezagsapparatuur echter noodig voor zoover de Oosterling er werke lijk mee gediend wordt. Hiertoe en dit is een subtiel en moeilijk werk zal het oor nauwkeurig te luisteren moeten worden gelegd en /.uilen de reëele behoeften van den Indonesiër gepeild moeten worden, waarbij vooral geen Westersche maatstaf ware aan te leggen, doch liever aan de onbeïnvloede meening (als deze nog te vinden is !) van vooraanstaande, onbaatzuchtige Inlanders waarde ware te hechten. Voor deze dubbele taak moet een Staatsgebouw worden ingericht van bescheiden afmetingen, dat /.ooals oud-minister Colijn het uitdrukte, het voeren van een onbekrompen-bekrompen" huis houding mogelijk maakt. In feite zal er dus een geheel nieuwe organisatie moeten worden ge schapen, omdat de tegenwoordige topzwaar en onbruikbaar is voor de taak waarvoor ze zich gesteld ziet. Een organisatie, waarvan vooraf in groote lijnen de omvang vrij nauwkeurig kan worden vastgesteld en die dan, zooals zal blijken, een groot aantal ambtenaren en vele diensttakken en. bureaux overbodig zal maken. liet is de allerhoogste tijd, dat men inziet, dat er in Indiëafbraak noodig is, die in werkelijkheid opbouw beteekent en een dieper weg'/inken in het moeras van onbereikbare mogelijkheden en daarbij tevens een koloniaal staatsbankroet voorkomt. Nieuwe Uitgaven Chip. Op zoek naar geluk. A. J. G. Strengholt. Amsterdam. Als ik mij niet vergis zijn dit de samengebundelde bijdragen, die Chip eens in een van onze magazines stapelplaatsen der imbeciliteit publiceerde;. Die waren do vroolijke, kleurige, fladderende vlaggen op de modderschuit van bêtises, doorschoten met film"avonturen van een eigenwijzen, verwaten, mondainen scholier, door hem zelf op schrift gesteld, lot grinnikend plezier van wie zich verkneuteren kunnen met een gek" boek. Humor zonder schoonmoeders, vuile wasch, politie-agenton en dronkenschap. Mondaniteit zonder Hollywood, gedempt licht en Loeki's. Niet: de al of niet gedemasqueorde schoonheid. Evenmin: de brandende vragen des tijds door een belangrijk man in de leege arena's der publieke belangstelling- geworpen. Maar: oen frisch, geestig, tintelend en levend boekje, 'n Paar uur kneuterig plezier om /. jóveel dwaze dingen in een dood-ernsti!.je wereld. E. ELTAS LE CHAMPAGNE EN VOGUE JAGER-GERLINGS HAARLEM

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl