Historisch Archief 1877-1940
De Groene Amsterdammer van
4 Februari 1933
19
Willetn de Geus
Teekeningen [J. V. l>oeve
Dit leek een opera naar mijn hart,
(ik had nog nooit een opera gezien)
want iedere zeeman heeft een open
por en oog voor zaken, die met het
zilte nat verband houden, al
kankertie steevast wanneer hij weer dek onder
de voeten heeft.
Dus trokken wij er op uit, om de
jongens eens lekker te zien visschen
en vrijen.
Het duurde vrij lang aleer de pret
begon, omdat talrijke menschen, die
naar hun kleedij te oordeelen, op
zeker gebied over een groote mate
van pienterheid beschikken, er nog
altijd niet achter zijn, dat de tijd
onverstoorbaar zijn gang gaat.
Enfin, ik had een prachtig gezicht
op het bovenste stuk van de harp,
dat boven de orkestbak schitterde en
dat me op de een of andere wijze aan
Koning Salomo en het Hooglied deed
denken.
Een armtierig mannetje ventte
met boekjes waarin alje gegevens
over de parelvisschers en hun uit
spattingen, in het Hollandsch en het
Italiaansch
geboekstaaf d ston ?
den. Het lukte
niet erg met de
negotie, ook niet
bij mij, omdat ik van verrassingen
houd. Daar ik met den stuinper te
doen had, wilde ik een gesprek met
hem aanknoopen, maar het bleek dat
hij er niet van gediend was.
Aan zijn koude, visschige oogen zag
ik dat hij bij de visscherij moest
hooren.
Ten langen leste trok het orkest er
op los met een soort muziek, die
eenigszins Oostersch aandeed maar toch
moeilijk thuis te brengen was.
Geen vleesch en geen visch.
De deuren van de zaal gingen op
slot en langzaam schoof het groote
tooneeldoek weg.
Tusschen een rotsachtig landschap
aan den buitenkant van een hollandsch
bosch stond een verzameling land
bouwers op zijn zondagsch met vele
lieve vrouwen in het wit, het hoogste
lied te zingen. In die kerels zat niet
veel leven, want ze bleven maar op
hun dooie gemak zingen. Een stuk of
wat meisjes, en heusch de kwaadsten
niet, hadden er gauw genoeg*van en
gingen uit arremoe op de steenen
zitten kijken hoeveel volk er in de
zaal was.
Totdat n, een heele mooie, er de
brui aan gaf en op een ingewikkelde
manier begon te dansen.
Ik zei tegen een meneer, die naast
me zat ik vind dit rare zeelui ?
doch hij keek me vuil aan en gaf geen
antwoord.
Een dame heeft me ingelicht en
verteld, dat het jagers waren.
Intusschen hadden de kapitein en die
andere Jan met de handjes zal ik
hem maar noemen elkaar gevonden.
Eerst niet vriendschappelijk, want ze
stonden nijdig te zingen en met hun
messen te donderjagen. Daar maakte
ik me geen zorgen over, omdat mannen
met groote monden meestal niet
steken.
Het kwam precies uit.
Na wat flauwe kul werden de
snijwerktuigen opgeborgen en gingen zij
elkaar op de schouders kloppen.
Op een weeëmanier; van voren
met de toppen van hun vingers en
op armlengte. Misschien kon de een
de lucht van den ander niet verdragen.
Die boeren vonden het eerst
prachEen armtierig
mannetje -ventte
met boekjes
Dddr werd nog eens gedanst
Knap maar koud.
Moest je die andere vrouwen zien
kijken !
De landbouwers vonden er blijkbaar
niets aan en bleven zingen. Toen
gingen de vrouwen gezamenlijk een
Schotsche" dansen, zooals er een
op de electi'ische piano ..in den Anker"
te Gent staat. Heb ik ook op gedanst,
maar daar ging het warmer toe.
Totdat er opeens van achter de
rotsen een zingende vent opdook.
Wat een stem had die kerel!
Kapitein Meinsma. van de
,,Elisabeth" had ook zoo'n stem, doch
beter verstaanbaar. De beste
praaistem van de heele nederlandsche
koopvaardij. Geweldig !
Dit scheen ook een kapitein te
wezen, hoewel zijn buik niet de goede
ontwikkeling had. (Xog te mager).
Dit werd echter weer goed gemaakt
door een afgezakt baardje, dat met
zoo'n snor als tegenwoordig wel meer
gedragen wordt, aan zijn kin en on
derlip hing.
Aanvankelijk dacht ik nu ko
men de geuzen in Frankrijk -~- want
die kapitein zette een rechte koers
voor de dansende vrouwen en zong
zoo daverend hard, dat hooren en
zien je verging.
En je kon merken, dat hem do
handen jeukten.
Maar het liep met een sisser af.
Toch vonden de landbouwers hem
een flinken kerel, waaruit duidelijk
blijkt hoe weinig xe gewend waren.
Even later kwam er een lange
sladood, kweelend als een nachtegaal,
het bosch uitloopen. Hij was zoo mooi
opgedoft, dat hij met zijn armen en
handen geen raad meer wist en er de
raarste fratsen mee uithaalde.
In de lucht dan altijd.
tig, maar toen ze merkten dat er
niets te halen viel trokken zij met
z'n allen het bosch in. Toch waren
zij zoo verstandig om de vrouwen
mee te nemen.
Teneinde den tijd te verdrijven
zongen de beide vrienden uit volle
borst verder en dat was zeldzaam mooi
als je maar niet naar hun handen keek.
De landbouwers schenen in het
bosch echter niet te vinden wat
ze noodig hadden, zoodat het heele
gezelschap weer opnieuw op de prop
pen kwam.
Aan de gezichten der vrouwen te
zien, was er nog altijd niets gebeurd.
Plotseling voer er eenige beweging
door een gedeelte van de volksver
zameling. Sommigen, tuurden met de
hand boven de oogen in de coulissen,
waar het pikdonker was, en de rest
werd daardoor zoo verrast, dat zij
van verwondering den mond sloten.
Uit de richting van de kleedkamers
klonk plechtig gezang.
Even daarna stapte een merkwaar
dige stoet het tooneel op. Een
pracht van een Gretchen, gesluierd,
behoorlijk uit de kluiten gewassen,
werd begeleid door een bisschop van
do Grieksch-Katholieke kerk. Twee
Sinterklazen sloten de stoet.
Al het volk stond met stomheid
geslagen; zelfs de vrienden werden er
stil van, zoodat de bisschop de kans
kreeg om zich te doen hooren.
Het duurt te lang wanneer ik ver
tellen moet, wat er toen verder ge
beurde, doch tot slot van dit ee.rstc
bedrijf kreeg de heele zaal de zogen.
Hetgeen verdiend was.
Zoodra die visscherman weer in
mijn buurt kwam, benutte ik <lo
kans om zoo'n boek over de
parolvisscherij aan te schaffen, maar voor
ik met lezen beginnen kon, ging het
licht weer uit en zagen wij den voor
hof van eeti Dorischen tempel in den
nacht.
(Slot op pag. 20)