Historisch Archief 1877-1940
Lotte Lenja en W. Sokoloff als Jenny"
en de gevangenisbewaarder
BIOSCOPY
L. J. Jordaan
Pabst, de droomer
G. W. Pabst. Drel-Groschenoper"
Passage Theater, Den Haag
Op den bodem van Pabst's werk vindt men altijd
en overal: de droom. Het minst wellicht nog daar,
waar hij de droom in den banalen en populairen
zin zocht in Geheimnisse einer Seele" .... het
sterkst en nobelst zeker, waar hij uiterlijk het
verst van de droomafstaat?in ,,Kameradschaft".
Want Pabst droomt andere droomen dan Freud
hem in zijn psycho-analytische film wetmatig en
clinisch voorschreef. Zijn droom heeft niets van
doen met onderdrukte sexualiteit, met complexen
en onderbewustzijn zijn droom is simpelweg de
vlucht van den bevrijden geest, die achter en
buiten het uiterlijk der dingen de eeuwige waar
heden zoekt.... of wat wij, armen, daarvoor
houden. Zoo werd Westfront 1918" niet de schil
dering van den wereldoorlog in zijn platte, nuch
tere ellende maar de vlammende nachtmerrie
van een door het Geweld geslagene. Zoo was
Kameradschaft" niet de zakelijke, georganiseerde
propaganda voor internationale solidariteit, doch
veeleer een kreet van vertwijfeling tegen de
c^.uchemar van den Mensch in seinem Walm".
Zalfs Atlantide" poovere realisatie van een
goedkoop fantasterijtje bevatte dat droom
element in zijn hoogere beteekenis. Niet daar
alweer, waar men het zou verwachten: in de
quasimystieke catacomben van Antinea maar stellig
in de evocatie der woestijn. Deskundigen hebben
beweerd, dat de woestijn uit Atlantide" niet zou
kloppen met de werkelijke Sahara. Goddank
zoo lang Pabst nog niet is ge
adopteerd door de Vereeniging
voor Cultuur- en Leerfilms, zoo
lang mogen wij hopen op een
hoogere, dichterlijke bestemming
der film. Want Atlantide" gaf
ons zeer vermoedelijk niet het
beeld van het stukje Afrika tusschen den
zooveelsten lengte- en breedtegraad, maar het riep voor
onze herkennende oogen de woestijn op de
dorre, laaiende verlatenheid de hel der
onbeschutte eenzaamheid, die m onze meest luciede
droomen het leven zélf is^
Pabst, de Droomer, tastte hier naar reëeler
waarheid, dan het Sahara-gebied der cultuur- en
leerfilms....
FF Ook Drei-groschenoper" is een droom en ook
zij raakt inniger, waarder dingen aan dan de arme
lijke realiteit. Deze verfilming van de Beggar's
Opera" is al weer te oud, om als protest bedoeld
te zijn tegen de verleugening der amusements- en
operettefilms van onze dagen maar zij kan niet
temin met vrucht als zoodanig dienst doen. Hoe
vele abonnés' op de Herzen-", Liebes-" en
,,Wiener"-films, zullen in superieure minachting
de schouders ophalen over deze onwaarschijnlijk
heden" over dezen nonsens" ! Nee dan de
avonturen van den charmanten Prins van Puerilia
en de lieftallige Koningin van Infantalië.... daar
kun je tenminste de noodige touwen aan vast
knoopen touwen, die in deze wonderlijke, bange
en melancholieke droom allen steun missen. Bn dui
zendmaal aangenamer is het zeker zich te verlusti
gen in de kermisheerlijkheid van zulke kostschool
fantasieën, dan af te dalen in den grondeloozen
weemoed van het chanson der Tausend
Kanonen" of de simpele moraal der slotcoupletten
met een berustenden, wetenden glimlach en een
lichte huivering over zich heen te laten gaan. Het
is alles te onwaarschijnlijk, te triest en te waar....
Drei-groschenoper" is een droom in stem
ming, grilligheid en vluchtigheid. Men heeft er te
Parijs een vroolijke groteske" in willen zien
alsof men in een droom ooit vroolijk is ! Men glim
lacht af en toe over sommige burleske wendingen
der handeling, over een dwaze situatie, over een
puntig woord. Maar zooals in deze chimerieke
wereld van nauwe, schemerige straatjes en duis
tere, spelonkachtige vertrekken nimmer het klare,
ondubbelzinnige daglicht doordringt zoomin
breekt de onbekommerde vroolijkheid er in open.
Het is alles gedempt, somber, onwezenlijk.... maar
schrikwekkend nabij.
De inhoud, de handeling is hier wel het meest
onwezenlijke en minst terzake doende element der
film. Naverteld zou zij de absurde kruising blijken
van een groteske en een gangsterfilm. Wie zich
gaat afvragen of er omstreeksch '90 ind.erdaad een
Koning der Bedelaars" in Londen bestond en
hoe de corrupte politie-chef mag geheeten hebben
die is voor de eigenaardige bekoring van deze film
verloren. Zelfs de personages zijn vage silhouetten
schematische replica van den droomer-zelf. Zij
leven niet autonomer dan de draaiorgelpoppetjes.
waarmede zij vol beteekenis in den aanvang der
film vereenzelvigd worden. Maar ieder van hen
heeft een kern van primaire menschelijkheid en
tezamen vormen deze navrante schaduwen den
completen mensch Pabst.
In vele op/.ichten doet Drei-groschenoper"
denken aan Wiene's Caligari". De eigenaardige
schemerige halftinten van het opzettelijk primitief
en eng gehouden decor roepen onmiddellijk de
herinnering aan de eerste expressionnistische film
op .. . . hoewel, curieus genoeg, Pabst's milieu geen
enkele expressionistische extravagantie bevat.
Ook de capricieuse
gang der handeling
en de schematische
f ormuleering der
karakters (leefden
Ernst Busch als de Liedjeszanger
in Caligari" de figuren niet eveneens slechts in de
verbeelding van een fantast:1) toonen nauwe ver
wantschap met Wiene's werk. Maar het peil alles
dieper het is minder simplistisch en beweegt
zich op hooger niveau. Want terwijl in Caligari"
tenslotte de heele lugubere obsessie rustte op een
zuiver clinisch geval van verstandsverbijstering,
is Drei-groschenoper" de uiting van een peinzer
die iets wezenlijks tracht vast te houden achter
den uiteiiijken schijn der dingen. Dit is wel het
kenmerkende van deze filmdroom, dat haar
reacties nimmer veroorzaakt worden door de ge
beurtenissen en de handeling- der figuren op zich
zelf. Het is steeds een vage emotie, naast de
feitelijkheden in het film-complex opgeroepen,
welke ons op onverklaarbare wijze ontroert. Ken
prostituee schemerig fantoom tegen een grijze
vensteropening zingt een lied.... een lied
zonder concrete beteekenis. Maar het onzegbaar
leelijke en tragische masker verleent aan de
willekeurige ballade van het Schiff mit tausend
Kanone" de praegnantie van een eeuwen-oud
leed, dat wij meenen te herkennen uit dit of
uit vorige levens. Het beeld van een menigte
invalide paupers verrijst langzaam, maar
onweerstaanbaar voortschuifelend langs duis
tere wegen. Geen oogonblik heeft men de sensatie
eener tastbare, reëele verschrikking de figuren
zijn ternauwernood zichtbaar en het heele geval
mist in zijn half tragische, half-komische werking
iedere werkelijkheidssuggestie. Maar er schuilt in
dezen absurden schimmen-optocht een dreiging,
die in haar onbestemdheid oneindig beklemmender
is dan de meest ostentatieve massa-ellende.
In dit ijle gamma der grijze half-tinten drukt
Pabst stemmingen en emoties uit, die met de em
pirische handeling of geen óf slechts een
ververwijderd verband houden.
(Slot op pafj. 14)
Carola Neher en Rudolf Forster als
Polly
en
Mackie