De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 21 januari pagina 2

21 januari 1933 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

De Groene Amsterdammer van 21 Januari 1933 No. 2903 De trage onsterfelijkheid Albert Helman PanI van Ostayen: Diergaarde voor kinderen van nn 1) Een kunstenaar die werkt om zijn eigen roem te kunnen beleven, levert in deze dagen meestal een treurig schouwspel op. Wanneer hij niet te dom is om ingebeeld te wezen, zal hij spoedig zoo gedesillusionneerd zijn, dat hij op deze aarde geen duimbreed grond meer vinden kan, waar hij zich nog gelukkig gevoelt. Maar denk niet dat de anderen, die alles inzetten voor de onsterfelijkheid omdat zij gelooven dat het werkelijk goede niet vergaan kan, er zooveel beter aan toe zijn. De roem van het nage slacht, jawel! Als de menschheid maar niet zoo vergeetachtig was, niet zoo volkomen in beslag genomen door het nu en uit hoofde van haar beste eigenschap, haar vitaliteit, juist heel slecht toe gankelijk voor al het voorbije was. Dichters, laat ons Pegasus tegen de bank spelen". De jonge poëet Van Ostayen die dit schreef, was alleen maar bij tijd en wijle een cynikus. HJJ geloofde heilig in dit parool, heilig genoeg om op Pegasus zijn leven in te zetten en te verspelen. Voor mij is hij nog altijd de belangrijkste figuur van zijn generatie, niet alleen uit Vlaanderen, maar uit geheel Nederland. Veelzijdig, origineel, onbe rekenbaar, ten uiterste gevoelig en toch altijd beheerscht door de controle van zijn verstand. Een kunstenaar in merg en been, krachtens zijn geheele natuur. Leefde hij vandaag nog, onge twijfeld zou hij mijlenver staan van de rationa listische, bijna schreef ik nihilistische, schoonheidsopvattingen van sommige vroegere vrienden. Men behoeft de schijnbaar onbeteekenende Brie ven uit Miavoye", die niet lang geleden verschenen zijn, slechts aandachtig te lezen om te kunnen vaststellen dat Paul van Ostayen toen reeds een heel andere kant uit wilde. Niet naar een zwijmelende, mystiekerige schoonheidscultus, maar wel naar een aesthetiek die zich niet door vaardige formule laat berp<ï«roeren; naar een buitenlogische. p: tlliitief-verf ijnde schoonheid. De enkelen die in de gelegenheid zijn het geheele oeuvre van dezen schrijver te overzien, zullen met verbazing bemerken, dat het grootendeels prachtig stand houdt bij de snel-wisselende literaire mode en het haastige verschijnen en verdwijnen van dui zenden kortademige beroemdheden. Men kan Van Ostayen's oeuvre grootendeels met stijgende belangstelling herlezen, en telkens weer als nieuw ondergaan. Dit lijkt mij een veilig criterium voor de ? poovere roem van een aanstaande onsterfelijkheid. Wat we dan onsterfelijkheid mogen noemen: het voortleven in de genegenheid en het enthousiasme van een paar aandachtige lezers, vier of vijf misschien, maar die in elke toekomstige generatie te vinden zullen zijn. Aan zulke schaarsche vrienden, die ook thans nog, zonder in heldenvereering te vervallen, bewonderaars wisten te blijven, hebben wij de bundel Gedichten en de twee bundels Kritisch Proza te danken, waarin zoo niet alles, dan toch het belangrijkste werd verzameld wat Van Ostayen op dit gebied voortbracht. Maar wat belet hun nog steeds om hetzelfde te doen met zijn creatief proza, met datgene wat belangrijker dan zijn Kritieken is, omdat zijn geest er veel spontaner, grilliger en verrassender in tot uiting kwam? Abstracte theo rieën, gelijk die gewoonlijk in kritieken vast gelegd worden, hebben op de lange duur alleen beteekenis in zooverre zij aan practische voorbeel den gedemonstreerd kunnen worden. De persoon lijke vernieuwing, het eigene dat men soms tever geefs zoekt in de kritieken, vindt men bijna altijd in het creatieve werk van Van Ostayen. Wie echter dit proza wil leeren kennen, heeft nog altijd zijn toevlucht te nemen tot een aantal kleine boekjes, hot en her uitgegeven, nu eens vodderig en onaanzienlijk, dan weer al te precieus haast. Wat het bundelen van het creatieve proza tegenhoudt? Het is niet mogelijk zich een geldige reden voor te stellen, want de onsterfelijkheid komt wel traag, maar onverbiddelijk; wie haar tracht tegen te houden, werkt haar daardoor vaak juist in de hand. Klaarblijkelijk is de uitgaaf van de Brieven uit Miavoye", een daad van piëtoit van Gaston Burmens die ook de verzamelde ge dichten en de kritieken verzorgd heeft. Bijna gelijktijdig verscheen bij een anderen uitgever De bende van de stronk", en ook aan deze editie zijn vriendenhanden niet vreemd gebleven, blijkens de frontispice van Florig Jaspers. En thans is er al weer een klein boekje van de pers gekomen, (het derde in n jaar dus !) getiteld Diergaarde voor kinderen van nu", dat een verzameling van allerlei korte prozastukken en een dramatische dialoog bevat. Keurig uitgegeven, maar toch nog een reden te meer om verwonderd te zijn over het wegblijven van het verzamelde creatieve proza. Het laatste boekje brengt ons Van Ostayen in al zijn kort-aangebonden, pétillante geestigheid. Slechts weinig bladzijden hebben hier het gezochte en geforceerde dat soms De trust der vaderlands liefde" of De bende van de stronk", en zelfs enkele stukken uit Vogelvrij" ontsiert. Deze Diergaarde" geeft bijna hetzelfde in proza wat Apollinaire's Bestiaire" in poëzie uitdrukt: een verwondering die groot genoeg is om zich tegelijker tijd aandoenlijk-teeder en brutaal-schertsend te uiten. Bij Apollinaire domineert het eerste; bij Van Ostayen het laatste. Wat lüer te vinden is, wordt door geen van onze jongere schrijvers op dit oogenblik overtroffen. Zelfs Van Ostayen ontkwam soms niet aan een zeker provincialisme dat als een vloek op bijna alle Nederlandsche auteurs rust. Niets daarvan valt echter in deze kleine prozastukjes te bespeuren. En dit vermogen om in zekere mate universeel" te zijn, is bij hem in de eerste plaats de vrucht van een harde zelfkritiek en een onbarmhartige zelf spot. Het is ook hot resultaat van een doorzien van deze -wereld, afgerekend hebben met al wat voor anderen nog hoopvol is. Een cynisme dat weer heeft leeren lachen, omdat het ook zichzelf ontrouw is geworden. Met een heele reeks citaten uit dit boekje zou het snelle, dichterlijke sarcasme van Van Ostayen gedemonstreerd kunnen worden. De kievit is een vogel die dure eieren legt. In valutazwakke landen legt de kievit niet meer." Het is in alle kortheid veelzeggender dan een uitvoerige boutade. Dat is ook de ne reflexie van Boudewijn, de ezel waarop Jezus de intocht in Jerusalem doet, die frissche bloemen op zijn weg gestrooid vindt: Daar zit iets achter," denkt hij. In eenzelfde boven alle kleinheid verheven blik ziet Van Ostayen den Duitscher als een zoogdier dat rond 25 December de nabijheid van een kleine denneboom opzoekt," en den Belg als een kalkoen die in de waan leeft pauw te zijn." Er zijn ook fragmenten van een prachtige ver beelding, als deze, van de wereld op Zondag: zoo geordend, dat het asfalt van de lanen overal eender glom en dat de schaduw zoo ver lag alsof hij niet bestond." Als uitdrukking van geconcentreerde beschrijvingskunst is dit laatste op het geniale af. Meesterlijk is ook de beschrijving van de sirenen, die door doove matrozen gevangen zijn, en in het scheepsruim met papavervocht vergiftigd worden. Hun schreeuw wordt hetloeien der scheepssirenes, die later ook door de fabrikanten voor hun arbei ders gekocht worden. Wat zij echter ook beproe ven, zij slagen er niet in.de sirenen tot dit klagende geloei te brengen, dat deze dieren aan boord van een schip uitstooten. Men vermoedt dat de sirenen, daar hun het laatste genot, de reuk van het zee water, ontbreekt, langzaam verkwijnen." Van Ostayen zal niet worden vergeten, al was het alleen reeds om de twee bladzijden die hij over De sirenen" geschreven heeft. In dezelfde bundel is ook nog een reeks korte stukken onder de verzameltitel Kluwen van Ariadne" opgenomen, die over het geheel gezochter, en veel minder zuiver geschreven zijn dan die uitDiergaarde". De Vier proza's" zijn strak ge houden en ernstig; ze vertegenwoordigen het zwaarmoedige en gedwongen expressionistische; aspect van dezen schrijver. Maar een daarvan, Lijnen", zou, anders bewoord, als model van eensurrealistische visie kunnen gelden. Telkens eni telkens blijkt weer, hoezeer Van Ostayen aan de spits van zijn tijd- en geestesgenooten liep. Het stukje analyse Tusschen vuur en water", en de dialoog Jus primae noctis" geven hem, in al hun onvolkomenheid en verfijndheid tevens, wederom van een geheel andere kant. Hij was nooit slacht offer van een systeem, zelfs niet van de theorieën die hij ijverig verdedigde. Tal van tegenstrijdige, onberedeneerbare tendenzen leefden in hem. Het» was juist hun botsing die hem telkens opdreef tot uitingen welke nog altijd uniek zijn in onze letteren van dezen tijd. Tot geladen, bijna waanzinnig gespannen proza-bladzijden, tot kinderlijk zingen, een gesublimeerde poëzie, dan weer tot groteske farces. Dit alles gevarieerd, verrassend en grillig als het leven zelf. Hoe beter men in staat is het totaal-beeld van. Paul van Ostayen te voltooien, des te meer komt men tot de overtuiging, dat zijn beteekenis tot nu toe onderschat is, terwijl hij in de toekomst een deimeest markante persoonlijkheden uit de Vlaamsch& na-oorlogsperiode zal blijken te zijn. 1) Uitgave De Sikkel", Antwerpen. Nieuwe Uitgaven Tiebbo Franken. Rond het Huis van den. Dokter. De barre U'inter. (Andrii's Bliiz. Amsterdam 1932.) Zoo'n schrijvende dokter met een hart van goud. die zonder de pretentie te hebben ..litterair" te zijn of zelfs te schijnen, babbelt over wat-na-ofin zijn drukke praktijk-uren aan schoone ver beelding in hart en brein geboren wordt en die dat dan vorm verschaft in een klein doch lijvig boekje, verschaft den boekbespreker wel eeiimoeilijkheid. Want die recensent heeft zóó dik wijls den schijn verwekt ofschoon het hem pijn lijk was een boek genadeloos ..ai' te kraken" omdat er niets in ademde van al het geweldige, liet meesloepende, het vervoerende wat er in. dezen tijd over en om ons raast, dat hij nu ook weer den schijn van inconsequentie op zich laadt als hij erkent door dit boekje gecharmeerdte zijn. Dokter Franken is een aarts-babbelaaien ergens heb ik hem vergeleken gezien met Justus van Mauiik en J. J. ('reiner. Mij dunkt dat zulk een. vergelijking in 1933 meer juist dan. vleiend is, maar tóch.... Is het niet wel eens hél pleizierig als na een dag; van inspannend werken een brave kerel bij u binnenkomt, breed-uit gaat zitten en u in zijn. vriendelijk gepraat wat mededeelt van de warmte en do vriendelijkheid dio in hem zelf is? En kon dczo zelfde gast indien ge toevallig in een andere stemming zijt en in rusteloozo on-vrede met het rustig menschenbestaan niot evenzeer prikkelend en irriteerend op uw zenuwen werken, mot wat dan weer onbeduidende beuzelpraat is?' Tjebbo Franken is bij mij toevallig op het wel kome oogenblik binnengetreden en met genoegen heb ik zijn vertelsel van don Barren winter", een zwerver met een gouden hart halfbroer van den Kruik en Panaït Istrati aangehoord. Toenzijn stem verklonken was in den rustigon avond, heb ik den dokter de hand gedrukt, want, evenmin als Van Maurik of Cremer, is hij een aansteller of een praatjesmaker. En is dat niet een verdienste van oen man, die genoeglijke verhalen Weot op te disschen? E. ELIAS Kon. Meubeltransport-Maatschappij DE GRUYTER & Co. DEN HAAG AMSTERDAM ARNHEM VERHUIZINGEN PER AUTO-TREIN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl