De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 11 februari pagina 12

11 februari 1933 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

12 De Groene Amsterdammer van 11 Februari 1933 N o. 2906 De meesters van het G. M, Albert Heiman C. de Dood: Kort overzicht der Nedcrlandsche letterkunde. N.V. De Arbeiderspers Wat is het G. M.? Het is een patent van den heer C. de Dood. Verder moet ik u nog even in het onzekere laten. Aan de vruchtbare pen van den heer de Dood is een Overzicht der Nederlandsche Letterkunde" van ruim tweehonderd bladzijden ontsproten, en het lijdt geen twijfel, of er zal een leger van Nederlandsche vakgeleerden klaar staan, om hem. op de vingers te tikken bij al de onwetenschappe lijke fouten en lichtvaardigheden die hij daarin begaat. Ik mag dus gevoegelijk van elke bijdrage tot dit schoolmeesterachtige werk afzien, om de volle aandacht te vragen voor andere, oorspronke lijker eigenschappen van zijn boek. Hij heeft in dit Overzicht" onze letterkunde volgens een nieuw criterium willen beoordeelen, of feitelijk volgens twee criteria, die niet recht streeks iets met elkander hebben uit te staan. Het eerste is: de mate van haar bruikbaarheid voor de proletarische klasse, en het tweede is dat van het G. M. welks ontdekking den heer de Dood nog eens beroemd zal maken. Met het criterium van de bruikbaarheid komt de heer de Dood natuurlijk tot grappige ervaringen. Om een enkel voorbeeld te noemen: verreweg het grootste gedeelte van onze Middeleeuwsche literatuur is zuiver religieus getint; zelfs de Britsche romans en de Kaïelromans, en zelfs de meedoogenlooze satyre die de Reinaert is, ontleenen hun kracht aan hun godsdienstige ondergrond. Nu wordt de religieuze factor kort en goed als onbruikbaar door den heer de Dood verworpen, met het gevolg, dat in dit tijdperk alleen Maerlant en zijn navolgers er, vanwege hun duidelijk uitgesproken democratische ideeën, genadig af komen. En dan moet er natuurlijk met Maerlant, den Kruistochten-prediker, den theologiseerenden didacticus en Maria-zanger een beetje raar omge sprongen worden om een goed opruier en voorman in de klassenstrijd van hem te kunnen maken. Het heeft geen zin om te discussieeren over alles wat de heer de Dood in dit verband beweert; het is trouwens ook veel te aardig wanneer hij bijvoor beeld beweert over de geestelijke liederen ,,dat vele van deze liederen in het bijzonder voor de kinderen gemaakt zijn en ook in de kinderkamer thuis behooren," dan dat'men het zou wenschen te bestrijden. * # * Een groot bolsjewistisch literatuurhistoricus, Sakulin, liet eenige boeken na waarin hij demon streert op welke wijze men volgens Marxistische beginselen een sociologische literatuurgeschiedenis behoort te schrijven. Maar Sakulin was een buiten gewoon geleerde, die in de eerste plaats de dingen goed kende waarover hij schreef. Toen hij in een van zijn laatste werken, een meesterlijke Ge schiedenis der Russische literatuur", de middel eeuwen behandelde, wachtte hij zich wel, naar een oppervlakkige bruikbaarheid" te zoeken. Als historisch materialist trachtte hij juist de dingen in hun noodwendige onvolgroeidheid en hun verschijningsvorm als afspiegeling van tijd en milieu te zien. Hij heeft begrepen dat men het embryo niet mag vervloeken wanneer men het volwassen product wil zegenen. Hij heeft begrepen dat wetenschap en kunst eenerzijds, en politieke propaganda anderzijds, in wezen niets met elkaar te maken hebben, en het eene niet aan de decretaliën van het andere onderworpen mag worden. Sakulin had verantwoordelijkheidsgevoel en wist, dat men zelfs partijgenooten niet zoomaar iets mag wijsmaken, ook al kleedt men het met partijleuzen in. Hij wist dat men als mentor van ongeletterden dubbel wetenschappelijk, dubbel zoo eerlijk, dubbel zoo juist in zijn uiteenzettingen dient te zijn. De heer de Dood zou veel van Sakulin kunnen leeren, al was deze maar een bolsjewiek. Kortheidshalve wil ik nu nog slechts spreken over het tweede criterium, dat van het G. M. Het wordt al bij Maerlant toegepast, en loopt als Loitmotiv door het gansche boek, tot aan r1 e machtige peroratie* Ben blik in het woud", waarmede dit overzicht zoo verheven besluit. Deze nieuwigheid is het Groote Mededoogen", groot en mededoogen beide met hoofdletters. Kat is niet zoo gecompliceerd als het er uitziet; het is een soort van schibboleth, men behoeft een auteur slechts te vragen: Ken je het G. M.?" Zegt hij neen, dan loope men haastig door. Zegt hij ja, dan vrage men of hij bruikbaar is voor de S. D. A. P. Zoo ja, dan krijgt hij een eervolle vermelding met aanteekeningen; zoo neen, dan wordt er net zoo lang over hem gedelibereerd tot er niets meer van hem overblijft. Ik kan u snel aan eenige voorbeelden laten zien met welke resultaten de heer de Dood deze origineele literair-historische methode toepast. Bezat Maerlant het G. M., bij Ruysbroec vinden wij niets van dien aard vermeld, dan deze dubbel zinnige, bijna humoristische opmerking: hij moet in zijn tijd een ralksman zijn geweest." Na Maerlant moeten wij heel lang wachten voor het G. M. weer in onze letteren opduikt; het is zelfs niet bij Breero te vinden," noch bij Hooft die geen eerlijke vrijdenker" was. En bij Vondel wordt het natuurlijk weer een hachelijk geval, want als de heer de Dood eenmaal gesproken heeft over dien pummel van een Ohristerigod, die Vondel aan zijn veeleischende moraal had geholpen" (blz. 98), dan heeft hij feitelijk met een nog handiger gebaar dan Menno ter Braak den heelen dichter over boord gegooid. Dan helpt het weinig meer als hij hem later terwille van de Roskam weer tracht op te visschen. Trouwens, op stuk van zaken blijkt Vondel, onbekend als hij was met de utopistische geschriften van Thomas Morus, evenmin het G. M. te bezitten. Wij komen deze hoofdletter-kwaliteit het eerst weer tegen bij Multatuli. Bruikbaar is hij niet, aldus de heer do Dood, ,,al dweept bijvoorbeeld dr. V. M. Wibaut nog steeds met hem". Maar inzake het G. M. is hij onverdacht. Nog moet de Tachtiger periode zorder eenige kans van slagen doorworsteld worden, voordat de heer de Dood onder vrienden kan komen. Van Deyssel's opstellen over Socialisme, en zelfs Adama van Scheltema's Grondslagen" worden eenvoudigweg geïgnoreerd. Stellig vanwege de afwezigheid van het (J. M. Querido zal het wel hebben, ofschoon het niet apart vermeld wordt, want zijn oeuvre is een doorgaand, internationaal bevrijdingslied", (blz. 194) De twee andere groote figuren die slechts naast hem moeten worden genoemd zijn Frank van der Goos en Holland. De laatste vooral, hoort zeker in een literatuur geschiedenis thuis ! Onder de tijdgenooten krijgt de Dood natuur lijk zijn beste kansen. Ongeveer alles wordt snel weggemaaid. Wie niet met het G. M. geteekend is, gaat er even zeker aan als de eerstgeborenen der Egyptenaren. En nadat er een kerkhof vol lijken gemaakt is, ziedaar: ik ken onder hen slechts n uitzondering, slechts n werkelijke dichtergestalte," zegt de heer de Dood, namelijk: Francois Pauwels !" Zijn oeuvre bevat kostbare kiemen van het hooge mededoogen." (blz. 204) etcetera. Ik mag echter veilig aannemen dat de heer Pauwels een veel te schrander man is om riet eenigszins verlegen te zijn met deze decoratie op het slagveld, deze pompe funèbre. Ook Gorter wordt dan nog, in zijn latere dichterperiode althans als bezitter van het G. M. gekwalificeerd. Van Eeden die het had kunnen hebben, stelt teleur, maar gelukkig is daar nog Henriette Roland Holst die na haar jeugd geen letter meer heeft geschreven die niet in dienst stond van het G. M." (blz. 214). Dat zij de laatste jaren niet erg bruikbaar" meer is, dat schept natuurlijk alweer moeilijkheden. Maar de heer de Dood troost zijn leergierige partij genooten met een hoopvol Wie weet ?...." Een goed woord valt er nu nog slechts voor van Colleni. Dirk Troelstra, S. Bonn en de dames Vos. Het daaropvolgende hoofdstuk draagt de veelHildo Krop Kop (Tentoonstelling bij d'Audretsch) zeggende titel Het tooneel of liever: Herman Heyermans," en ik refereer slechts aan wat hier onlangs door mijn collega Henrik Scholte over Heyermans gezegd is. Uit het enthousiasme van den heer de Dood voor dezen schrijver, meen ik te mogen afleiden dat ook Heyeimans de geluk kige bezitter was van eenige aandeelen G. M. Daarna is er weer een heele tijd totaal niets, totdat wij eindelijk eeiiig G. M. kunnen aantreffen bij .... den heer A. M. de Jong, die al onze rea listische romanciers in de schaduw heeft gesteld ! Verder niets. Het is alles bijeen een schrale oogst, en het is een verre van appetijtelijk beeld dat de heer de Dood voor zijn partijgenooten van ou/.e letteren heeft ontworpen, tk zal er niet op ingaan in hoeverre zijn vermoedelijke definitie van hot G. M. verband houdt met de politieke beginselen waaraan hij zijn literaire inzichten dienstbaar stelt; het zou te ver voeren buiten het aesthetische tuintje waarin ik grasduinen mag. Maar het is goed te constateeren dat wij thans een nieuw literair criterium rijker zijn, en dat wij het (i. M. zooal niet vaak kunnen toekennen als brevet van grootheid, het dan toch, op de wijze van den heer de Dood, kunnen aanwenden om op discrete wijze iemands politieke bruikbaarheid of verachtelijkheid aan te duiden. Kr 7ullen zelfs boeren komen, die de schoften van hun koeien merken met de letters G. M.. welke mij helaas hinderlijk veel herinneren aan het Grand M .... van Ubu Hoi. Nieuwe uitgaven Ken alleraardigst boekje over Cactussen is ver schenen bij de N.V. A. Zwaan Jr?Zaadteelt en zaadhandel te Enkhuizen, waarin op populaire wijze een en ander wordt verteld over cactussen en vetplanten en waarin een handleiding wordt gegeven voor het zaaien en kweeken van cactusplanten. Het werkje is verlucht met fotos en teekeiiingen. Witte Curacao Sec Cherry Brandy M ent hèGlaciale Curacao Brandy

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl