Historisch Archief 1877-1940
Ho. 2906
De Groene Amsterdammer van 11 Februari 1933
19
Uit het kladschriit van Jantje
Croquante croquetjes
Alida Zevenbootn
Ik begrijp niet, zei van middag
op het voorbalcon -van Lijn 2 die
knappe wagenbestuurder met zijn
mooie snorren, ik begrijp niet, zei
hij dat ze der zoo'n drukte van maken
dat een stuk of wat van die
pindamannetjes er met een stuk oud-roest
van ons van door zijn gegaan" en
toen heb ik hem eventjes zijn vet
gegeven en hem de waarheid gezegd
en hem gevraagd of hij soms familie
leden aan boord had. U dan wel?"
vroeg hij en toen heb ik hem verteld,
en u herinnert het zich misschien
nog wel, dat bij de begrafenis van
generaal van Heutsz hier een detache
ment fuseliers uit Indiëwas en een
er van bij mij gelogeerd heeft en
was die eene niet een natuurlijke
zoon van den Inwendige? Onder
tranen had hij het me bekend dat
hij een misstap begaan had in den
Oost maar je weet niet hoe gauw
je daar toe komt, Ali, had hij gezegd,
in die warmte" en moet een mensch
dan haatdragend zijn en moet hij
niet vergevingsgezind zijn als het
hem zoo ootmoedig bekend wordt?
En toen heb ik dien fuselier bij mij
te logeeren gehad en het leek net
zijn vader, alleen in het bruine,
en wie weet of hij niet aan boord
van de Zeven Provinciën" is en
misschien Wel een van de raddraaiers,
want hij was nog al niet op zijn
mondje gevallen, en als het niet om
zijn vader geweest was, had ik hem
zoo de deur uitgezet, maar ik denk
toch ook wel eens: wie weet of hij
nu al niet op den bodem van den
Oceaan ligt als die torpedo van
meneer Rikus Colijn is afgevuurd
en u had die wagenbestuurder er
over moeten hooren dat meneer
Rikus den raad heeft gegeven het
schip desnoods in den grond te boren,
maar moest hij dat dan niet doen?
Is hij niet onze eenige krachtige man
tusschen al onze labbetdoetjes en
komt ooit zoo'n prachtige gelegenheid
terug om je kracht te toonen?
En de vrouwen en kinderen
dan van die officieren en onder
officieren die aan boord zijn? vroeg
die wagenbestuurder en wat zei toen
een meneer die naast me stond ?
Die zullen blij zijn dat hun man en
vader den heldendood sterft want is
dat niet het ideaal van eiken officier?
Dan hadden ze maar geen officier
moeten worden of denken ze dat het
officierschap alleen maar dansen is
en lekker eten en. drinken op fuiven
die de burgerij ze aanbiedt?
Ik heb dien vent eens goed aange
keken cii toen zei ik zoo langs mijn
neus
wegJammer dat u niet aan boord
is" en toen had u hem moeten zien
kijken.
Neen, ik houd van al die kwesties
niet en hoe minder herrie er op de
wereld is, hoe liever ik het heb en
toen zei een jongmensch in den hoek
die zijn haren net gekamd had zooals
de zeeleeuwen hun haar dragen zoo
glad achterover dat de Water
geuzen ook eigenlijk muiters waren
en misschien ergens in een kampong
een bruine Willem de Zwijger alvast
zit te zwijgen, en wat moet je daar
dan op zeggen en dan moet je je net
hebben laten bepraten door meneer
Stanislafski om een aandeel t je
Delitabak te koopen omdat de tabak,
zooals hij zegt, beslist naar boven
gaat en er altijd gerookt wordt, door
den een omdat het lekker is en door
den ander om andere gedachten te
krijgen en zou u het prettig vinden
als zoo'n aandeeltje niets waard
werd omdat de bruine Watergeuzen
uw tabak oppruirnen? Maar
intusschen ben ik toch maar blij dat ik
achter den Koninginneweg woon en
niet aan den kant van het IJ, want
stel je eens voor dat ze in Nieuwediep
ook amok gingen maken en naar
Amsterdam opstoomden en de stad
gingen platschieten? Meneer Wibaut
heeft wel gezegd dat hij met de muiters
niets te maken wil hebben maar ik
geloof dat de andere heeren van zijn
partij er niet zoo over denken on
wie zegt u niet dat meneer Oudegeest
weer eens zijn wilde haren hoort
groeien en nu het juist dertig jaar
geleden is van zijn algemeene werk
staking, aan boord van zoo'n schip
klimt en commandeert: Naar Am
sterdam !" Wat zou een mensch
moeten beginnen en ik heb pas de
eerste tage heelemaal laten behangen
want de muizen hadden nog al achter
het behang huisgehouden en krijgt
u een nieuw behangetje van meneer
Bruinsma? Ik was nog een kind van
een jaar of vijf toen de huzaren door
Amsterdam galoppeerden omdat de
Amsterdammers hun kennis niet wil
den hebben afgeschaft en ik weet wel
dat een tante van me, naar wie ik ge
noemd ben, door een half escadron om
singeld werd op de Weteringschans en i k
zal maar niet zeggen hoe ze thuis kwam.
En nu hebben ze me verteld dat die
Zeven Provinciën" eigenlijk net zoo'n
schip is als do Wassenaer indertijd bij
ons was en ik zie nog die jongens vande
Wassenaer voor me want wij hadden
een neef aan boord en wat een geluk
dat er in dien tijd nog geen
bolsjewikken waren en geen socialen want
het zou een klein kunstje geweest
zijn, denk ik, om die kwajongens
op te ruien en wat was er dan van
Amsterdam terecht gekomen en toen
hadden wij ook nog niet een meneer
Rikus Colijn en een generaal Duymaer
van Twist om het land te redden.
Ik hoop nu maar dat het allemaal
goed afloopt En nu moet ik nog
de heeren van de chocola- fabriek
West-Erisia" bedanken want ze
hebben mij een Enkhuizer Almanak
thuis gestuurd omdat ik er over ge
schreven had en toen ik er eens in
wou kijken wat voor weer wij van
den zomer zullen hebben, vielen
erbonbons uit en als soms andere
chocola-fabrikanten me op die manier
de zeven en twintig deelen van de
Gevloekte" willen thuis sturen
de heeren van de redactie hebben
mijn adres en ze komen er niet aan.
Bij SCHMIDT vindt ge betere
optiek en fraaiere modellen,
Geen monturen, die steeds hinderen
en knellen,
Niet bij d'eerste de beste, doch bij
SCHMIDT Urn bril dus gehaald,
Want 't is beter ten halve gekeerd,
dan ten heele gedwaald.
J. M. SCHMIDT - Opticien
Rokin 72 Amsterdam.
l
V