De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 25 februari pagina 1

25 februari 1933 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER Weekblad vóór Nederland Onder hoofdredactie van A. C Josephus Jitta Redacteuren: L. J. Jordaan, F. G. Scheltetna en M. Kann. Secretaris der redactie: C F. v. Dam f" Keizersgracht 355, Amsterdam C - Telefoon «37964 - Postgiro 72880 - Gem. Giro G. 1000 Opgericht in 1877 No. 2|08 Zaterdag 25 Februari 1933 Duitschland ^- een gevaar ?.. Het nieuwe bewind een economische bedreiging De Aufrustuiig een ge vaar voor den vrede Aanvankelijk zou men zich erover kunnen ver-wonderen, dat de Duitsche grootindustrie de Tianden ine3ngeslagen heeft met de agrarische Pruisische Junkers n met de, zonder twijfel revolutionnaire, nationaal-socialisten. Dat de Junkers opnieuw naar de macht grepen is zoo ?een wonder niet. Het ging om hun bestaan. Om liet wezen van het groot-grondbezit. Brüning was daarom ten val gebracht en evengoed Von Sehleicher. Ondanks alle Osthilfe", d.w.z. Rijkssubsidie niet behulp waarvan noodlijdende landgoederen gesaneerd konden worden, was het niet mogelijk h«t landbouwbedrijf in Pruisen op peil te brengen. Het eenige middel zien de Junkers in steeds hooger opvoeren van de tarieven op levens middelen, zoodat hun landbouwproducten binnens lands een beteren prijs zullen kunnen opbrengen. Ook onder von Sehleicher werd hun bezit be dreigd door het steeds weer opduikende plan, een deel van de industrieele werkeloqzen naar het land te doen afvloeien in daartoe op te richten land bouwkolonies, zoodat deze arbeiders een dak boven hun hoofd zouden hebben en in zekeren zin voor hun voedsel zouden kunnen zorgen. Maar daarvoor -waren onteigeningen noodig, die de Pruisische Heeren niet gaarne zouden zien. Tenslotte schijnt het met de toekenning der Osthilfe-credieten ook eenigszins vreemd te zijn toegegaan. Dit is nauwe lijks voor twijfel vatbaar en de regeering Sehleicher verleende publiciteit aan de in engeren kring bekend geworden feiten, die tot een schandaal dreigden aan te groeien. Zoo werd het ten val brengen van den generaal-kanselier een levensiwestie voor het Junkerdom. Maar hoe komt het nu, dat de industrie, waarvan ~wij West-Europeanen zouden zeggen, dat zij niet gebaat was bij een autarchisch streven der agrariërs, omdat daarmee de levenskosten der Arbeiders zouden stijgen en als vergelding tegen prohibitieve tarieven buitenlandsche afzet ernstig bedreigd zou worden, hoe komt het nu dat de industrie met deze agrarisch-protectionistische politiek accoord kan gaan? Dat is, voor dengenen, die den toestand in Duitschland kent, wel verklaarbaar. Nadat de economische ont wrichting langen tijd voortgewoekerd heeft en een scherpe daling van prijzen en loonen te zien heeft gegeven is er een zekere stabiliteit ingetreden. Wanneer de industrie zich nu reorganiseert en «concentreert op datgene wat er overgebleven is, ?de nationale markt, kan zij een stuk inloopen. De grondstofprijzen trekken den laatsten tijd overal wat aan. Het is dus tijd Om weer te beginnen. Het reservoir van werkeloozen is zoo onuitputtelijk. dat men nog steeds door kan gaan met het drukken van de loonen. Buitenlandsche concurrenten op eigen markt zijn in het algemeen uitgeschakeld. ?Zooals de stukken dus thans op het bord staan, bevindt de industrie zich ongetwijfeld in een Telatief niet ongunstige positie van zuiver ?cynisch en wellicht weinig verziend gezichtspunt bekeken. Zoolang men immers een arbeider niet meer loon behoeft te geven, kan het den fabrikant koud laten of de levenskosten stijgen tenzij hij bedenkt, dat bij een zuiver binnenlands georiën teerde markt juist alle arbeiders bijna alle klanten vormen. Het is duidelijk dat de industrie er op rekent, dat de grootste malaise voorbij is. Alleen op grond van deze praemisse heeft het aceijc.üuiet.de nationaalsocialisten zin. De onderlinge banden zijn intusschen reeds vroeger gelégd, roen rijke subsidies van de Schwer-Industrie het afexerceeren van de stormtroepen mogelijk maakten. Een half jaar geleden, ongeveer, was het echter met deze sub sidies gedaan en het stond zeer te bezien of ver schillende nationaal-socialistische organisaties ooit zouden kunnen teruggeven wat hun in den vorm van voorschotten was verstrekt. Ongetwijfeld heeft bij de industrie ook de gedachte voorgezeten, de nationaal-socialisten als vstakingsbrekers bij de hand te houden. Vandaar dje hechte.relaties met deze organisatie, die in haar partij-programma toch ongetwijfeld punten heeft die den fabrikant niet bijster welgevalig kunnen zijn als hij ze ooit au serieux mocht nemen. Ook van feudale zijde is de nationaal-socialistische beweging financieel gesteund. Zoo trachten crediteuren van beide kanten hun geld te redden. door den debiteur te helpen, zich boven water te houden. De werkelijke macht van Hitler is der halve betrekkelijk klein. Als Bijkskanselier kan hij niets doen zonder Von Papen en de eenige andere portefeuilles die zijn partij toegewezen heeft ge kregen zijn het ministerie van Binnenlandsche Zaken (Frick) en een kabinetspost zonder porte feuille (Göhring). Op dit oogenblik is de macht van Hitler alleen het raam, het schema, maar niet de inhoud van de polUiïke ontwikkeling. De symp tomen, van hoe ernstigen aard ook, als het afzetten van politie- en regeeringspresidenten en het wille keurig optreden tegen de kranten, toonen dat aan. Het zijn slechts verschijnselen van hoe er geregeerd wordt, niet van wat het programma is. * * * In werkelijkheid bestaat er op dit oogenblik in Duitschland een regeering van het Junkerdom en niets anders. De onaantastbaarheid van het grootgrondbezit moet verdedigd worden en deze wil van de in Pruisen heerschende kaste overheerscht alles. Het is niet de mentaliteit van vóór 1918 maar die van vóór '48. Natuurlijk kan men dat h.et Duitsche volk op het oogenblik niet precies zoo vertellen. Het staat daarvoor op een te hoog peil van ontwikkeling en het heeft in de naburige landen gezien dat het jaar 1918 daar niet alleen verouderde monarchieën heeft opgeruimd, maar ook het grootgrondbezit en de daaraan vastklevende middeleeuwsche verhou dingen, f In Duitschland was de Növemberrevolutie te fatsoenlijk. Men liet er de zaak zooals ze was en deinsde er voor terug, eigendommen aan te tasten. Nu de loop der dingen zóó wordt dat vanzelf blijkt hoezeer de feudale toestanden een econo mische onmogelijkheid zijn geworden, wordt alles aangegrepen om de aandacht af te leiden en het onheil der economische ontwikkeling af te wenden. De vondst zit hem in Wehrhoheit en de propa ganda voor den oorlog met Polen. Die propaganda heet het corridor-vraagstuk en is volkomen ge slaagd. Men houdt er in Duitschland ernstig rekening mee, dat de dienstplicht en de vorming van een nationale militie binnenafzienbarentijd, sommigen zeggen enkele maanden, zal zijn hersteld. Het door zetten van den eisch van gelijkgerechtigdheid ten aanzien van het ontwapeningsvraagstuk, de Wehrhohheit, d.w.z. het zelfbeschikkingsrecht in de vraag van bewapening-of-niet, heeft geen ander doel dan om te komen tot.... bewapening. Zooiets gaat er bij den Duitscher nu eenmaal in. Wat de corridor-propaganda betreft, het vol gende: ongetwijfeld is het een hinderlijk iets in commercieel- en verkeersopzicht, dat een smalle streep Poolsch grondgebied Oost-Pruisen scheidt van de rest van Duitschland. Aan het personen verkeer, per trein evengoed als per auto, wordt geen stroo breed in den weg gelegd. Maar de af scheiding blijft natuurlijk bestaan en die is hin derlijk. Intusschen is het wel merkwaardig dat het sinds het sluiten van den vrede nooit tot een behoorlijk handelsverdrag met Polen is gekomen. Het zou ook jammer geweest zijn en het gevolg zou wel hebben kunnen zijn dat diverse propagandistische argu menten niet goed meer bruikbaar zouden zijn en dat men n den loop der tijden zou hebben vergeten dat men in vroeger dagen langs onvervalschte Bijksduitsche straatwegen en spoorbanen nftar Oost-Pruisen had kunnen komen; zoo als wij vergeten fcijn dat wij sinds de afscheiding van Belgiëniet meer over eigen land naar Zeeuwscb. Vlaanderen kunnen gaan om de trouwe steden Axel, Hulst en Breskens te betreden. Een handige propaganda is er in geslaagd om van Oost-Pruisen een heilig huisje te maken, economisch zoowel als militair. Alles draait op het oogenblik om Ost". Een tol-politiek die de geheele wereld tegen Duitschland in het harnas jaagt, een binnenlandsche politiek die niets en niemand ontziet en die er niet voor terug deinst het open baar maken van knoeierijen door terreur en daden van geweld tegen te houden, een buitenlandsche politiek die op de ontwapeningsconferentie wel een formeele rechtvaardiging vindt, maar in werkelijk heid alleen ten doel heeft het eigen land zoozeer te agiteeren dat men op een gegeven moment niet meer terug kan en tot her-bewapening zal be sluiten voor de zooveelste maal blijkt Pruisen een gevaar voor de geheele wereld. En het Pruisische volk blijkt nog steeds niet genoeg te hebben van den neus van de kazerne laars. Deze mentaliteit beperkt zich overigens niet tot Pruisen alleen. Het is of de jaren van vóór den oorlog teruggekeerd zijn en de militairistische Hetze komt ge niet alleen meer tegen in de pers van rechts, maar zelfs vroeger bezadigde bladen als Komische Zeitung en Berliner Tageblatt kunnen zich alleen maar handhaven en het zijn tenslotte commercieele ondernemingen door mee te doen aan het strijdlustig nationaal gebral. De krantenmoraal staat overigens op een zoo laag peil als tot nog toe in Duitschland niet is voorgekomen. De publicaties, begonnen in het B.T., over dien in alle circussen gehuldigden laatsten krijgsgevangene" die uit een Fransch verbanningsoord terugkeerde, Paoli Schwarz, zijn er het bewijs van. Later is wel aan het licht gekomen dat deze heer heelemaal geen Duitscher was, maar een zwendelaar van Pransche nationaliteit, wiens vader reeds hetzelfde geweest was (beide) en die wel degelijk met den Franschen rechter had kennis gemaakt, maar volstrekt niet met een krijgsraad, zooals hij zelf had verteld. Maar toen bleek dat al zijn opgaven en verhalen valsch waren, is daaraan niet de minste ruchtbaar heid gegeven want al de bladen hadden zijn held haftig portret gebracht en dachten er niet over Frankrijk den propagandis^ischen dienst te be wijzen te vertellen dat zij er in gevlogen waren. Een soortgelijke blaam treft de Kölnische Zeitung, die een publicatie het licht had doen zien met tal van statistieken en bijzonderheden over de Fransche weermacht, natuurlijk rijkelijk en op windend geïllustreerd. Een belangrijk deel daarvan was gewijd aan een beschouwing over de militai ristische vóóropleiding van de Fransche jeugd. (Slot op pag. 2)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl