De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 21 januari pagina 11

21 januari 1933 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

f. l' iSCHOONHEID Harry van Tussenbroek's Nieuwe Poppen A.E.vandenTol Het spreekt haast vanzelve, dat Raedeck«r's kunst eene is fan een zeer verfijnde zinnelijkheid, van een zinnelijkheid van het fijnste grein, die oppervlakkig met den gemakkelijker naam van droom gesierd wordt. Bij Raedecker's kunst vloeien de vormen levend en welig in malkaar over, en zoo goed als nooit (niet is absoluut n) vinlen wij bij hem een fel tegen malkander stooten dtr volumnia, zooals dat van anderen beeldhouwers een -onophoudelijke lust kon zijn. Dit is weer romantisch en het versterkt de zekerheid van onze bepaling. Deze wordt nog meer versterkt door een overeenkomst met een bepaalde teekenaar, met E e d o n, _^^^^^. ^tn meester der rijkste ji^^^^^^^. ,,zwarten". Er zijn Zeemonster altijd beelden bij Eaedecker, die ons doen den ken aan den Satan van Bedon, den treurigen, gevallen Engel. Ook hier op de tentoonstelling was meer dan n beeld, dat dit duidelijk deed blijken. Een romantisch wezen is nooit gezond, zoo het tegen de mogelijke sentimentaliteit der zinnen niet het geneesmiddel van den humor en van de ironie bezit. Raedecker bezit dat middel en die gezondheid; een klein brons, waarschijnlijk door de meesten niet doorvoeld in zijn belangrijkheid, bewees ons dit. Maar bewees dit kleine brons Raedecker's gezondheid; een aantal koppen van -vrouwen gaf een doorloopend getuigenis van Raedecker's (romantische) zinnelijkheid. Deze kop pen zijn voor de meesten Raedecker ! deze vrou wen met het in wijde golving vloeiend vleesch, met de groote wenkbrauwen, met het breede hoofd en met het lachen, dat als een maan-geheim is (in een geelkoperen masker) zijn het type, het symbool voor hen van wat Raedecker vermag tn kan. Het is altijd eigenaardig na te gaan, wat de romantische beeldhouwer maakt, wanneer hij gesteld wordt voor een werk, dat niet enkel uit zijn lust en uit zijn verbeelding opkwam en bloeide, maar waar b.v. de eisch der gelijkenis, dat is van een gewisse bepaaldheid, natuurlijk is. Wij vinden van zulken Raeuecker drie bronzen hie-r. dat van Smeenge, dat van Mevrouw Raedecker en dat van Toorop. Het beeld van Smeenge is het geringste der drie; de kop van Toorop is het grootst; dat van Raedecker's vrouw is in zijn menschelijkheid (uitgedrukt ook door den stand van het hoofd) het dadelijk aandoenlijkst. Geen van alle hebben de grootheid van den kop dien hij eens maakte en die is als stolde het beginnen Denken in de volumina, in de d.onker-liggende oogen, in de felgemodeleerde vormen der jukbeenderen, in den geheelen geheimen vorm. maar zulke van buitenaf dwingender voorstellingen (de drie genoemde kop pen) zijn van groot nut voor Raedecker's voort gaan; zij verhinderen door hun dwang het te veel overvloeien bij een romantisch geaard kunstenaar zij toch zijn een kristal" isatie in een stroomend Al. PLASSCHAERT De nieuwste poppen van Harry van Tussenbroek Wat is de Pop? Speeltuig voor kinderen dikwijls; en dan wordt zij door fabrikanten die noch het Kind, noch het Spel begrijpen als dood massa-product aan de markt gebracht. Magisch, venerabel Object voor den primitieven mensch soms; en dan wordt zij uit innerlijke spanningen geboren, zet het bewustzijn met die Pop" van zich af datgene waar het, in de ver borgenheid tan zichzelf, angst voor heeft, om het, daarbuiten, al venereerend, in zijn wonderdadige werkzaamheid te leeren kennen.... Scheppingen een enkele maal ook van den overbewusten modernen kunstenaar, die op zijne, wijze in de Pop een verlossing beleeft; die in Haar tegelijk een hem bedreigende decadente oververfijning en overgevoelige wereldr?i«'W n het niet minder groote gevaar van een al te analytisch begrip, afreageert en in de overgave aan kinderlijk poppenspel zich bevrijdt. Wie de eigen wereld der poppen binnengaat komt in een rijk waarin een-vóór en een na-wereld verder zich opengeven dan in ons dagelijksch menschenbestaan; krijgt te maken met een apart soort leven en een apart soort menschelijkheid, die van óns leven en onze menschelijkheid zoowel de caricatuur als de verheerlijking, zoowel de versterving als de apotheose kan zijn. Hoogste Pop, zou men kunnen zeggen, is die waarin deze beide mogelijkheden tegelijkertijd zich opdoen, waar een oneindig ver stilde, maar ook ongehoord werkzame; een veel zeggende, maar nochtans zwijgende; een uiterst eenzame, maar tevens vertrouwde; een zeer mysterieuse, maar tóch gemeenzaam-humoristische Schoonheid in verschijnt en.... verdwijnt. Zij verschijnt voor hen die met poppen te leven weten; zij verdwijnt voor hen die ze allén maar furieus vinden, kinderachtig speeltuig waaraan de Mensch ontgroeid is.... Alsof die mensch ooit ontgroeien kon aan den Pias en den Heilige, aan de Caricatuur en het Symbool; alsof hij niet altijd een zwerver blijft op den grens tusschen de twee werelden van het onder- en het bovenmenschelijke.... Onder onze hedendaagsche kunstenaars is er waarschijnlijk geen die zooals Harry van Tussen broek met poppen, zijn" poppen, waarlijk te leven weet. Die zich zóó volledig aan hun eigen leven weet over te geven en hen tegelijkertijd zr',ó volledig boheerscht. Die ook bij het scheppen zulk een volmaakt evenwicht weet te bewaren tusschen het ,,vanzelfsche" groeien van zijn poppen uit het allereerste begin dat hem toevallig" wordt toegevoerd en de zeer bewuste vormgeving en ver sieringstechniek. Ik sprak in het bovenstaande van een vóór en na-wereld. Teneinde het poppen-oeuvre van van Tussenbroek te overzien en in zijn verschillende aspecten te onderscheiden, doet men misschien nog beter de teimen maan- en xonnewereld te gebruiken, al moet men ook aan deze termen niet Harry van Tussenbroek met een -van zijn poppe al te veel gpwicht hechten en hen niet tot uitgangspunt nemen voor al te zwaarwichtige beschouwingen. De ver leiding daartoe zou inderdaad kunnen opkomen, vooral als men in van Tussenbroek's werk naai' een verband met, en invloeden van de oude exotische" poppenkunst van Afrika en de Stille Zuidzee-Eilanden gaat zoeken. Het grootste deel der Afrikaners toch, waarvan de z.g. Negerplastieken afkomstig zijn, vereerde de Maan, terwijl de Zuidzee-eilanders, met hun dansmas kers en poppen, hoofdzakelijk een Zonne-cultus hadden en dit onderscheid in geestesinstelling zich ook, naar Eckai't von Sydow eenmaal opmerkte, spiegelt in het verschil tusschen hun kunst-uitingen. Kr valt misschien te zeggen dat dit Schoone Spelen aan van Tussenbroek vollediger, beterindeMaan-wereld dan in de Zonnewereld gelukt. Al zijn or dan. vooral in zijn laatste periode. Poppen ontstaan waarin beide werelden samenkomen. A. K. VAN DKN TOL Josep Granger o'N run Hitnna Klknn) Matroos (Kunstzaal Vecht, > ~ i *

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl