De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 18 maart pagina 2

18 maart 1933 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

De Groene Amsterdammer van 18 Maart 1933 No. 2911 Het gezag van Nederland als koloniale mogendheid J. Tideman Oud-Gouverneur der Mol ukken \~ationa1e errezaak Op Hr. Ms. ,,I)e Zeven Provinciën" werd het blijkbaar in zwakke hand berustende gezag op ontstellende wijze aangerand. Het betreurens waardige avontuur heeft het, in een kolonie vooral zoo noodige, Staatsgezag ernstig geblameerd. Geen wonder, dat velen zich geroepen voelden daarover hun verontwaardiging te uiten en hun visie te geven op de direct te nemen maatregelen tot herstel van het gezag, zoowel als op de in de toekomst te volgen gedragslijn om herhaling te voorkomen. Om dit laatste te kunnen doen, zoekt men naar diepere oorzaken. Nu eens ziet men die in het voorbeeld van zekere vereenigingen van landsdienaren.... uitwassen van een vorig onverantwoordelijk en slap landsbestuur" 1), dan weer wijst men op het feit, dat Nederland een Koloniale Mogendheid is en ?uitsluitend meester kan blijven in de koloniën uit hoofde van zijn machtspositie, terwijl het waandenkbeeld, dat vreemde landen met vreemde onderdanen geregeerd kunnen worden" en dat onze Oostersche onderdanen onze broeders zijn", on eindig schade heeft gedaan. Men prijst dan een gezagsvoering aan, steunend op een marine, een leger, een bestuurscorps, die alle volkomen be trouwbaar zijn en uit geselecteerd blijkbaar dan geen Oostersch royaal betaald personeel moeten worden samengesteld 2). Aangezien echter niet alle menschen wijs en dus volkomen betrouwbaar" zijn, zal men zich met minder tevreden moeten stellen. Het is juist de kunst te regeeren met de middelen, die voorhanden zijn. In een gevangenis, in een kazerne, in sommige landen met fascistisch of communistisch dictato riaal bestuur is wel niet anders mogelijk, dan uit sluitend op machtsmiddelen berustende gezag voering; in Westersche cultuurstaten is zulks in strijd met het geestelijke cultuurbezit, dat juist de groote waarde der cultuur uitmaakt en dat gezocht moet worden in de vrijheid, welke bestaat uit door eigen wil opgelegde gebondenheid. In die staten moet een Regeering gezag voeren in koloniën met te meer zelfbewustheid op een andere wijze dan Coen, Daendels of Van Heutsz dat deden. Meer malen houdt men hun beeld ten voorbeeld en komt de geest van De Ruyter en Tromp onzen gezagvoerders bij de marine de les lezen. Maar daarbij vergeet men n ding. Zij zijn de groote figuren van het verleden. Die mannen hadden eigen schappen, die ook tegenwoordig eerbied afdwingen, maar zij konden middelen gebruiken, die onze tijd terugwijst. Voor onze koloniën sluit Van Heutsz dat verleden af en het is zijn groote verdienste, dat met en door zijn werk het nieuwe zijn intrede deed. Het krachtig onderdrukken der muiterij heeft allerwege ontspanning gebracht. Hoezeer we daar bij het verlies van menschenlevens betreuren, het ongehoorde, te ver gedreven, kwaad eischte een krachtig, afdoend ingrijpen. Maar thans vragen wij niet om maatregelen van wraak. Het roepen om de doodstraf voor een oproerling of muiter, zooals dat na de relletjes van November 1926 in Indiëgehoord werd, is weerzin wekkend. Wordt in een bepaald geval door het bevoegde gezag de doodstraf opgelegd, dan aan vaarde men dit, zoolang de doodstraf als straf in onze wetten wordt gehandhaafd. Na het onmiddellijke gezagsherstel zal een onder zoek worden ingesteld naar de diepere oorzaken van het verzet; zouden deze kunnen gevonden worden in het feit, dat Nederland zijn koloniale positie handhaaft om Nederlanders nu of in de toekomst vette baantjes te bezorgen" 3) en alleen de moederlandsche belangen te bevorderen, dan zou Indiëhoe eer hoe beter moeten worden prijs gegeven aan anderer gezag. In zulk gewin kan nooit de roeping van Nederland als Koloniale Mogendheid liggen. Hoezeer ook een lange voorge schiedenis van in latere jaren door humaniteitsgedachten getemperde exploitatie ons in den weg staat om vooral jegens de Oostersche volkeren de goede bedoelingen van het huidige koloniaal beleid aannemelijk te maken, de/.e bevatten niettemin de eenigo rechtvaardiging voor een modern koloniaal bewind. De opvatting, die zulk een doel afwijst als onlogisch, huichelachtig en onjuist", 4) getuigt van gebrek aan in7icht. Op dien grond kan alleen de gedragslijn worden getraceerd, die de Nederlandsch Indische Regee ring moet volgen. Zoolang daarmede overeen stemmende beginselen het koloniale beleid beheerschen, is een krachtig gezag, dat niet naar verouderde methoden wordt gehandhaafd, maar in het algemeen aanvaarden door de bevolking zijn basis vindt, mogelijk. Een ieder, die ook maar ten deele met koloniale verhoudingen bekend is en den geest der Westersche cultuur begrijpt, zal dit moeten toegeven en beamen. Doch hoe grooter die kennis, hoe ruimer dat inzicht, hoe meer men het besef zal hebben van de ingewikkelde problemen van grootschen inhoud, die zich voordoen, sinds de in de koloniale volkeren sluimerende vermogens werden gewekt en deze zich ontplooien. Men denke zich de werkelijkheid in. Nederland heeft 00 millioen Oostersche onderdanen, aan wie het brengt moet brengen, omdat het niet anders kan onderwijs en andere Westersche cultuurwaar den ! De arbeid van den Nederlandschen geest heeft aan de Indische volkeren het hooge goed van de persoonlijke vrijheid gebracht, hetgeen hun eigen besturen hun niet hebben kunnen geven. Zouden wij deze volkeren kunnen blijven besturen met machtsmiddelen, die de ontplooiing van alles, wat wij gebracht hebben, belemmeren:' Zouden wij de rechtvaardiging van ons bestuur in Indiëgeweld willen aandoen? Slechts een bekrompen geest kan dat oirbaar achten. In den tegenwoordigen tijd zouden wij koloniën kunnen, noch willen verwerven op de wijze, waarop Indiëons ten deel viel. Evenmin kunnen wij in het belang van de tegenwoordige Nederlanders en de tegenwoordige volkeren van de koloniën zeggen: Nu moeten we maar heengaan". De historie heeft ons met zekere rechten ook plichten opgelegd, die wij moeten vervullen, wil Nederland zijn na tionale taak als Koloniale Mogendheid niet op lafhartige wijze verzaken. We hebben Indiëte besturen. En besturen heeft met de praktijk rekening te houden. We moeten in de overzeesche gewesten den groei der dingen bevorderen, zooals wij dat in ons eigen land doen, en wij zullen de ziekteprocessen, waarmede iedere groei gepaard gaat, met kracht bestrijden een taak, waarin wij in ons eigen moederland wel zeer te kort schieten. Om de beginselen van bestuur over vreemde volkeren te kunnen uitstippelen, hebben we naar de stem dier volkeren te luisteren. We hebben hun medewerking noqdig, ook om functies in bestuur, leger en marine te vervullen. We kunnen hun niet de macht in handen geven zonder ons werk aan vernietiging prijs te geven. Zoolang het noodig is en zoolang Nederland kan en wil regeeren naar de beginselen, die een hooge leidersplicht oplegt, zoolang zullen de Oostersche volkeren het Nederlandsche gezag aanvaarden. Gevaar voor dat gezag kan liggen in onze houding. Zooals Ir. W. F. Staargaard het in zijn brochure: Oost en West" zegt, zal de millioenenmassa in de koloniën het Nederlandsche gezag aanvaarden, zooals blijkt viit den algemeenen wil daartoe, niet voor ieder per soonlijk, maar in de algemeene mentaliteit tot uiting komend. De verhouding wordt dan bepaald Anti-semitisme Pour se disputer, il faut tre d'accord. Wanneer A en B beiden recht beweren te hebben op dezelfde schouwburgplaats, kan hun geschil op eenvoudige wijze tot oplossing worden gebracht, wanneer ze het er maar over eens zijn, dat het nummer van de plaatsbewijzen beslissend is. Maar wanneer A er van uitgaat, dat liet nummer van het plaatsbewijs beslissend behoort te zijn, doch B daarentegen volhoudt, dat wie het eerst op de plaats zat, of wie de sterkste spieren heeft, de rechthebbende is, is iedere discussie a priori tot vruchteloosheid gedoemd. In een maatschappij, die zich in een phase van revolutie bevindt, een maatschappij, waaraan het gemeenschappelijk grondwettelijk en wettelijk bindsel is komen te ontvallen, is dw.e grens van discusïie-mogelijkheid spoedig bereikt. M.:n is aangewezen op zekere algeineene grondbeginselen omtrent wat billijk, zedelijk en rechtvaardig is; maar wanneer een eenigszins sterke groep ook van die grondbeginselen de billijkheid, de zedelijkheid en de rechtvaardigheid ontkent, en andere daar voor in de plaats stelt, ontbreekt iedere basis voor gemeenschappelijk overleg, en rest voor elk der partijen slechts het alternatief: strijd of berusting. Het Duitschc nationaal-socialisme verkondigt met woord en daad de leer, da.t de mensch, die jood is, en omdat hij jood is, minderwaardig is. Het is een leer, die de negatie beteekent van wat tot dusverre werd beschouwd als onaantastbare, voor altijd verworven cultureele grondslagen der moderne samenleving: dat n.l. de zedelijke waarde van iederen mensch wordt bepaald door zijn eigen. individueele persoonlijkheid, en door niets anders; en dat de eenheid der menschheid boven haar gescheidenheid in rassen uitgaat. Pour se disputer, il faut tre d'accord. Tusschen hen, die de waarheid van de zoo juist genoemde cultureele grondslagen aanvaarden, en hen, die haar negeeren, is discussie op dit punt a priori tot nutteloosheid gedoemd. Kr rest slechts, het den Nederlander eerende feit te constateeren, dat binnen zijn landsgrenzen eenstemmig geloof in die waarheid werd uitgesproken. F. G. SOHELTEMA door een soort ,.contrat social" tusschen de kolo niale volken en de Nederlandsche natie. Op deze wijze wordt de aan een Koloniaal bewind opgelegde taak ongetwijfeld buitengewoon zwaar, maar het is een nationale eerezaak, dat de koloniale politiek aan hooge eischen van inter nationaal aanvaarde beginselen voldoet. Er is thans geen machtiger bron van eendrachtig streven voor het Nederlandsche volk denkbaar dan gelegen is in de vervulling van de in zulk een ,,contra! social" vervatte plichten. Moge ons volk in het belang van dat streven de spreuk: Ik zal handhaven" gedenken om tot de plichtsvervulling te komen, die Nederland als Koloniale Mogendheid niet mag verzaken. l) Het Koloniaal Weekblad" van 9 Febr. j.l. pag. 65. De cursiveering is van mij. 2) Koloniale Mogendheid of niet" door K. W. J... Bezemer in ,,De Groene Amsterdammer" van 11 Febr. j.l., waarin de schrijver vergeet, dat de Oostersche volkeren niet onze onderdanen zijn, maar evenals wij onderdanen zijn van den Nederlandschen Staat. 3) Zie het in een vorige noot aangehaalde artikel van Bezemer. 4) Idem. Kon. Meubeltransport-Maatschappij DE GRUYTER & Co, DEN HAAG AMSTERDAM ARNHEM VERHUIZINGEN PER AUTO-TREIN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl