Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER
Weekblad voor Nederland
Onder hoofdredactie van A. C Josephus Jitta
Redacteuren: L. J. Jordaan, F. G. Scheltema en M. Kann. Secretaris der redactie: G. F. v. Dana
Keizersgracht 355, Amsterdam G. - Telefoon 37964 - Postgiro 72880 - Gem. Giro G. 1000
Opgericht in 1877
No. 2910
Zaterdag 11 Maart 1933
Dollars, guldens en het goud
Th. Ligthart
uit de geschiedenis
Hoover heeft het Witte Huis verlaten. Zijn
?opvolger vindt de rijke Amerikaansche maat
schappij in puin, op hem rust de taak nieuw leven
uit de ruïnen te doen opbloeien.
Vier jaren geleden ging Ooolidge en droeg zijn
opvolger een ^maatschappij over, die meende
eeuwige welvaart verworven te hebben. Nooit zou
meer een crisis de vreugde van het leven verstoren,
men was zóó goed economisch geschoold, dat de
toekomst in tabellen vastgelegd kon worden.
Vergissen was uitgesloten. Helaas, de groote leider,
die nu als ware Ridder van de droevige Figuur
verdwijnt, had vergeten om zelf ook een eenvoudig
handboek over de Political Economy te
bestudeeren en men is geneigd te betreuren, dat hij bij
zijn optreden niet een Pierson in vertaling ten
geschenke heeft gekregen. Wat .zou hij van de wijze
lessen van onzen verouderden" vaderlandschen
econoom veel profijt hebben kunnen trekken; hoe
weinig zou die gesmade veroudering hem hebben
gedeerd. Hun, die dit niet gelooven, zij aangeraden
Pierson weer eens ter hand te nemen; de lezing van
zijn werken is thans interessant, want men vindt
er de fouten, die alom gemaakt worden en die onze
.samenleving tot een debacle voeren, helder en
?duidelijk aangegeven. Het is jammer, dat Pierson
zoo weinig meer gelezen wordt en dat op hem zijn
eigen woorden over een groot Engelsen econoom
van toepassing zijn geworden, die men in zijn
Verspreide Economische Geschriften kan vinden:
,,Ricardo, naar men weet, is een schrijver, over
\vien ieder spreekt en dien schier niemand leest."
Ja, David Ricardo kan men tegenwoordig ook
weer met succes genieten. Deze scherpe denker
schreef zijn werken, toen de wereld ineenzakte
onder de crisis ten gevolge van den Napoleontischen
tijd. Men moet nimmer het woord van den Prediker,
die ons leerde dat er niets nieuws onder de zon is,
vergeten en dus bedenken, dat het goed is in het
verleden te zoeken naar toestanden, die gelijken op
die, waarin we thans verkeeren. Men zal dan ont
dekken, dat \ve aan zelfoverschatting lijden, als we
deze crisis de hevigste noemen, die ooit doorleefd
werd. Er zijn in de geschiedenis meer moeilijke
tijden geweest, er zijn meer groote fouten gemaakt,
en men heeft voorheen het goud ook weieens
losgelaten. Engeland financiert nu nog geen twee
jaren met een papieren ruilmiddel, ruim een eeuw
geleden bleef het pond van 1797-1821 van het
goud gescheiden. In 1810 verscheen het ,,Report
of the Select f'ommittee on the high price of Gold
Bullion", waarschijnlijk geschreven onder sterken
invloed van Mr. N. M. Rothschild; men was toen
bang voor inflatie, al kende men dit woord nog niet
in de economische wetenschap.
* *
*
Een aanval op de banken, zooals thans Amerika
doorstaat,is ook niets nieuws. In 1720 o.a. was de
befaamde run op de Bank van John Law in Parijs,
waarbij het volk in razende angst trachtte billetten
ingewisseld te krijgen: Law restait cependant. Il
regardait crouler son ouvrage. Les billets finissaient
<le s'éteindre." Men zong een wild opruiend lied:
Fran9ais, la bravoure vous manque;
Vous tes pleins d'aveuglement:
Prendre Law avec Ie Régent,
Et vous emparer de la Banque
C'est l'affaire d'un moment.
maar bleef, toen de duiten verdwenen bleken,
betrekkelijk kalm.
De geschiedenis kan ons veel leeren omtrent
crises en haar genezing en des te ouder de wereld
wordt, des te meer historie is er om ons tot voor
beeld te strekken. Daarom zouden we sterker
kunnen staan dan John Law in 1720, dan de Bank
of England van 1797-1821, maar het bedroevende
van onzen tijd is, dat we juist in dezelfde fouten
vervallen, waarin we vroeger de samenleving zagen
ondergaan. L'histoire se répète" houdt een
scherpe veroordeeling van de politieke leiders van
ons wankelend maatschappelijk leven in.
Alvorens iets te zeggen over den dollar en den
gulden, is het misschien niet overbodig een paar
korte opmerkingen te maken over het goudverkeer.
Er wordt veel geschreven over ons edel metaal en
over de betalingsbalans, maar dit is niet steeds
duidelijk voor leeken, die door den aard van hun
werkkring met oeconomische vraagstukken niets te
maken hebben en daarover dus geen studieboeken
lezen. Het woord betalingsbalans klinkt ingewik
keld en als men zoo'n balans in cijfers neerge
schreven ziet, lijkt ze heel geleerd. Het begrip is
echter dood-eenvoudig. Als men zich het
ruilverkeer tusschen twee landen voorstelt, denkt men
aan de uitwisseling van goederen en diensten tegen
goederen en diensten. In idealen vorrn neemt men
aan, dat land A de goederen produceert en de
diensten bewijst, waarvoor het het meest ge
igend is en dat land B hetzelfde doet, waarna men
overgaat tot een wederkeerige uitwisseling. Is de
waarde van hetgeen land A levert geheel gelijk aan
die van de leveringen van land B dan wordt de
verrekening door de ruiling afgewikkeld, levert
land A meer, dan blijft een saldo. Dit saldo moet
nu ook voldaan worden, want een betalingsbalans
is steeds in evenwicht. Dit kan op twee manieren
geschieden, óf het land A leent het bedrag ter
grootte van het saldo aan land B, dan wordt dus
kapitaal verplaatst of land B zendt goud aan
land A.
In het eerste geval zal land B in den loop der
jaren het geleende terug moeten betalen vermeer
derd met rente, het zal dus moeten zorgen, dat het
meer goederen en diensten aan land A levert dan
het van land A ontvangt, omgekeerd zal land A er
rekening mee moeten houden, dat het meer zal
moeten ontvangen dan het verzendt. Laten we de
diensten een oogenblik buiten beschouwing, daar ze
in den regel van minder belang zijn, dan blijkt dat
het crediteurenland meer zal moeten invoeren dan
uitvoeren, het debiteurenland meer zal moeten
exporteeren.
Als het land goud verzendt zal de transactie in
dit product vermoedelijk plaats vinden via de
Centrale banken. Circulatiebanken beschikken
steeds over een goudvoorraad, die als dekking
dient voor het circuleerende bankpapier. De wijze
van dekking is in verschillende landen verschillend,
er is echter in zooverre overeenkomst, dat wat
voor een ieder duidelijk zal y.ijn bij afnemende
goudvoorraden de circulatie moet inkrimpen,
terwijl bij stijgende goudvoorraden de circulatie
kan uitzetten. In het eerste geval moet de
circulatiebank dus haar credieten inkrimpen, in het
tweede geval kan ze haar credieten uitbreiden.
Inkrimping van credieten, eventueel gepaard
gaande met stijgende rente, leidt tot vermindering
van het zakenverkeer dus tot dalende prijzen,
verhooging van credieten met eventueel dalende
rente, geeft aanleiding tot prijsstijging.
Goudtransacties, zooals tusschen de landen A
en B plaats vinden, laten dus de prijzen in land A
stijgen en in land B dalen, daardoor zal automa
tisch de uitvoer van land A afnemen, de invoer
toenemen, terwijl in land B het omgekeerde
gebeurt. Op deze wijze wordt het evenwicht in het
ruilverkeer hersteld, zoodat het evenwicht weldra
zal bestaan zonder dat goudtransporten noodig zijn.
In deze zeer summiere beschrijving van de
werking van het goud in het internationaal ruil
verkeer is zeer belangrijk, dat blijkt, dat
crediteurlanden bereid moeten zijn goederen en diensten te
ontvangen. Amerika was vóór den oorlog kapitalen
schuldig aan Europa, zoodat het economisch leven
ingesteld was op den export van goederen, Naden
oorlog waren de bordjes verhangen Amerika
moest dus importeeren. Hierop was de structuur
van de maatschappij niet berekend en een ombouw
zou noodig zijn geweest om haar in staat te stellen
de betaling der uitstaande vorderingen in goederen
te aanvaarden. Zoo'n ombouw zou natuurlijk vele
bedrijven, die vroeger gebloeid hadden, overbodig
hebben gemaakt, daartegenover zouden echter
andere bedrijven hebben kunnen verrijzen. Een
dergelijke aanpassing vraagt slachtoffers, en
daarna organisatietalent en beleid.
Amerika schrok voor den ombouw en zijn
slachtoffers terug en bleef zich op uitvoer toeleggen,
terwijl invoer door hooge tariefmuren werd ver
hinderd, de debiteuren konden dus niet in goederen
betalen en er bleef niets anders te doen dan kapi
talen van Amerika te leenen. Dit kon niet lang
worden voortgezet, want op die manier kwam geen
evenwicht tot stand; uiteindelijk moesten betalin
gen aan Amerika plaats vinden. Waar de normale
manier onmogelijk was gemaakt, vloeide goud naar
het land van den dollar en men zag daar ongekende
goudvoorraden zich ophoopen.
De groote goudvoorraden leidden tot ruime
credietgeving. tot verhooging van prijzen, tot
opvoering van het levenspeil, tenslotte tot wilde
speculatie. Het hooge prijsniveau had intusschen
geen invoer van goederen tengevolge, daartegen
waakten de beweeglijke tarieven, er kwam dus geen
automatisch evenwiohtsherstel. In Europa was
men aanvankelijk door den schijnbaren opbloei
van Amerika meegesleept, men voelde echter
weldra de rem van de oorlogsverarming aan
drukken. Men had aanvankelijk aan geen ver
andering in de maatschappelijke structuur gedacht
en had de in den oorlog verlaten bedrijven weer
opgenomen. De soldaten waren naar het land terug
gegaan om het te bewerken, zooals ze vroeger
hadden gedaan, toen echter de oogsten afkwamen
bleek dat men in andere werelddeelen geleerd had
veel goedkooper te produceeren. De Regeeringen
wilden niet inzien, dat de wereld veranderd was en
dat men zich aan die verandering moest gewennen,
algemeen werden de niet meer rendabele bedrijven
in bescherming genomen, zoodat een overproductie
van landbouwproducten ontstond. Amerika, dat,
zich ingeschoten had op den tarwe-export, zag de
grenzen van de invoerlanden voor zich sluiten en
daarmede begon de misère, want een deel van het
goudrijke dollarland werd meegesleept in de
algemeene Europeesche verarming. De landbouw
gebieden konden eigen producten niet verkoopen
en hielden op, afnemers van industrieproducten te
zijn. Het was voor Amerika onmogelijk den uitvoer
te forceeren naar landen, waarop het zware vorde
ringen had, de debacle zette in. Rijk aan goud,
overvloed van landbouwproducten, toenemende
stilstand van bedrijven, stijgende werkloosheid,
afnemend verkeer daling van de opbrengst der
belastingen.
(Slot op pag. 2).