De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 18 maart pagina 16

18 maart 1933 – pagina 16

Dit is een ingescande tekst.

"."*?., l "JU" 16 De Groene Amsterdammer van 18 Maart 1933 No. 2911 Dramatische kroniek Henrik Scholte >'odor's ,,De Kus voor den Spiegel" Centraal Tooneel Het is een stuk naar de mode van den dag: men mag het kaartenhuisje niet aanraken, maar men mag er naar kijken en het voor den duur van de voorstelling voor waar houden. In een behoorlijke vertooning krijgt men dan nog zoo het een en ander mee van die dingen, die zich niet ontleden laten: sensatie en parfum d'amour. Het geheel steunt op een hypothese, die den voozen achtergrond handig maskeert. Een advokaat verdedigt een vriend, die zijn jonge vrouw doodschoot op het oogenblik, dat zij zich voor het bed van haar minnaar ontkleedde. Het was moord en geen doodslag. Eenmaal, voor den spiegel op zijn vrouw toetredend, zag hij haar gezicht dat hard was en haar hand, die hem wegstootte. Toen wist hij, dat zij zich mooi maakte voor een ander. Thuis komend, ziet de advokaat zijn eigen vrouw, de spiegel, haai- gezicht, haar hand en den ander. Zijn wraak is geraffineerd en theatraal. Hij doet zijn vrouw duizend dooden sterven door hypothese en realiteit zoozeer ineen te laten vloeien, dat Pirandello er plezier aan gehad zou hebben (maar Pirandello accepteerde zelden het toeval zoo goed koop) en eindigt met een onvervalschten coup de théatre: tijdens de rechtzitting van de zaak van zijn vriend, die naar den eersten eisch aller sensatie weer eens in optima forma voor het publiek als gezworenen wordt opgevoerd, trekt de advokaat in het vuur van zijn pleidooi zijn revolver: zoo zoudt gij, mijne heeren rechters, zoo zouden alle mannen doen ! Een incident, een gil. In het slot tafereel in de advokatenkamer staat de man voor de consequenties van een duren eed: hij zal thans zijn vrouw moeten dooden. Hij kan het niet meer, omdat hij het in gedachten al zoo dikwijls heeft gedaan. En met dit woord, het eenige werkelijk ware in een stuk vol tooneel- en knaleffecten sluit het stuk, dat slechts bedoelde, als een puur uiter lijk stuk theater" onrust en sensatie, geen over tuiging en waarlijk medeleven in de toeschouwers te weeg te brengen. Het is de ongetwijfeld origineele ommanteling van een der alleroudste tooneelfiguren: de echte lijke ontrouw en de reactie daarvan in den man. Zijn jaloezie wordt niet ontleed: is zij liefde, ge krenkte ijdelheid, een eergevoel naar den trant van een formalistisch toe te passen eerecodex? Noch man noch vrouw hebben eigenlijk een uitgesproken individualiteit, wel een tooneel masker. Zij zijn de spreektrompetten voor een geval, dat ad extremum doorgevoerd, iets krijgt van een sadistische zelf kwelling, waarvan de toeschouwer althans de uiterlijke spanning kan ondergaan, om de geraffineerde vaardigheid van den dialoog en de kunstige doseering van alle soorten effect. Den man kan men zich voorstellen als een oudere. harde, heerschzuchtige en zeer ordentelijk levende figuur, de vrouw heeft geen eigen rol, zij is bezit van den man en derhalve mooi en trouweloos en. hem vreezend, hem vijandig. De scène voor den spiegel heeft meer dan enkel een onmogelijk gezocht parallel met de historie van den vriend: het is een soort scène met een dubbelen bodem, en in dien bodem zit allerlei kleingoed van geraffineerde sen sualiteit, coquetterie en wat men meer voor mooie woorden voor niet al te mooie, maar niettemin zeer natuurlijke zaken zou kunnen verzinnen. Het moet. dunkt mij, in een goede voorstelling vooral duide lijk gemaakt worden, dat het hier niet gaat om een anders zoo allereenvoudigste zaak van de wereld: dat gén vrouw, die haar toilet maakt, het ver draagt dat men haar bespiedt, laat staan dan daarin m<;t zijn mannelijke hebbelijkheden tusschen beide komt. zij moge daarbij zoo trouw zijn als Penelope of zoo onkuisch als de dochter van Herodias. Fodor's stuk is hier onlangs door een Duitsch gezelschap geïntroduceerd, dat ten volle de weliswaar niet 'klassieke kwaliteiten in deze vertooning bracht. In de Nederlandsche transpositie verloor het stuk al deze in tijden van een zoo arm repertoire toch altijd nog dankbaar aanvaarde kwaliteiten. Onzen landaard zijn zulke knaleffecten vreemd: niet zoozeer de aanleiding van het stuk als wel de op lossing, het uitstel van executie en het pathos in beide partijen. Daarbij heeft Laseur het geregis seerd en gespeeld als een soort betoog, niet als een geval. De toon der opvoering was zwaar en voor dit stuk onverdraaglijk eerlijk, op het trouwhartige af. Laseur's eigen rol lag in verschillende scènes uiteen, waarin hij zieh, als iemand die het recht aan zijn zijde had, voortdurend poogde te verman nen. Het is nog maar de vraag of deze man gelijk had, te doen zooals hij deed. Maar het publiek daarvan de overtuiging bij te brengen vraagt een van den grond op ander karakter: een figuur zonder sentimentaliteit en zelfbeklag, een man met een front naar de wereld en een theaterfiguur, waar achter men niet te veel moet willen zoeken, want dan stort zij ineen en wordt het stuk valsch en bijna stuitend. De vrouw van Mary Dresselhuys bleef ver onder de maat: geen physieke verleiding in de spiegelscène, die bij Deutsch en Lil Dagover zoo weergaloos knap was opgebouwd met kleine pauzes, kleine verlangens, kleine raffinementen. En geen ademlooze angst in de voortdurende mar teling, die tot het laatste oogenblik toe het verloop van deze intiigue voor haar moet zijn. Het is jammer, dat niet deze opvoering de reeks successen van het Centraal Tooneel onderbroken is, te meer waar het talent en het samenspel van de hoofdfiguren toch zeker niet uitsluitend bepaald hoeft te worden door het vrij eender genuanceerde werk, dat tot dusverre door hen in dit seizoen werd vertoond. Maar door ook dit geval van puur uiter lijke spanning als een interieur gevoelsconflict te gaan spelen, sloeg men den plank mis en raakte men danig van slag af. Merkwaardig genoeg was er n figuur, die de voorstelling nog voor een deel redde. Kr zwerft door dit stuk een mooi en zuiver gezien type van een constant dronken hulpadvokaat, een mannetjej dat voortdurend met de hand aan den deurknop nog iets wil zeggen en het toch maar niet doet omdat het geen waarde heeft, een cynicus en een verloopen philosoof. En dit type werd gespeeld, door een acteur, die zich min of meer het slacht offer voelde van Laseur's vorige successen: Louis do Uree. Hij speelde het met een gaafheid en een volmaaktheid, die hem -de beste overwinning brachten, die hij op dit oogenblik behalen kon: het bewijs, dat, zoo hij zich al niet in den doorgaans fijner en intollectueeler genuanceerder! comedietrant van Laseur thuis voelt, hij toch nimmer den eerenaam verliezen zal, ras-acteur te zijn en zijn neiging en vakmanschap juist te toonen op een Louis de Bree in de rol van den hulpadvokaat ; oogenblik, dat men hom vergelijkenderwijze bogun hard te vallen. Voor de rest zij nog Joan Itenmielts vermeld, om zijn prachtig gespeelde bekentenis a.]s de onge lukkige vriend en Hie Oilhuys als een chaimarite en sportieve confrère. t_ s*.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl