Historisch Archief 1877-1940
lEURENWEELDE
?',-*'?
f Siie d e lij k MM seum
nan bij Buffa
SSCHAERT
«ld, het wordt bewezen ook,
doorhg bezat, wat een romanticus
ffi. k£E. .hoeden voor weekheid;
'ïezat humor. Deze viïtut .ge in de
traties; in bepaalde teekeningen
? tijdschriften (Kroniek, enz.);
lat bovenal is het belang van
.e teekeningen, van dergelijke
ilraties.
isschien was het voor velen niet
jodig op : zulk element, ook in
er aanwezig, te wijzen.
Matli. Wiegman, bij Buffa
& Zoonen, A'dam
De Suzanna, die zich afdroogt,
en de paar landschappen, die
ge de boschgezichten zoudt
kunnen noemen, zijn ongetwij
feld de beste schilderijen uit
deze verzameling, van werken
van den meest geschakeerd en
der Wiegman's. Zij overtreffen
gemaklijk de overige, een enkele
teekening uitgezonderd. En
waarom doen zij dat, schoon
ge tegen de kleur, vooral van
de Suzanna eenigen onwil eerst
voelt rijzen? De Suzanna, dan,
treft door een bepaalde volheid
van 't volumen. Ge begrijpt hier,
dat zulke volheid, die alleen
van binnen-uit kan worden ge
modelleerd, niet meer ieder
oogenblik bij den schilder kan
ontstaan, en dat het psychi
sche, dat vroeger zoo rijk aan
wezig was in den schilder, en
het picturale toen zoo uitmun
tend steunde, hier zooveel mo
gelijk vervangen is door be
paalde, losser gehouden
visueele elementen. Het strakke der
beste stillevens van Matthieu
Wiegman, de hechtheid van
het samenstel van het schil
derij, het is vervangen door
een losser trant, die ons echter
de vroegere voortreffelijkheid
niet doet vergeten. Onze voor
keur gaat nog steeds naar dat
vroeger werk. Wat de boschge
zichten aangaat, ook daar her
inneren wij ons andere werken,
die onze bewondering gemak
kelijker^ wekten. Er was daar
een vreugde
volle statig
heid, in die
schilderijtjes
hier is meer
een
levendigh ei d, die
vooral in het
spel der lij
nen gelegen
is. Wat de
schilderij en
aangaat, dij
rond de ga
lerij bij Buffa
zijn gehan
gen, wij mis
sen daar te
veel het
innerlijke,wat ons Wiegman's
werk dierbaar maakte.
Het Stilleven bij «oud.
stikker, Amsterdam. Ij
^?Trjhj.t Noorden hoort het
stilleven thtitó' Uöoraatde
menschen meer aangewezen
zijn op het verblijf bin
nenshuis,ontstaat van zelve
natuurlijker en inniger om
gang met de voorwerpen
daarin, en het dralende licht MüTÏUS
Marius Bauer
brengt de voorwerpen dichter bij ons
hart, of doet ze meer sonoor vlammen
in de omhulder lichtval. Dat Holland
dus rijk werd en rijk bleef aan stil
levenschilders, realistische bovenal
maar ook romantische, spreekt van
zelf. Vervolgen we dus onzen om
megang.
Welke werken troffen ons in kamer
drie van onzen tocht? Ik zal alle
bekende namen niet herhalen. Boele
man, de stomme, trof ons door zijn
grijzen, Adriaan van Ostade door de
bruinen; een rijken praal vonden wij
in 346, de Jachttrofee van Jan
Weenix, Kalff's kantige kunde vonden
wij in 172, 173 waar het stille gloeien
van een Oostersch tapijt verrukte
(wie schilderde een Oostersch tapijt
zuiver en inniger dan Vermeei ?),
Pieter Claesz (61) en Heda (131) zijn
de meesters ^an het grijs, dat bij den
Stedelijk Museum
laatste is als een lichtsprankeling.
Eigenaardig is J. D.zn.de Heem's
143 de boeken, die door het gebruik
door menschenhanden zich een
harte-gemeenzaamheid verwierven
(Kamer vier). In Kamer vijf von
den wij er meer, die ons bijbleven.
Bonvin's zwaar-gehanteerde verf
zien wij in zijn schrijfgerei (727)
Daumier's stilleven is niet meer
dan [een schets (75) en hoe ver
schillend van de rijpheid der ma
terie in de Chardin's (48)! DJ
Braekeleer is (zie 33) steeds verwon
derlijk; het is altijd of hij het
nuchterste en 't meest gewone de
buitenhuid af-pelt en daaronder het
mirakel vindt. Verrassend is door
een ietwat stijve helderheid
Weissenbruch's zeldzaam stilleven;
Bakker Korff, de perfecte maar
die breeder kan zijn dan de meesten
Suzanna
Stedelijk Museum