De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 14 januari pagina 1

14 januari 1933 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER Weekblad voer Nederland Onder hoofdredactie vai| A. C. Josephus Jitta Redacteuren: L. J. Jordaan, F. G. Scheltema en MlKann. Secretaris der redactie: G. F. v. Dam Keizersgracht 355, Amsterdam C. - Telefoon 37964" Postgiro 72880 - Gem. Giro G. 1000 Opgericht in 1877 No. 2902 Zaterdag 14 Januari 1933 Japansch intermitteerend amok Dr. M. van Blank|nstein ; Inhoudsopgave op p a g. 2 O Een volk in vertwijfeling Stap voor stap, met angstwekkende onverstoor baarheid, gaat het noodlot zijn gang. Er is iets luguber lachwekkends in de stompzinnige regel maat van de bewegingen. Japan lijkt in een auto maat van onweerstaanbare kracht herschapen. Het lijkt ons nog steeds onwaarschijnlijk, ja, ?op het oogenblik misschien onwaarschijnlijker dan ooit, dat wat er gebeurt volgens een vast plan wordt afgewerkt. Een vast plan schuilt veeleer in de remmende machten die het schókkeTige' van alle ^bewegingen veroorzaken, doordat zij t«r sterk zijn x>m niet te hinderen en te zwak «m d-ë-.stuwende elementen te weerstaan, Onïsympathie is voor de Chineezen omdat zij de aangevallenen zijn, wat wij ook verder op hen en hun gedragingen mogen hebben aan témerken. Maar-ons diepste mededoogen is met het Japansche volk, een volk in vertwijfeling, dat wij in zijn wanhoop wilden gevaarlijk om zich heen zien slaan. Japan, wij hebben het vroege? hier al betoogd, verkeert in tragische omstandigheden, meer nog ?dan andere volken, ondanks het feit dat zijn productie- en uitvoercijfers den schijn voortooveren van welvaart. Het is bezig uit te verkoopen zooals Duitschland in zijn periode van inflatie, en het is er in dit opzicht nog slechter dan Duitschland in die dagen aan toe, omdat 'het binnenslands zoo arm aan grondstoffen is, waardoor het alles wat het beneden den prijs verkoopt voor vollen prijs weer moet aanvullen. "Zijn boeren lijden honger en koude. Deze dingen vertoonen de volle tragiek, die zij in het niettropische Verre Oosten kunnen aannemen. Het stedelijk intellect wordt óf zelf door dezen nood getroffen, f is er innerlijk hevig door bewogen. Verbittering en drang naar een andere wereld orde vervult de denkende jeugd. De Japansche jeugd is nationaal en socialistisch, alles in Japanschen stjjl. In haar benauwenis tast zij naar ruimte die toch geen opluchting brengt. Dat was het begin van het Mantsjoerijsche avontuur. Wij hoeven er niet aan te herinneren hoe de militaire overheid ter plaatse het in bewe, ging bracht, hoe de regeering te Genève beter?schap beloofde, hoe de beweging tot stilstand gekomen scheen, hoe zij dan weer verder kroop, hoe de Japansche regeering opnieuw te Parijs beterschap beloofde, maar desniettemin, tegen deze belofte in, Tsjintsjou werd bezet; hoe de militaire expansie zich over heel Mantsjoerije uitstrekte in strijd met beloften, verzekeringen. argumentaties. Het is goedkoop te zeggen dat Tokio de mogendheden eenvoudig bedroog. Wie het drama nauwkeurig en met eenige kennis van land en omstandigheden gevolgd heeft, moest van de tragische en onstichtelijke worsteling een anderen indruk krijgen. Toen Mantsjoerije bezet was, zoover dit in de macht van de Japanners lag en de bezetting nog slechts werd beperkt door den tegenstand van de alomtegenwoordige Chineesche benden begon een nieuw hoofdtafereel. Dezen keer waren het niet officieren maar jonge ambtenaren die de zaak op gang brachten. Zij traden uit den dienst van hun regeering om, naar hun meening in hoogeren dienst van het vaderland, den staat Mantsjoe rije te stichten. Weer was er tegenzin, in ieder geval aarzeling te Tokio w.aar te nemen. Stap voor stap ging het proces ^verder. En, zooals altijd moest Tokio weer vplgen, ondanks aan vankelijk verzet. Zooals bij de bezetting van Tsjintsjou was er woordbreuk mee gemoeid. Want juist voor de publicatie van het rapport van de commissie-Lytton, die mede met goedkeuring van Japan was uitgezonden, erkende Tokio Mantsjoekwo. Het was een kras geval van onfatsoen, maar heel duidelijk van door de binnenlandsche omstandigheden afgedwongen onfatsoen. De Japansche diplomatep,; in Europa waren in een beklagenswaardige positie: zij moesten zich schamen over de wijze, waarop beloften, die zij hadden overgebracht en waarvoor zij menschelijk verantwoordelijk waren, te schande werden gemaakt. Maar nog minder verdroeg de nationale eer, dat zij de machteloosheid van hun regeering om haar woord na te komen" als verontschuldiging lieten gelden. De -Japanner moet voor zijn keizer en zijn land alles over hebben; ook beschaamde kaken. Men doet verschillende der betrokkenen onrecht als men meent dat hun Japansche glim lach geen schaamte en onrust maskeert. * ' *£ * -," Een oogenblik leken de omstandigheden wat te veranderen. De regeering begon in Japan, naar het scheen, krachtiger op te treden tegen de gevaarlijke hypernationalistische drijvers. Kr von den eenige opzienwekkende aanhoudingen plaats. Men kon in den waan gaan verkeeren, dat de regee ring werkelijk moed zou gaan toorien. De gebeurte nissen van de laatste twee weken hebben getoond, dat er nog geen reden is tot optimisme. De veldtocht tegen de prWvincie Jehol is daar van nog geen bewijs: want die hoorde thuis in een strategisch plan. De Japanners zijn vrij machte loos tegen de benden die hen in Mantsjoerije allerwege bestoken. Hun militair stelsel is niet bewegelijk genoeg voor deze guerilla. Een Japansch generaal verklaarde kort geleden dat de moderne oorlogvoering tegen de benden geen middelen bezit. Dat wil slechts zegden, dat het systeem, in den vorm waarin het door de Japanners is geadopteerd, op onverwachte situaties niet be rekend is. Japan kan zeker in de eerste paar jaren de benden niet door rechtstreeksche bestrijding klein krijgen. De bezetting van Jehol nu moet ervoor dienen, hen af te snijden van hun hulp bronnen in China. Ware het niet zoo, dan zouden de Japansche bevelhebbers wellicht kunnen meenen. aan Mantsjoerije zelf, dat boven verwachting groote militaire en financieele inspanning eischt, de handen reeds meer dan vol te hebben. Biüten dit program valt echter de bezetting van Sjanhaikwan. Hier heeft men weer de krachten aan het werk gezien die telkens den stoot geven tot uitbreiding van het avontuur. Eerst schrikt Tokio. Het kijkt de wereld een oogenblik beduusd aan en schijnt te willen beloven, dat het dezen keer toch een eind zal maken aan die eindelooze onbesuisdheden. De opmarsch komt onmiddellijk tot staan, draagt even het kenmerk van half werk. Japan stamelt de afgesleten verontschuldi gingen die men telkens heeft gehoord en die een Viooltjes Voortreffelijk» chocolade in den vorm van viooltjes. Een specialiteit. RINGERS Lef op den naam t niet-Aziaat daarom allicht uit schaamte niet meer over zijn lippen zou krijgen. Dan ziet men hoe steeds grooter krachten zich rondom het nieuw avontuur concentreeren. Voor de zooveelste maal wordt Tokio gedwongen tot adoptatie. Het gaat nog niet bijzonder vlot. Maar de lieden die het gaande willen houden zullen wel zorgen voor verdere voorwendsels en nieuwe bewegingen. Na de bezetting van Sjanhaikwan heeft, ? zooals gewoonlijk, de rem even gewerkt. Dat is weer spoedig afgeloopen. Men vraagt zich af waar dit heen moet. Op den spoorweg waarlangs de Japanners nu opereeren hebben de groote mogendheden een bezettingsrecht, dat zij niet uitoefenen. Desniettemin kunnen competentieconflicten heel gemakkelijk ontstaan. De Chineezen verzamelen troepen tegen deze beweging, waaronder troepen zullen zijn waar mede de Japanners wel degelijk rekening hebben te houden. Er is in China zooiets als een nationale beweging waar te nemen. De in onderlinge oorlogen alias rooversconcurrentie liggende generaals vereenigen zich. Japan eischt dat China alle troepenbewegingen naar het Noorden tot bescher ming van zijn land staakt, dreigt met maat regelen. De toestand is gevaarlijk. Hij is het gevaarlijkst voor Japan zelf. Wat heeft het daar in Noord China verder nog te zoeken ? Oeconomisch hangt het af van zijn uitvoer naar China en Amerika, liet schijnt dat de gene raals en jongere officieren, die de beweging opdrijven, dat van geen belang meer vinden. De eischen van het avontuur worden steeds grooter, Japan gaat voortdurend dieper gebukt onder de lasten. Voordeelen zijn er ternauwernood van te verwachten. Een veldtocht tegen het tegenwoor dige China doet in risico zeker niet onder voor een veldtocht in het Rusland van 120 of van 12 jaar geleden. Anders dan een daad van wanhoop kan dit niet zijn; of juister: een daad van de verblinding der wanhoop. Japan zal steeds moeilijker op te houden zijn, daar het zich zelf niet kan stuiten. Welke mogend heid zou lijf en leden van zijn onderdanen over hebben voor een poging om het tot staan te bren gen? Het loopt zich zelf dood in de weeke massa van China. Dit wordt te zekerder naarmate het dieper daarin doordringt. Japan kan minder tegen de mishandelingen die het China laat ondergaan dan het tegen dergelijke dingen uiter mate geharde slachtoffer zelf. Barbaarsch gaat Japan te keer. De Japanners willen door verwoesting imponeeren. Kennen zij dan zoo weinig van Chineesche geaardheid om niet te begrijpen dat dit onbegonnen werk is? Arm, van binnen en van buiten uit geteisterd China! Maar nog armer, want in veel grooter algemeen gevaar verkeerend Japan !

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl