De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 11 februari pagina 13

11 februari 1933 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

Ho. 2906 De Groene Amsterdammer van 11 Februari 1933 13 Beeldende kunsten A. E. van den Tol John Radecker bij Hninck A Scherjon, Amsterdam Het werd inderdaad meer dan tijd, dat men eens een min of meer volledige overzichtstentoonstelling van het oeuvre van John Radecker voor oogen kreeg. Dat met hem in ons land, waar de beeld houwkunst nooit goed heeft willen gedijen (al brachten de laatste 25, 30 jaar eenige verbetering !) een groot beeldhou wer, een beeldhouwer van formaat, opstond, dat was ook wel lang zamerhand tot het groote publiek door gedrongen. Al bleef dat publiek dan toch nog dikwijls voor zijn hier en daar geëxpo seerde vreemde vrou wen-profielen" won derlijke phoetale" mannetjes en paardjes" onwennig en lichtelijk verschrikt staan, zoo dat dit, doordringen" hier voornamelijk genomen moet worden in den zin van bij geruchte wel gelooven" of va gelijk Zelf bevroeden door de onwennigheid en vers.chriktheid heen...." Dat wij te vens in hem een fijn zinnig teekenaar en een, zich ook in het schilderij zeer direct" en zuiver belijdend" schilder rijk zijn, een kleine minderheid was het slechts die ook dit wist. Met de 22 kleine en groote beeldhouw werken, de 8 schilde rijen en 32 teekeningen, die men hier thans goed gehangen en geplaatst bijeen vindt, voor oogen, zal, neen moét nu wel voor een ieder die deze tentoon stelling bezoekt duidelijk worden, welk een zeldzaam zuiver kunstenaar we in Radecker, zoowel den beeldhouwer, als den schilder en teekenaar bezitten; welk een zeldzaam zuiver Droomer hier aan het woord is, een Droomer die, al onderging en kent hij de verfijningen der aardsche zinnelijkheid, waarin de volwas sene zijn oorspronkelijken Droom zoo dikwijls verliest, al wét hij ook van dezen verstandelijken tucht barenden. Geest, zijn hart zoo rein bewaarde, dat het zijn kunst regelrecht verband deed houden met den droom die door het kinderhart of door het hart van een primitieven mensch stroomt. Men mocht, vooral wat de beeldhouw werken betreft, in sommige perioden al eens de vrees koesteren dat deze kunstenaar 13 groote bewuste aandacht kreeg en behagen schiep in het archaïsche" element dat in zijn werken opkwam en dat hij daardoor aan onbevangenheid (deze kern van alle, nog zoo kunstige, waarachtige kunst !) zou gaan ver liezen, het werk van den laatsten tijd, hier met vele voorbeelden aanwezig, geeft vrijwel nergens meer eenige [aanleiding tot zulk een vrees. Wat Just Havelaar eenmaal over den schil der Radecker schreef, dit namelijk: Zeker kunnen wij ons een kunst denken, even diep, even ernstig, doch veel rijker aan vorm, veel machtiger volgroeid, maar niet kunnen wij ons een geestelijk gezonden" tijd denken, waarin Radecker (Kunstzaal Huinck & Seherjon) men voor den diepen toorn en de heiligen levenseerbied van zulk een uitbeelding ongevoelig zou zijn", haal ik niet alleen aan omdat het m.i. ten aanzien van Radecker's schilderijen (vooral enkele portretten) een volkomen waar woord is. maar ook omdat het m.i. voor zijn geheele oeuvre geldt, al zou men, wilde men deze algemeenheid" waar gaan maken, speciaal over het beeldhouw werk meer tot in détails moeten spreken. Ik volsta hier met deze algemeene karakte ristiek. Waarmede ik niet bedoel dat een bespreking van een aantal afzonderlijke nieuwe werken (ik noem van de beeldhouwwerken: het groote vrouwennaakt, de Tooropkop voor het monument in den Haag; van de schilderijen het groote naakt (torse), en de portretten van 's schilders vrouw en van zijn twee kinderen; van de teekeningen: de man met papegaai en de al wat oudere vrouwekop" No. 57) ook niet gerechtvaardigd zou zijn. Gerechtvaardigd in dieperen, in diepsten zin echter weer niet ! Sterker dan welke kunst ook spreekt Radecker's kunst toch voor zichzelf"; minder dan welke kunst ook behoeft zij eigenlijk" het ver klarend woord. Wie de Droom uitlegt en ver klaart", heef t aan de kunst, en zeker aan Radecker's kunst, die zoozeer zuivere Droom is, geen deel meer Jubileum tentoonstelling Alex Ilooiii bij Aalderink, Amsterdam. Onder de auspiciën van een Kere Comité. met den Amsterdamschen wethouder voor de kunstzaken aan het hoofd, wordt thans bij Aalderink een overzichtstentoonstelling gehouden van het werk van den onlangs 70 jaar geworden schilder Alex Boom. Men treft hier werken aan uit den allerlaatsten tijd en het retrospectieve overzicht reikt aan de andere zijde terug tot ISO!», waar het halt houdt bij het portret van R. W. J. de Vries .Ir. als jong sierkunstenaar voor zijn werktafel, dezelfde .K. W. P. dien men op de uitnoodigings-circulaire als bezadigd criticus aan het woord zi"t komen met de opmerking dat de jubilaris nooit die waardeering heeft ondervonden welke menig ander, bij milder kunnen, ten deel viel" en die tevens constateert dat Boom als impressionist begon. maar. waarbij eigenlijk roman tisch is aangelegd met een zucht naar symboliek, niet tevreden was met dalgene wat hij al te gemakkeljk bereikte. Het schilderen van een Alex Boom Zelfportret stilleven, van oen stadsgezicht, van een portret zelfs, dat hem vrij goed en vlot afging, gaf ten slotte aan zijn mystische natuur geen voldoende bevrediging." Ik haal deze zinsnede hier aan. nu bij dezen Inleider dezelfde vergissing aan den dag treedt, als waaraan de schilder Boom in zijn kunstenaarsbestaan kennelijk nogal geleden heeft. De vergissing is deze: dat het waarlijk niet ligt aan het stilleven, liet stadsgezicht en liet portret als zoodanig dat d i..j myslische natuur" r/,i"h naar (litteraire) ..Symboliek" en spi'ookjes"-verboeldingen keer de, maar dat het juist lag aan. . . . dat vrij goed en vlot afgaan !" Ware het Boom niet zoogoed en vooral vlot" afgegaan, maar was hij er met volledige overgave en verdieping op af gegaan (op deze ..simpele" reëcle onderwerpen namelijk) da.n, ik ben ei' zeker van, had werkelijk y.ijn mystischp natuur hier \olle bevrediging gevonden. Wie het bovenstaande; onvriendelijk" noemt voor den in zekeren zin inderdaad ..kranigen", nog steeds met enthousiasme werkende jubilaris, begrijpt niet dat ik hiermede grooter eerbied toon te bezitten voor het talent van den kunstenaar Boom, dan menig on-critisch jubileum-redenaar. John Radecker in zijn atelier

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl