De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 18 februari pagina 13

18 februari 1933 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

No. 2907 De Groene Amsterdammer van 18 Februari 1933 13 Permeke Moeder en kind (1922) Schilderkunst A. Plasschaert De teekeningen en Ae schilderijen van Permeke hij Bnffa, Amsterdam Bij Permeke vinden wij twee wijzen van teektnen. Daartusschen bestaan overgangen en misschien zijn de meest grootsche teekeningen geteekend, als deze twee wijzen vereend zijn. Ik herinner mij van hem toch geen teekeningen van zulke bizondere macht als die eens in den Haag te zien zijn geweest bij Kleykamp en waar het in licht-endonker modelleerend teekenen vereend was met een teekenen, dat, vol scherpe drift, vol steile spanning, enkel in lijnen zijn heil vond. Deze teeke ningen waren voor de menigte het moeielijkst door den diepsten inhoud; de teekening in enkel lijnen, die pas in Amsterdam was, de Man en de Vrouw (No. 4), schijnt door de meesten niet opgemerkt te worden en niet geschat te worden naar haar beteekenis voor de schilderkunst van onze periode. Ik bedoel hiermee niet, dat zij de teekeningen, toen tertijd in den Haag, overtrof; ik bedoel hiermee, dat zij ongetwijfeld in Amsterdam als de be langrijkste Permeke moest gelden. De spanning in zoo'n lijn bij Permeke geeft aan de geteekende vormen (zie b.v. een duim met den nagel er van) een onweerstaanbare waarheid. Het is voor wie van lijnen geniet een niet te overtreffen genot, en het is voor hem, wien het om de dracht van een werk gaat en om den inhoud en op welke wijze die geteekend kan zijn een supreme les. De teeke ningen, op deze wijze gegeven, zijn bij Permeke dikwijls van de meest zilte ironie; voor mij is deze Man en Vrouw een sarkastische karakteriseering van het gehuwde Paar. Zij was hier, zóó niet ten eenenmale een unicum als bedoeling, een unicum van teekenende volledigheid. Zij is sterker dan de Bruegeliaansche Slapende Boer (Brueghel is een vroeger voorbeeld van wat het Vlaamsche ras nu door Permeke uit); zij is minder muzikaal in haar zwarten (dat spreekt van zelf) dan de Pikker (No. 1), maar zij is ten opzichte ook van deze twee, de meest onwrikbare. Het zou een aardige uitwei ding zijn en een ietwat spottende zou het worden, wanneer wij een voorstelling als de Pikker, den boer op het land bezig, eens zouden vergelijken met de affiche van Roland Holst voor de Wagnervereeniging. Nu zij toevallig samenhangen in POLROGER&CE LE CHAMPAGNE EN VOGUE JAGER GERLINGS HAARLEM dezen kunsthandel, blijkt Holst's door sommigen bovenmate geprezen aanplakbiljet niets dan een kleine conversatie over kunst" en Permeke's Pik kende Boer een waarheid omtrent het leven.... Maar wij zullen deze uitweiding niet vervolgen, zij zou ons herinneren aan het feit, hoe weinig revolutionnair Holst steeds was en hoe hij om moest zien naar anderen als hij toch zich zoodanig wilde toonen; hoe weinig daemonisch hij steeds was (Raedecker kan daemonisch zijn!) Wij zullen, terugkeeren tot den tweeden teekentrant van Pecmeke (daarvan zijn de meeste werken hier voorbeelden). Deze tweede wijze van teekenen is nooit als met een scherp-gepunt pot lood gedaan, maar met een materiaal dat gemak kelijk breed teekent niet alleen, maar tevens (en daardoor !) meer verwant is met het modeleerend schilderen. Van deze soort werk was er een groote serie (niet alle gezonden teekeningen zijn zelfs in de zalen tentoongesteld) en in deze serie vindt ge dikwijls niet den ironischen sarkastischen Permeke, maar dien anderen, dien ik u in een algemeener beschouwing geschetst heb, den schilder en teeke naar van den primitieven, meest noodzakelij ken arbeid, van den onophoudelijken arbeid om de oogst van de Aar.de en om den oogst van de Zee. Het spreekt vanzelf, dat in zoo'n groote serie niet alle teekeningen van gelijke waarde zijn, maar ook hier blijft koddig de weerstand van de vergeefskundigen, zooals b.v. van sommige teekenleeraars enz., tegenover Permeke's geweld, die in een licht en donker op n teekening meer inhoud geeft dan zij zelven kunnen ophoopen in, zooals dat heet, een langdurige loopbaan bij het openbaar onder wijs," welke langdurigheid tegelijk het bewijs is van hun armelijke onmacht. Wij zullen ten slotte nog even reppen van Permeke's teederheid. Ook deze teederheid is de elementaire, de primitieve en innigst-verbondene, die van de Moeder met het jonge kind. Deze teederheid vondt ge op deze ten toonstelling eveneens. Na de serie teekeningen, volledige en andere, die meer geleken op de bladen uit de schetsboeken van Permeke, zijn nu een dertigtal schilderijen te zien in den Kunsthandel Buffa te Amsterdam. Deze verzameling is zoo goed als met alle zorg ge kozen en zij vertoont vele schakeeringen van des schilder's schilderkunst. Zij vertoont Permeke ten eerste als n der felste coloristen van onzen tijd, als een der hevigste en als n der meest bewogenen om hier niet te schrijven, dat hij wel de schilder van deze dingen in den overtreffenden trap is bovenal en boven allen. En wie voor mij colorist zegt, zegt realist! Al is dit realisme bij Permeke nooit het leven in den zin van het alledaagsche, steeds is het dat in den zin van het daaglijksche en steeds herstelt Permeke in zijn realisme dit daaglijksche tot een doen der diepste, eeuwige daden. Dit maakt het werk van Permeke te moeielijk voor die geesten, die in de alledaagsche conven ties hun steun vinden en wier schilderkunstig? begrip (al zijn zij ook praesidenten van kunstcom missies) onmiddellijk verarmd is door het gebrek aan werkelijk leven in hen. De colorist Permeke' is een schilder vol spontaan geweld. Hij is als colorist zonder beperking; hij is als deze niet beperkt ! Hij heeft geen ingetogenheid, zooals dat heet, die voort komt uit armoede aan drang; hij heeft evenmin een grofheid, die een ander bewijs is van onmacht. Zijn spontaneïteit kan naar de innerlijke aandoe ning, die haar in hem opwekt, zich coloristisch op verscheidene manieren uiten. Dat hoort zóó, dat is logisch en vanzelfsprekend maar komt daar om bij de zwakkeren, gestremd als ze zijn, toch zelden voor. Wij vinden hier Permeke als een schilder van den zomer in een reeks van gescha keerde, geheel-volgehouden oranjes; wij vinden Permeke hier met den geheimen rijkdom van diepe kleuren in het dorpsgezicht met den stillen ruiter; wij vinden Permeke in een fontluikenden rijkdom van gele-groenen (No. 12) in het dorpsgezicht, dat even aan de Smet's toch doet denken; in de klin kende volgehouden bruinen van een boerderij; in de vlakker bruinen van een dorpsgezicht, waar de lijn een grooter deel dan gewoonlijk is van het schilderij; als een onvervaard schilder van wit ten" van een bewolkten hemel, als een verwonder lijk aanbrenger van witten achter een ploegerpaar; als een stoutmoedige, die rood en geel in n hemel vereent tot een rijkdom, en daarnaast als de teederder schilder van een zee en van enkle landschappen in grijzen en groenen, die door de Permeke (1921) vertrouwdheid van de meesten onzer met deze samenstelling zoo goed als niemand vreemd kunnen zijn, die noch een imbecil noch van kwaden wille is. Het spreekt van zelf uit het hiervoor gestelde, dat er in het werk van Permeke geen doode plekken zijn; de drijvende macht der spontaneïteit is veel te groot in deze hevig-aangedane, diepe natuur, die zich in een werk als No. 13 als een groot impressionist nog onmiddellijk doet gelden. Permeke is dus een belangrijk, zeer belangrijk colorist en hij is in zij n f eiste bui een buitengewoon teekenaar. Hij is persoonlijk in beide; in het kleurensemble zoowel als in den vorm dus het lijkt nuj dus ook, dat voor hem de naam past van de groote Verschijning in onzen tijd, die, dat ook spreekt van zelf, in zijn spontaneïteit het afgejakkerd intellectualisme vervangt (en niets was mér noodig) door de aanduiding der groote bronnen van de drift, en van het gevoel. Ook hier werkt Permeke's kunst op noodzakelijke wijze: hij geeft groot; hij herstelt wat wij verloren; hij geeft beteekenissen terug, die te loor gingen; hij herstelt wat wij de Bekentenis van het aardezware gevoel hebben genoemd; hij begrijpt de aarde van den grond af tot in den laaienden, open hemel. En technisch, is er hier, op deze tentoonstelling, en dat was ook te vinden op vroegere tentoonstellingen, merkwaar digs te constateeren. Dat is niet de zekere zuiver heid, die de grootste drift nooit verspeelt, (anders was hij niet de vernieuwende colorist, die hij is !). maar dat is, dat bij Permeke bepaalde omtrekken die hij gebruikt nooit als oncoloristisch" werken in het kleurgeheel; dat toch bepaalde lijnen, het kleurgeheel niet uit-elkaar rukken, maar het een bekoring te meer geven. En er is ten slotte nog iets, dat ik hier maar zal aanduiden. In ieder groot werk is iets, dat voor de meesten niet is aanwezig, en dat toch de werkelijke waarde er van is. Het is het geheime basement; het is het ontroerd gemoed, dat aan zijn ontroering de gestalte kan geven, die deze scheidt van alle andere gestalten van anderen. Het is het door den schilder voor eeuwig-geschapene, dat in het daglicht klaar getreden, toch nog vlagen over zich heeft van waar het kwam en ook vlagen over zich heeft van uit die streek tot waar het zich eenzaam verheft. Zij, die dit nooit ervaren kunnen, zijn de afgesnedenen van het Eigentlijke Leven.... Kunstbilel DORUS HERMSEN NI Kmterdijk 6 M? Doorloopende tentoonstelling van oude schilderijen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl