De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 25 februari pagina 7

25 februari 1933 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 2908 De Groene Amsterdammer van 25 Februari 1933 Wetenschappelijke Varia Mikroklimaat Dr. P. van Olst Het weer in zakformaat Een boerenkennis van mij werd door zijn genees heer tot herstel van gezondheid luchtverandering voorgeschreven. De vraag is of het van praktischen zin getuigt om aan een keuterboer een dergelijken moeilijk te volgen raad te geven. Maar de boer loste de zaak op door op een Zondag uit Zwollerkerspel, waar hij woonde, naar Hattem te fietsen, daar op een bank in slaap te vallen (zijn fiets omstrengelend met armen en beenen, tegen dief stal)- en naar zijn eigen mededeeling volkomen genezen te ontwaken. Hij was zijn verdere leven vol lof voor den goeden raad van zijn arts ! Het verhaal werkte steeds op mijn lachspieren maar nu ik van mikroklimaat" gehoord heb, ben ik wijzer en ernstiger geworden. Het mikroklimaat is een uitvinding van den Würzburger botanicus Gregor Kraus, die in 1911 voor het eerst onderzoek deed (en metingen) be treffende gegevens van bodem en klimaat op een kleine plek, om na te gaan hoe de samenhang was van deze gegevens met het plantenleven. Het is inderdaad niet te ontkennen dat voor de levens voorwaarden van vastzittende organismen, dus zooals planten, het klimaat van een werelddeel. van een land, van een streek zelfs niet zóó doorslag gevend kan zijn als de dikwijls zeer bijzondere klimaatsomstandigheden op en bij zijn onmiddel lijke groeiplaats. Het klimaat, zooals wij dit tot nu toe opvatten, is de gemiddelde invloed van lucht druk, temperatuur, vochtigheid, neerslag enz., die te samen het weer" samenstellen. Doordat bij het nemen van gemiddelden de uiterste afwijkingen allicht verdoezeld worden maar deze uitersten juist plaatselijk van grooten invloed kunnen zijn, is het te begrijpen dat voor het individu het klimaat, dat we makroklimaat zouden kunnen noemen, er minder op aan komt dan het mikro klimaat van de paar honderd vierkante meters, of misschien zelfs vierkante decimeters waar het individu onherroepelijk vast zit. Uit de uitgebreide literatuur, die over dit onderwerp ontstaan is, en waarvan Rudolf Geiger op de Septembervergadering van de Ges. Deutscher Naturforscher und Aertze een lezenswaard overzicht gaf, is het gemakkelijk een illustreerend voorbeeld aan te halen hoe veel het mikroklimaat verschillen kan van het makroklimaat. De windsnelheden, waar mee wij maximaal rekening te houden hebben loopen toch al gauw in tientallen meters per seconde; bij vliegend stormweer komen snelheden van 30 m voor. Voor Duitschland zal dit wel niet zoo heel veel anders zijn. Maar volgens metingen van O. Stocker behoeft in heel Duitschland geeneen kruidachtige plant (dus geen boomen natuurlijk !) een grootere windsnelheid te verdragen dan maxi maal 1.4 m per sec, een sterkte die nog maar even door ons te voelen is ! De gemiddelde windsnelheid bedraagt in het mikroklimaat der kruiden slechts eienige decimeters per seconde, wat wij tot wind stilte rekenen. - Z0o zijn er plekken waar door bijzondere om standigheden veel meer nachtvorst voorkomt dan normaal. Geiger vermeldt een boschstreek bij München waar op 38 van 61 nachten nachtvorst geregistreerd werd terwijl in diezelfde nachten in Müriëhen geeneen, buiten München slechts n nacht met nachtvorst voorkwam. Te verbazen is 't dan ook niet dat in dit bepaalde boschgebied met zijn eigen barre mikroklimaat de 30-jarige dennen nog geen meter hoog zijn, omdat jaar op jaar de nachtvorsten de jonge uitloopers vernielen. Wanneer krachtige wind, regen en sterke be wolking zorgen voor een goeden luchtmenging en gelijkmatige temperatuurverdeeling vallen de ver schillen in mikroklimaat niet zoo op als bij stil, helder weer, dus rustige lucht, die de warmteuitstraling bevordert; een gemiddeld temperatuur verschil 's nachts van 7 gr. Celsius op nabijgelegen plaatsen is dan wel gemeten en het spreekt vanzelf dat een dergelijk uiteenloopend mikroklimaat de planten sterk beïnvloedt. Talrijke voorbeelden uit de literatuur zijn bekend waaruit blijkt hoe de planten zich aan deze verschillen aanpassen. Maar ook de dieren ondervinden de mikroOntbinding der Tweede Kamer Teekenlng B. van Vlijmen Het Levende Lijk klimalische invloeden en reageeren erop. We zien bij allerlei weersgesteldheden de mieren van n kolonie voortdurend in actie om de poppen te transporteeren naar die plaatsen wier mikroklimaat op dit oogenblik gunstig is voor de ontwikkeling der jonge larven. Geiger meent nu dat men den invloed van het mikroklimaat op den mensch ook niet onder schatten moet al heeft de mensch de mogelijkheid, in de eerste plaats door zijn lengte dus grootere hoogte boven den bodem, maar in de tweede plaats door zijn bewegelijkheid zich te onttrekken aan mikroklimatologïsche invloeden Maar geheel zich eraan onttrekken lukt gewoon lijk niet. Een frappant voorbeeld is gegeven door het ongeluk in de Maasvallei in Dec. 1930 toen een dichte nevel zoo vervuild was door stoffen uit de zink- en superfosfaatfabrieken dat hon derden ziekteverschijnselen der ademhalings wegen vertoonden en velen stierven; reeds eer der in 1911 is iets dergelijks geschied. De be lemmerde lucht-circulatie in dergelijke nauwe rivierdalen maakt dat bijmengselen niet zoo spoedig door luchtverversching onschadelijk wor den ge- maakt, zoodat inderdaad hier de mensch hetslachtoffer werd van een ongunstig milroklimaat. Maar vooral in steden is door de opeenhooping der menschen n verandering in het mikroklimaat mogelijk, waarmee ernstig rekening te houden is. Het eerst is het mikroklimaat voor een stad nauwkeurig nagegaan door W. Schmidt voor Weenen, maar ook in andere steden is het onderzoek verricht. Typisch voor het stads-mikroklimaat is de kunstmatige verwarming, niet alleen door de huizen maar ook door de fabrieken. Wij Amster dammers weten immers ook best dat 's winters de nachtelijke temperatuuropgaven van het Stadswaterkantoor belangrijk hooger zijn dan in de buitenwijken en tuindorpen aan den gemeenterand. Opmerkelijk van het stadsklimaat is ook het mengen van den dampkring met stofdeeltjes en gassen die vooral bij stil weer boven de stad blijven hangen en van verre als een bruine nevel boven de stad zich vertoonen. Deze stof- en gasnevellaag verzwakt overdag de zonnestralen in vrij sterke mate, maar vermindert 's nachts eveneens het warmteverlies door uitstraling. Het gevolg is dat 's nachts de warmte blijft hangen". Maar geleide lijk dringt de koelere nachtlucht der buiten wijken naar het stadscentrum en tilt de warme lucht met de daarin zwevende stofdeeltjes omhoog, zoodat boven de stad een luchtlaag met vrij veel hooger temperatuur zweeft, die weerstand biedt aan iedere dooreenmenging van den dampkring. Deze stofniassa's geven ook veel gemakkelijker condensatiemogelijkheden voor den dampkring, zoodat als de lucht hiervoor rijp" is, de regenvorming bevorderd wordt. Maar bovendien heeft ieder stadskwartier, iedere wijk, iedere steeg haar eigen mikroklimaat, dat vrij standvastige eigen schappen heeft. Schmidt wil zelf s het mikroklimaat der woonruimte, der beroepen e.d. in dit weer kundig onderzoek betrekken. In ieder geval is de zaak van belang niet alleen voor de botanici, die ermee begonnen, maar ook voor de medici, die er zich nu voor interesseeren.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl