De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 4 februari pagina 5

4 februari 1933 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No, 2906 De Groene Amsterdammer van 4 Februari 1933 De auto en de crisis Teekenlng van B. van Vlijmen Spreektaal Het kabinet van 1933 In het nummer van 7 Jan. j.l. bespreekt d hoofdrédacteur de regeeringsmogelijkheden na de aanstaande verkiezingen. Door hem wordt o.a. een zoogenaamde centrumformatie met als kern de A.B., K.K. en V.D. onder het oog gezien. In zijn betoog neemt hij de redeneering van den politïeken hoofdredacteur van het Vaderland over aldus luidende dat wanneer de heer Marchant de keuze isou hebben tusschen twee programma's, waarvan het ne, noch de nationale ontwapening, noch een hem passende sociale politiek, en het andere evenmin de nationale ontwapening, doch wel een hem passende sociale politiek zou bevatten, Mr. Marchant zou blijk geven geen staatsman te zijn, indien hij, voor deze keuze gesteld, het tweede programma niet boven het eerste zou verkiezen." Naanaaaijn meening stemmen velen op den V.D.bond, juist om haar principieel standpunt, intake de nationale ontwapening. Wanneer dit principe door de leiding zal worden verloochend ter wille van een of meer portefeuilles, zal m.i. menigeen niet meer op deze partij stemmen. Dat door den V.D.-bond zelf reeds rekening schijnt te worden gehouden aan deelname in een regeering op ge noemde basis, mag wel afgeleid worden uit de ver koeling die tusschen haar en de S.D.A.P. is ont staan. Nog een symptoom is in.i. de slappe hou ding van de kamerfractie betreffende de nieuwe verlaging van de ambtenaarssalarissen. Het is daarom wel van belang te achten, dat de leiding van den V.D.-bond zich vóór de verkiezingea-duidelijk uitspreekt, of voor haar, nationale ontwapening hoofdbeginsel blijft en zij mitsdien onder geen voorwaarde aan een kabinet zal deelnemen^mede gevormd door partijen, die dit stand punt niet toegedaan zijn. De eerlijkheid tegenover de ki^jers vereischt een openhartige uitspraak. Hulst 30 Januari 1933 J. H. CRENA. U1TERWIJK Schoolmutsen en straatpetten Het zal niet gaan, mijnheer Euplotes; dat met die mutsen voor de politici. Het is zoo af en toe al niet te vreedzaam in ons midden. De begrooting van defensie wordt elk jaar aangenomen wat er op wijst, dat er geen vrede lievende meerderheid is. Bovendien is de keuze van kleuren al te beperkt. Denkt u eens aan, wat een moeilijkheden met de zwarten, om in schilders idioom te spreken. Wij zouden er een binnenhuis architect bij noodig hebben. Ik heb nog juist naar aanleiding van de auto-tentoonstelling hooren spreken van een warm wit" en ik neem dus aan. dat men ook in het zwart de rioodige schakeering zou weten aan te brengen, al is mijn vrees groot, dat het den collega's en meer nog den kiezers en daar is het toch om begonnen zou ontgaan. Ook zijn er bij hen die ex-officio recht hebben op het zwartste zwart. Terwijl er verscheidenen zijn die al een aardig rossig tintje beginnen te krijgen ja zelfs een vuurroode voering hebben aan gebracht, want je kan nooit weten. Ik vrees echter, dat er weinig animo zal bestaan om dit voor St. Margriet in het openbaar te toonen. Ook komt het voor, dat men liever alles zou willen doen dan met een anderen zwarten broeder te worden verward. Denkt u zich er eens in, dat een kiezer in zijn onschuld dacht, zwarte muts is zwarte muts en bij vergissing op Aalberse in plaats van op Kersten stemde ? En dan niet te vergeten, de schakeeringen vuur rood, rood, roze? Hoe deze te verdeelen? En welke tint komt Braat toe, en Peereboom en Floris Vos? En last not least wat moet men met de liberalen aanvangen? Roze met zwarte ruiten ? Of omgekeerd ? Neen mijnheer Euplotes, u moet met een beter uitge werkt voorstel voor den dag komen, want zoo zal 't niet gaan. HET GOED GEMUTSTE KAMERLID Hildebraml-ged cnkte eke n Het dagelijksch bestuur van het Nationaal Comitétot stichting van een Hildebrand-Gedcnkteeken te Haarlem wenscht zakelijk het volgende op te merken naar aanleiding van het artikel in De Groene over het Hildebrand-monument: dat het Nationaal Comitébovengenoemd in 1914 heeft uitgeschreven een prijsvraag voor een in den Haarlemmerhout te Haarlem te plaatsen monu ment ter herdenking van Hildebrand; dat. rekening houdende met de door de Ge meente Haarlem aangenomen plaats, door de inzenders van de prijsvraag ontwerpen zijn gemaakt, waarvan door een daartoe aangezochte jury een ontwerp, vervaardigd door den beeld houwer J. Bronner bekroond werd; dat het Comitéhierop in 1916 aan dezen beeld houwer opdracht heeft gegeven met het vervaar digen van een monument een aanvang te maken; dat door den wereldoorlog en de gevolgen daar van het werk langen tijd weinig gevorderd is, totdat in Februari 1928 door het Comitémet professor J. Bronner een overeenkomst werd gesloten, waarbij laatstgenoemde toezegde, om de negen voor het monument benoodigde beelden binnen 3 jaar te vervaardigen, terwijl hij daarna nog een termijn van 2 jaar zou kunnen krijgen, indien naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders van Haarlem liet werk zoover gevorderd zou zijn, dat redelijkerwijs kon worden verwacht, dat binnen twee jaar het werk voltooid kon zijn; dat in Februari 1931 het Comitémet een ver tegenwoordiger van B. & W. zich overtuigd hebben dat het werk inderdaad in zeer vergevorderden staat was, zoodat B. & W. van Haarlem aan het Comit berichtten, dat volgens hun oordeel het werk vol doende gevorderd was om den termijn van twee jaar alsnog toe te staan; dat op dit oogenblik het Comitéplotseling1 bericht van B. en W. ontving, dat de plek, bestemd en aangewezen voor het monument, niet meer beschikbaar was, daar een nieuwe weg op dit punt de plaats voor het monument wegnam; dat sedert Februari 1931 het volledige ontwerp voor het monument in gips gereed staat om in steen uitgevoerd te worden, zoodra het gemeente bestuur van Haarlem een waardige plaats voor dit werk beschikbaar ?.al hebben, gesteld; dat het Comitéin volkomen overeenstemming met den beeldhouwer de tot nu toe aangeboden plaatsen als ten eenenmale ongeschikt afgewezen heeft en de beschikking heeft gevraagd over een plaats ten Zuiden van den Hertenkamp, tusschen Oranjelaan en Spanjaardslaan; dat de grootste meerderheid van B. & W. van Haarlem daartoe een voorstel heeft ingediend en het wachten thans is op de beslissing die de Raad van Haarlem op dit voorstel nemen zal. Het Comitévoegt hier ten slotte aan toe, dat ook de financicele regelingen van dit werk volgens bovengenoemd contract bepaald en uitgevoerd werden, dat de uiterst bescheiden middelen, be schikbaar voor het tot stand komen van dit monument, voor den beeldhouwer nimmer een beletsel zijn geweest, zich met volledige overgave aan dit omvangrijke werk te geven. Dat alle maatregelen in dezeu in volkomen over eenstemming tusschen het Comitéca den beeld houwer werden genomen. Naschj ift: Het maken van (gepaste of ongepaste) grappen is in Holland steeds een hachelijk bedrijf. Men is er geneigd de dingen te hoog en te zwaar te tillen ! Dat blijkt ook nu.... Dat daarbij echter aan den goeden naam van den beeldhouwer Bronner (dien ik niet ken, dus nimmer sprak eu tegen wien ik geen enkele grief koester !) in het geürang kwam dcor een ondoor dacht ingelascht citaat betreur ik ten zeerste. Dat was een grap welke, achteraf beschouwd, stellig to ver ging en, bij nader inzien, eigenlijk ontoelaat baar kan heeten. En daarom dus, ten volle: peccavi ! EUPLOTES

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl