Historisch Archief 1877-1940
No. 2904
De Groene Amsterdammer van 28 Januari 1933
17
Radio en Grammofoon
Aanval op de fading"
L. J. van Looi
De houten 140 M. hooge
omroepmast van Breslau
De vervelendste eigenaardigheid
van de radio is het optreden van
fading". ledere luisteraar kent dat
verschijnsel, waarbij de fraaiste mu
ziek plotseling tot niets wegzinkt, om
even later weer op te komen. Tegen
dit verschijnsel, dat door de
KennelyHeavysidelaag wordt veroorzaakt (ge
deeltelijk tenminste I) probeert men
reeds sinds jaar en dag maatregelen
te vinden. Den laatsten tijd is men
in de/e richting al een heel eind opge
schoten.
In de eerste plaats is men tot de
konklusie gekomen, dat een gedeelte
van het verschijnsel niet op rekening
van de Kennely-Heavysidelaag kan
worden geschoven, omdat het wordt
veroorzaakt door niet constante uit
zending. J>e nieuwe zenders lijden aan
dit euvel niet. In de tweede plaats
heeft men thans eindelijk in de ont
vangtoestellen een schakeling kunnen
toepassen, die de fading" feitelijk
onWerkzaam maakt. Ik heb nu sinds
enkele maanden een toestel met f ad ing
regulatie in gebruik?een superhet
van Telefunken en het komt slechts
zelden voor, dat met dit toestel de
fading werkelijk hinderlijk wordt. Wat
thans lastiger is dan de fading, is
dat men sommige stations langs twee
wegen hoort, namelijk over de
Heavysidelaag n direkt n misschien
ook nog wel nadat de golven een
tochtje om de heele aarde hebben
gemaakt. Het gevolg is, dat die ver
schillende golven even na elkaar
aankomen, en daardoor een valsch
geluid verooizaken. Tegen dat euvel
lijkt^op het oogenblik nog niets te
doen.
Deze fadingregulatie bereikt men
in de toestellen op twee manieren.
De meest gebruikte en consequertste
manier is het gebruik maken van een
bijzondere lamp, die naarmate de
binnenkomende golven s* erker of
zwakker zijn, automatisch voor een
kleinere of grootere negatieve rooster
spanning van de hoogfrequentlamp
zorgt en daardoor de versterking
van de binnenkomende golven ver
groot, als zij zwak zijn en kleiner
maakt als zij sterk zijn. Deze schake
ling faalt natuurlijk, als de fading
zóó sterk is, dat er heelemaal geen
geluid meer over blijit. De tweede
schakeling is minder effectief, doch
aanmerkelijk eenvoudiger. Daarbij
wordt namelijk in den lang
frequentversterker een schakeling van
Lofting White toegepast, die óók de
geluidsterkte tamelijk op n peil
houdt. Er is natuurlijk een combinatie
van deze beide schakelingen mogelijk
en dat lijkt mij wel de fraaiste com
binatie, die men zich denken kan.
Voor zelf-bouwers is het echter
practisch zeer moeilijk om hiervan iets
terecht te brengen, omdat er inge
wikkelde berekeningen en metingen
voor noodig zijn. Wij zijn op een punt
gekomen, waarop de industrie inder
daad een voorsprong op den amateur
krijgt.
Wat ik hierboven besprak, geldt
voor de fading van ver-verwijderde
stations. Er bestaat echter ook een
andere tading, namelijk de doodge
wone afneming van de sterkte van
de zenders op eenigen afstand. Dat
wat wij fading noemen, is de variatie
van geluid, dat over de
Heavysidelaag tot ons komt - die hypothe
tische laag, die rond de geheele we
reldbol ligt en waartegen de radio
golven botsen en teruggespiegeld wor
den. De energie, die ons langs dezen
weg bereikt, noemen wij ruimtestralen,
en de golven, die direckt van den
zender langs den aardbodem ons be
reiken: bodemgolven. Die
bodemgolven nemen in kracht af, naarmate
zij verder van den zender geraken,
3:1 s gevolg van de absorbatie door de
aarde en wat daarop staat.
Aan de energie, die de zendstations
naar boven uitzenden, naar de
Heavysidelaag toe, is niets gelegen. Het
meeste van die energie gaat toch ver
loren, en is in ieder geval niet bestemd
voor de luisteraars, die hun lieve
Het nieuwe antenne-systeem van Lorentz
geldje voor hun eigen landszender op
brengen. Want de ruimte-energie gaat
meestal over de grenzen weg. Veel
belangrijker zou het zijn, als men er
in slagen kon om alle uitgezonden
- energie als bodemenergie uit te zenden
en zoodoende een grooter di rekte
werkings-sfeer voor den zender te
scheppen.
Aan dit probleem wordt eveneens
hard gewerkt en men is er al een heel
stuk mee in de goede richting geko
men. Men kent het nieuwe antenne
systeem van de N.S.P. voor den
298Meterzender. Daarbij gebruikt men
den stalen antennemast als antenne,
terwijl men er geen draden meer bij
ziet. De mast-zelf zendt uit, en de
afstemming var> de antenne wordt
ruw verkregen door een uitschuif baar
bovenstuk. In hoeverre door deze
antenne een betere sterkte worot ver
kregen, weet ik niet. Er zijn, voor
zoover ik weet, geen metingen met
dezen antennevorm ge/iomen, bv. in
vergelijking met de vroegere antenne
installatie. De ervaring in andere
landen spreekt er echter voor, dat de
nieuwe antenne een sterker en
uitgebreid.er krachtveld rond zich heeft dan
e oude vorm.
In Duitschland werkt men met
dergelijke systemen. De, nieuwe zen
der te Breslau heeft óók maar n
antennetoren en wel een houten toren
van 140 meter hoog. Men heeft hout
gebruikt om
absorbeeringsverschijnselen te ontgaan. Want in dien houten
toren hangt n enkele antennedraad,
die boven in den toren in een koperen
ring uitloopt. Die ring is niets anders
dan de draadg e vlochten bussen,
die vroeger de amateurs wel aan hun
antennes vastmaakten als zij voor
een lange antenne freen plaats hadden:
een kunstmatige vergrooting der ca
paciteit, die in het geval van den
Breslauschen mast 40 meter masthoogte
spaart.
Deze antenne moet volgens de be
rekeningen de ruimtestralen belang
rijk onderdrukken en de bodemenergie
dus vergrooton. Belangrijk zijn de
metingen, die op verschillende af
standen zijn verricht. Op 80 K.M.
afstand was op de oude antenne
(Marconi-systeem) de verminking van
het geluid door het samenvallen van
ruimtegolven en bodemgolven en door
de variaties van de bodemgolven var
l : 30 zoo groot, dat behoorlijke ont
vangst niet meer mogelijk was. Met
de nieuwe antenne waren de normale
sterkteverschillen niet grooter dan
l : 2, hetgeen practisch een stabiele
ontvangst waarborgt. Op 160 K.M.
verminderde de variatie van l : 50
met de gewone antennes tot l : .j, met
de nieuwe antenne. Eén ding bleek
met de berekeningen niet uit te komen.
Men kan met de nieuwe antenne na
melijk geen afneming van de
ruimteenergie constateereii, waarbij gezegd
moet worden, dat het hél erg moeilijk
is om daarvoor een constante maat te
bepalen. Zelfs het omschakelen binnen
een minuut van de oude op de nieuwe
antenne levert nog geen betrouwbare
metingen op.
De firma Lorenz heeft een ander
systeem ontwikkeld, waarbij rond een
middenmast een zestal nevenmasten
zijn geplaatst, de z.g. Flachenantenne.
De metingen aan dit antennesysteem
zijn met groote mauwkeurigheid ge
nomen en wetenschappelijk verant
woord. Op 45 K.M. afstand van den
zender blijkt bij 250 M. golflengte
in het algemeen de meetbar? variatie
van de sterkte te beginnen. Bij het
antennesysteem van Lorenz was daar
geen variatie bemerkbaar. Die variatie
begon pas hindeilijk te worden op
ongeveer 100 K.M. afstand, hetgeen
dus meer dan een verdubbeling van
de werkingssfeer van den /ender
beteekent.
Deze onderzoekingen zijn vooral
voor ons land, dat hot met twee
zenders moet doen en dat met den
298meterzender het heele land moet po
gen te bestrijken van groot belang.
De luisteraars, die op 110 K.M. af
stand van Hilversum wonen, moeten
de hierbij afgedrukte curve maar eens
bekijken en bedenken, welk een gelijk
matige ontvangst bij zulk een uit
zending mogelijk zou zijn.
N.B. De lezers, die naar aanleiding van
mijn artikel over televisie-ontvangst
door middel van een Braunsche buis
om nadere inlichtingen vroegen, zul
len schema's en prijsinformaties kun
nen krijgen van de firma Mfred Ludert.
De door mij besproken Braunsche
buis is Budicb-fabrikaat.