De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 14 januari pagina 4

14 januari 1933 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

De'G'FOene.-Amsferdarrirrter van" 14 Januari 1933 N o. 2902 De electrische kaars Melis Stoke Teekeningcn door Harmsen van Beek Met open monden Een anonymus heeft mij een bij uitstek practisch en verbluffend eenvoudig geschenk gestuurd. Het is een electrische kaars. Ze is van dof metaal en staat op een voetje. Bovenaan zit een elect'isch lampje. Staat de kaats op tafel dan brandt ze niet, maar zoodra men haar opheft begint het electri sche lampje te gloeien en het verspreidt werkelijk een aardig licht. De geheele truc waardoor dit toestelletje ver schilt van de' gewone electrische zaklantarens, wordt gevormd door het contact dat met een i zwak veertje onder aan de voet zit. Staat de kaars ; op tafel dan wordt het veertje ingedrukt en scha kelt het contact uit, maar zoodra men de kaars 'opheft komt het veertje vrij, schakelt het contact in en laat het lampje ^branden. f*-. Ik ben nog nooit zoo blij geweest met een cadeau : en ik breng den onbekenden .schenker hierbij mijn hulde en dank. Maar, over hem h«en, gaan mijn gedachten uit naar het genie dat deze kaars heeft uitgevonden. Hij moet een man van zeldzame begaafdheid zijn. Om dit te beseffen stelle men zich eens voor wat er gebeuren zou indien ik met mijn kaars plotseling temidden van menschen uit de zeventiende eeuw geplaatst zou worden. Die zouden immers met open monden staan te gapen wanneer ze een kaars zagen die, zonder dat ze wordt aangestoken, begint te branden, en die vanzelf dooft wanneer men haar weer op tafel zet. Ongetwijfeld zou dit verschijnsel een veel geheimzinniger en tooverachtiger indruk maken dan wanneer ik die goede lieden zou ver schrikken met een gewone electrische zaklantaren. Want het kenmerkend verschil tusschen het eene instrument en het andere is, dat een zak lantaren hun zou voorkomen een uitvinding van den duivel te zijn, iets geheel nieuws en onheil spellende, terwijl de kaars zich aanstonds zou opdringen aan hun waarneming als iets welbekends, een kaars. Maar wat voor een kaars.... Een kaars met vuur en tóch weer zonder vuur. Een kaars die precies schijnt te raden wanneer ze moet branden en weer uitgaan, en die dat dan ook werkelijk doet. De grootste uitvindingen van deze wereld zijn nooit de heelemaal nieuwe dingen, neen, het zijn de geheel nieuwe variaties op een reeds lang bekend thema. Een vliegmachine verbaast ons niet meer, doch wanneer men ons plotseling zou bewijzen dat men met een fiets, dank zij een verbluffend eenvoudige verbeteiing, plotseling hoog door de lucht zou kunnen vliegen, dan zouden we de handen van verbazing in elkander slaan. verbluffend eenvoudig Er zijn altijd uitvinders aan den gang, maar zij die het meest op onze fantasie werken zijn toch steeds de mannen dij fietsen met vleugels er aan bouwen. We vinden de verbeteringen aan vliegmachines en luchtschepen natuurlijk zeer interessant, maar ze hebben toch nooit het sensationeel karakter dat ons treft wanneer we in de bioscoop iemand zien experimënteeren met een stel vleugels aan zijn rijwiel. Het kleinste sprongetje van den grond vervuït ons met grooter verbazing dan de langste vlieg tocht van de wereld. Zulk een verbijsterend wonder is mijn electrische kaars. Ik kan haar wel tienmaal opnemen, en telkens weer verheugd zijn over het feit dat ze inderdaad gaat branden. Over dit gevolg ben ik verheugder en enthousiaster dan ik zou zijn wanneer men mij zou toestaan om door het omdraaien van n knop in een electrische centrale de verlichting van een geheele stad tédoen ontbranden. Wanneer ik de kaars neerzet, en ze zonder dat ik blaas gehoor zaam dooft, klopt mijn hart van opwinding. Ik heb het gevoel dat de techniek, in deze simpele vervolmaking van het verlichtingsmiddel van onze voorouders tot in de grijsste oudheid, geweldige triomfen viert. Bij elk nachtelijk gerucht grijp ik naar de elec trische kaars op mijn nachttaf e), en zulks ondanks het feit dat ik een contact voor het licht vlak in de buurt en onder het bereik van mijn hand heb. . Het feit echter dat ik dan plotseling een bran dende kaars in de hand heb, waarmee ik mij door het huis kan bewegen, vervult me nog steeds met verbazing en bewondering, en met dienten gevolge een gevoel van dankbaarheid jegens den onbekenden gever dat in deze regelen bezwaarlijk voldoende tot uitdrukking is te brengen. verbazing en bewondering Nieuwe Uitgaven Karel Damme. Het Gezellenhuis. P. N. van Kampen z. j. Vier vrijgezellen van geheel verschillende gees telijke of zeggen wij liever: nerveuze-structuur gaan in n huis samenwonen, om te zien hoe dat afloopen zal. Dat is een onverstandig experiment. maar dat moeten zij weten. En dat de schrijver . van dezen opzet, die zeker tot iets goeds had kunnen leiden, niets heeft terecht gebracht, dat moet hij weten. De heer Karel Damme heeft zijn aardig onderwerp niet vermogen tot leven te brengen. En de vier vrijgezellen zijn houten klazen gebleven. wier zaagsel-zielen reageeren op alle ontroeringen en verrukkingen die des kleinen mans zijn. Eten is een belangrijke zaak n een aangelegenheid van cultuur. Brillat-Savaiin, Werumeus Buning en Saartje Vos zijn daar om u dit te bewijzen. Doch de eet-enthousiasmen van den heer Damme en zijn met- en vrij-gezellen (zij vormen een inte greerend en maatetaf -aanleggend gedeelte van dit boek) zijn uitingen van heiligschennis. De heer Karel Damme heeft een goed idee gehad. dat hij niet heeft kunnen uitwerken. De heer Karel Damme heeft menschen willen scheppen, doch ledepoppen gebaard. De heer Karel is sentimenteel en pathetisch geworden als hij beoogde dramatisch te zijn. (Zie de idem zooveel pagina's gemeenplaatsen, die het slot van zijn boek vormen.) Dit alles is niet erg. Doch de heer Damme is een verschrikkelijke burgerman. Zoo dit reeds niet door het ganseho boek blijkt, in het hoofdstuk Het Festijn" is het wel hél duidelijk. Dan zijn beurtelings de bewon derende verbaasdheid en de geniepige jaloerschheid aan het woord, die den man met de sous-pieds, het blauwe Zor>dagsche pak, en de bolhoed en het natje-en-droogje-op-z'n-tijd levensinhoud en klasse-strijd-doel geven. En ook dit is eigenlijk niet erg. E. ELIAS $uwe handen SÜUjfl Doos30en60ct. De maanzieke wereld (Slot van pag. 2) Tenslotte keert hij terug tot zijn punt van uit gang: de Chineesche mythe van den boogschutter, en in. verband hiermee tot de symbolische diere» rondom heilige bergen, die men zoowel in China, als op Zuid-Russische en Egyptische voorwerpen vindt afgebeeld. Zij hooren alle thuis in eenmaanmythologie, die China ongetwijfeld gekend heeft in den voor-oonfuciaanschen tijd. De maan-cultus. der oorspronkelijke primitieve jagers, later over gegaan in primitieve landbouwers en varkens hoeders, is nog later ook in de dorpen en steden overgeleverd. Maar de emblemen en symbolen daarvan hebben zich toen ontwikkeld en werden ook over andere godsdiensten" verdeeld, hetgeen in de hand gewerkt werd door het gelijktijdig bestaan van verschillende volkeren op het ne uitgestrekte grondgebied. Hoe gewichtig deze bevindingen van Hentze ook zijn, wij zouden niet gaarne de conclusies gemist hebben, die Kühn eraan vastknoopte en die hem de gelegenheid gegeven hebben, enkele gewichtige opmerkingen te maken over onze ver houding tot het primitieve denken. De diepste tragiek en wortel van de mislukking der moderne filosofie sedert Descartes", zegt hij, bestaat daarin. dat zij de werkelijkheid tracht te bewijzen; dat zij de verbinding tusschen denken en zijn, ctie voor den praelogischen mensch gegeven is, oplost en logisch opnieuw tracht te scheppen, wat onmoge lijk is. Maar onze tijd ziet, aan het einde van een nationalistische periode, als geen vroeger tijdperk de grenzen van het inzicht, daar hij de nutteloos heid heeft ervaren van alle streven sedert Des cartes om de werkelijkheid te bewijzen. De verhouding van ons denken tot de werkelijk heid is anders geworden, onze tijd heeft erkend dat de realiteit nooit bewijsbaar is en dat zij zooals Scheler het noemde het denken vooruitgegeven is. Hiermede nadert de wereldbeschouwing van onzen tijd wederom die van de primitieven, en zijn wij beter in de gelegenheid de praelogische geesteshouding te begrijpen dan het nationalis tische tijdvak der nieuwere filosofie." Eerst in deze epiloog wordt de cirkel volkomen gesloten, keeren wij terifg tot onze eigen tijd, tot ons eigen leven, komen wij tot een iets duidelijker erkenning van het eigen zijn, -?- hetgeen, hoe men het ook keeren wil, immers het einddoel is van alle wetenschap. VAN PERZI G R O O T E ZENDING KLEEDJES NAAR XMDER £ ZOMEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl