Historisch Archief 1877-1940
De Groene Amsterdammer van 28 Januari 1933
No. 2904
IJsvermaak
Melis Stoke
Teekenlngen llarmsen van Beek
De garderobe bleek in orde
Jong en oud, aldus stelt het spraakgebruik vast,
vermaakten zich pp de schaats.
Uitdrukkelijk wordt hier echter, en dit is be
langrijk, een uitzondering gemaakt voor de lieden
entre deux ages waaronder ik mij reken.
Desniettemin hebben zich talrijke menschen van
mijn leeftijd buitengewoon vermaakt op de ijsbaan.
Ik wil niet ontkennen dat ik mij ook heb ver
maakt, maar dit amusement was niet meer zoo
onbevangen en argeloos als het, naar ik mij zeer
goed herinner, in goede, oude dagen is geweest.
Het was namelijk vermengd met allerlei
bijfactoren die voor hen die zich in analoge
omstandigheden hebben bevonden, van waarde
zullen zijn. Mijn vrouw, de kinderen en hun
juffrouw, die nog allen jong zijn, bonden zich
juichende de schaatsen onder. Voor zoover ze
reeds vroeger op het ijs waren geweest zwierden
ze aanstonds weg als zwaluwen, en de zeer jeugdige
eerste beginnelinge bracht het er waarlijk aller
aardigst af.
Bleef de figuur van het imposante gezinshoofd
dat zich in welgeteld zestien jaren niet op een
ijsbaan bevonden had.
Voor hem lagen twee mogelijkheden open. Hij
kon zich, ten eerste, zonder schaatsen en in een
geposeerd winter-wandelcostuum naar de baan
Met een ku:asi-onverschillig air
begeven en aldus, van den kant, goedertieren het
schouwspel gadeslaan van zijn zwierend gezin.
Ongetwijfeld lagen daarin waardige mogelijkheden.
Hij kon echter ook mede op schaatsen gaan en
aldus een minder groote marge van leeftijd leggen
tusschen de zijnen en hemzelf.
In dat geval moest echter absoluut het geposeerde
winter-wandelcostuum achterwege blijven. Iemand
die zich niet al te zeker op het gladde ijs beweegt
is stellig waardiger, want minder potsierlijk, met
een muts in plaats van een bolhoed, met een
sweater in plaats van een stemmige overjas en met
plus-fours in plaats van bottines met slobkousen.
En aangezien men nu eenmaal gaarne jong is
met de jeugdigen, besloot ik tot het laatste. De
garderobe bleek, dank zij de destijdsche beoefening
van andere zij het ook minder hachelijke
sport, tamelijk wel in orde, en zooals ik mij met de
mijnen naar de ijsbaan begaf kon ik zeer zeker den
indruk maken van iemand die een behoorlijke
schaats reed, ja, zelfs lag er in mijn uiterlijk een
belofte van een zekere sportieve zwierigheid,
zooals er ook duidelijk eene reminiscentie in tot
uitdrukking kwam van een sportieve jeugd van
niet al te ouden datum.
Ik verheimelijkte, achter een schijn van ver
wachtingsvolle blijdschap, een gevoel van onrust
en onzekerheid, nu ik mijn, in een lange reeks van
jaren zeer toegenomen lichaamsgewicht weder te
Witte Curafao Sec
Cherry Brandy Menthe Gladde
Curafao Brandy
Stralend van vreugde op de krabbelbaan
balanceeren zou hebben op twee smalle, gladde
ijzers.
Op de vragen die mij gesteld werden omtrent
mijn vaardigheid op het ijs antwoordde ik met de
onverschillige bewering dat ik een middelmatig
schaatsje reed, juist voldoende voor een baantje en
zeer stellig genoeg ter begeleiding van de kinderen.
Desniettemin droeg ik er zorg voor dat mijn
eerste stappen op het spiegelgladde ijs geschiedden
buiten de hestreken ruimte van de blikken mijner
gezinsleden.
Met een kwasi onverschillig air liet ik mij de
schaatsen aanbinden, doch inmiddels hield ik een
schuin oog gevestigd op een in het ijs geslagen
paal die mij, bij het verlaten van den veiligen wal,
ecnig houvast zou bieden. Een tuimeling immers
bij den eersten aanvang zou demoraliseerend wer
ken, en ik was vastbesloten door auto-suggestie
aanstonds een gevoel van uiterste vrijheid en
gemakkelijkheid op het ijs te ontwikkelen.
Ik zag iemand van mijn omvang en leeftijd
droomerige zwieren maken, vlak voor de tribune,
en reeds vervulde mij een gevoel van afgunst,
toen ik hem plotseling, bij een dier onnavolgbare
bewegingen, een krabbelende dame pardoes op
het ijs zag gooien. Uit de onhandigheden van der
den putten wij kracht en zelfvertrouwen en van
die sensatie maakte ik gebruik om mij, schoon in
de hoogste spanning doch uiterlijk kalm en op
gewekt, naai' het ijs te begeven. Over den wallekant
strompelde ik, gelijk over den afgrond van zestien
jaren die lag tusschen mijn laatste baantje en het
nu volgend oogenblik.
Ik zette een schaats dwars op het ijs. hield,
voor het uiterlijk peinzend doch uiteraard als een
laatste stroohalm, de paal vast. . . . zette mijn twee
de schaats op het ijs en. ... stond. . . .
Waarachtig, ik stond, schoon met gespannen
beenspieren. . . .
Een oogenblik toen ik mij met mijn
rechterschaats afduwde scheen ik angstig te glibberen,
maar ergens diep uit mijzelf, kwam een reactie van
evenwichtsherstel. . . . een wonderlijk, jaren en
jaren geconserveerd bevel dat door mijn hersens
via mijn zenuwen werd overgeseind naar mijn
spieren.... Zoo luistert een oud cavaleriepaaed.
na jarenlange dienstbaarheid voor de groentekar^
naar het aanvalssignaal.
Een tinteling trok langs mijn ruggegraat. . ..
Ik moet de beenen hebben uitgeslagen, instinctief
de evenwichtspositie hebben teruggevonden uit
het oude arsenaal van ervaring. ... en daar zwierde
ik..
Of.... halt. . . . zwieren is wellicht teveel: ik
ging in elk geval voorwaarts met een weliswaar
niet gracieuse maar toch ook niet al te onzekere
wijze van bewegen. . . . Godlof. ... ik reed schaat
sen. ... Ik vond een kennis die mij, in ruil voo.
een borrel, beloofde een baantje mee te
voeremen zoo togen wij dan, voor het oog twee onbezorgde
heeren, met gekruiste handen de baan rond.
In pelsjas en met bolhoed ??
Nooit werd een borrel eerlijker verdiend. De
man schonk mij zelfvertrouwen en de illusie dat
de zestien vergane jaren mij onberoerd hadden
gelaten. Stralend van vreugde verscheen ik even
later te midden van mijn gezin op de krabbelbaan
. . . .plots, hier, de geoefende rijder te midden van
de beginnelingen. Ik beschreef een behoedzame
doch niet onaardige bocht om mijn vrouw en de
kinderen, informeerde opgewekt naar hun vorde
ringen en wilde mij jnist pijlsnel verwijderen, toen
een ellendige kramp in mijn kuiten opsloeg. Het
was een zoo vreeselijke kramp dat ik mij geen
moment bedacht en aanstonds op een bank terzijde
mijn schaatsen afbond. Ach, welk een
verlichtinggaf dat. Ik besloot met de schaatsen onder de
arm eenige oogenblikken te wandelen om de
kramp kwijt te raken. En juist drentelde ik zorge
loos heen, toen ik een kennis ontmoette in pels
en met bolhoed, zonder schaatsen.
Hij lachte hoonend en riep uit, dat hij althans
een eerlijker man was dan ik, hij, die durfde
demonstreeren dat hij maling aan de schaatsensport
had.
Mijn vertoog dat ik wel degelijk reed, maakte
geen indruk op hem en hij ging voort mij uit te
maken voor een veinzer. Vervolgens begaf hij zioli
naar het café....
Ik zelf bond in een stil hoekje van de baan mijp
schaatsen weer onder, en zette krampachtig mijn
oefeningen voort. Nu en dan verscheen ik hartelijk
knikkend aan de kinderbaan, reed daar eenige
behoedzame krullen en voelde mij vorderen. Hoe
ik er tenslotte waarachtig in geslaagd ben om met
vrouwen uit onzen kring baantjes te rijden, hoe
ik, met de tanden opeengeklemd, het ongemak
mijner verouderde beenen heb bezworen, verhaal
ik u een andermaal. . . .
WOLLEN DEKENS
6 ZOMEH